YAMAHA YZF-R1 2001 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2001, Model line: YZF-R1, Model: YAMAHA YZF-R1 2001Pages: 116, PDF Size: 12.75 MB
Page 11 of 116

BESCHRIJVING
2
Aanzicht linkerzijde ............................................................................ 2-1
Aanzicht rechterzijde .......................................................................... 2-2
Schakelaars en instrumenten............................................................. 2-3
D_5jj.book Page 1 Friday, September 8, 2000 3:29 PM
Page 12 of 116

2-1
2
DAU00026
2-BESCHRIJVING Aanzicht linkerzijde1. Stelschroef inveerdemping voorvork (pagina 3-17)
2. Stelschroef uitveerdemping voorvork (pagina 3-17)
3. Stelbout veervoorspanning voorvork (pagina 3-16)
4. Luchtfilterelement (pagina 6-15)
5. Schakelpedaal (pagina 3-10)
6. Stelschroef inveerdemping schokdemper (pagina 3-19)
7. Duozadelslot (pagina 3-14)
8. Stelschroef uitveerdemping schokdemper (pagina 3-19)
9. Bagageriembevestiging (pagina 3-22)
10. Helmbevestigingen (pagina 3-15)
D_5jj.book Page 1 Friday, September 8, 2000 3:29 PM
Page 13 of 116

BESCHRIJVING
2-2
2
Aanzicht rechterzijde11. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
12. Zekeringen (pagina 6-34)
13. Remvloeistofreservoir achterrem (pagina 6-26)
14. Accu (pagina 6-33)
15. Stelring veervoorspanning
schokdemper (pagina 3-18)16. Radiator en koelvloeistofreservoir (pagina 6-12)
17. Remvloeistofreservoir voorrem (pagina 6-25)
18. Oliefilterpatroon (pagina 6-9)
19. Kijkglas motorolieniveau (pagina 6-9)
20. Rempedaal (pagina 3-11)
D_5jj.book Page 2 Friday, September 8, 2000 3:29 PM
Page 14 of 116

BESCHRIJVING
2-3
2
Schakelaars en instrumenten1. Koppelingshendel (pagina 3-10)
2. Schakelaargroep linkerstuurgreep (pagina 3-9)
3. Chokehendel (pagina 3-13)
4. Snelheidsmeterunit (pagina 3-6)
5. Contactslot/stuurslot-unit (pagina 3-1)6. Toerenteller (pagina 3-7)
7. Schakelaargroep rechterstuurgreep (pagina 3-9)
8. Gasgreep (pagina 6-18)
9. Remhendel (pagina 3-11)
D_5jj.book Page 3 Friday, September 8, 2000 3:29 PM
Page 15 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Contactslot/stuurslot-unit ..................................... 3-1
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ........ 3-2
Snelheidsmeterunit .............................................. 3-6
Toerenteller .......................................................... 3-7
Zelfdiagnosesystemen ......................................... 3-7
Antidiefstal-alarm (optie) ...................................... 3-8
Stuurschakelaars ................................................. 3-9
Koppelingshendel .............................................. 3-10
Schakelpedaal ................................................... 3-10
Remhendel ........................................................ 3-11
Rempedaal ........................................................ 3-11
Vuldop brandstoftank ......................................... 3-11
Brandstof ........................................................... 3-12Tankbeluchtingsslang ........................................ 3-13
Chokehendel ..................................................... 3-13
Zadels ............................................................... 3-14
Helmbevestigingen ............................................ 3-15
Opbergcompar timent ........................................ 3-16
Afstellen van de voorvork .................................. 3-16
Afstellen van de schokdemperunit .................... 3-18
Afstemmen van afstellingen voor voor- en
achtervering .................................................... 3-21
Bagageriembevestiging ..................................... 3-22
EXUP-systeem .................................................. 3-22
Zijstandaard ...................................................... 3-23
Startspersysteem .............................................. 3-23
D_5jj.book Page 1 Friday, September 8, 2000 3:29 PM
Page 16 of 116

3-1
3
DAU00027
3-FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00029
Contactslot/stuurslot-unit Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssys-
temen bediend en wordt het stuur vergren-
deld. De diverse standen worden hierna
beschreven.
DAU00036
ON
Alle elektrische systemen worden elek-
trisch gevoed en de motor kan worden ge-
start. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
DAU00038
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU00040
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai hem dan naar de “LOCK”-
stand. Houd de sleutel hierbij inge-
drukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
DW000016
WAARSCHUWING
@ Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de motorfiets
rijdt; elektrische systemen worden dan
afgeschakeld en mogelijk zult u zo de
macht over het stuur verliezen of een
ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de
motorfiets stilstaat voordat u de sleutel
naar “OFF” of naar “LOCK” draait. @1. Drukken.
2. Draaien.
D_5jj.book Page 1 Friday, September 8, 2000 3:29 PM
Page 17 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU01574
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en de achterlichten
en parkeerlichten branden, maar alle overi-
ge elektrische systemen zijn uitgeschakeld.
De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
DCA00043
LET OP:@ Gebruik de parkeerverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken. @
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU00061
Controlelampje “ ” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingescha-
keld.
DAU00057
Controlelampje “ ” richtingaanwij-
zers
Dit controlelampje knippert wanneer de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar de
linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU03284
Controlelampje “ ” voor brandstofni-
veau
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het brandstofniveau daalt tot beneden ca.
3,8 L. Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit van het waarschu-
wingslampje kan via de volgende procedu-
re worden getest.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Als het waarschuwingslampje niet
gaat branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.OPMERKING:@ Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor het circuit van het waarschu-
wingslampje brandstofniveau. (Zie pagina
3-7 voor uitleg over de werking van het zelf-
diagnosesysteem.) @
1. Controlelampje “ ” voor vrijstand
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Controlelampje “ ” richtingaanwijzers
4. Controlelampje “ ” voor brandstofniveau
5. Waarschuwingslampje “ ” voor olieniveau
D_5jj.book Page 2 Friday, September 8, 2000 3:29 PM
Page 18 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAU03285
Waarschuwingslampje “ ” voor olie-
niveau
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit van het waarschu-
wingslampje kan via de volgende procedu-
re worden getest.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Als het waarschuwingslampje niet
gaat branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
OPMERKING:@ Bij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knippe-
ren bij rijden op een helling of bij plotseling
afremmen of optrekken, er is dan echter
geen sprake van een storing. @
DAU03205
Controlelampje koelvloeistoftempera-
tuur “ ”
Dit controlelampje gaat branden als de mo-
tor oververhit raakt. Zet in zo’n geval de mo-
tor onmiddellijk af en geef deze de tijd om af
te koelen.
Het elektrisch circuit van het waarschu-
wingslampje kan via de volgende procedu-
re worden getest.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Als het waarschuwingslampje niet
gaat branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
1. Controlelampje “ ” voor vrijstand
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Controlelampje “ ” richtingaanwijzers
4. Controlelampje “ ” voor brandstofniveau
5. Waarschuwingslampje “ ” voor olieniveau
1. Temperatuurmeter koelvloeistof
2. Controlelampje koelvloeistoftemperatuur
“”
D_5jj.book Page 3 Friday, September 8, 2000 3:29 PM
Page 19 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DC000002
LET OP:@ Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is. @
D_5jj.book Page 4 Friday, September 8, 2000 3:29 PM
Page 20 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
CB-25D
Koelvloeistof-
temperatuurAanduidingen Waarschuwingstekens Toestand/wat te doen
0–39°C De aanduiding “LO” licht op. In orde. U kunt gaan rijden.
40–116°CDe temperatuur wordt aange-
geven.In orde. U kunt gaan rijden.
117–139°CDe temperatuursaanduiding
knippert. Het waarschuwings-
lampje licht op.Stop de motorfiets en laat de motor
stationair draaien tot de koelvloei-
stoftemperatuur daalt.
Als de temperatuur niet daalt, zet u
de motor af. Volg verder de aanwij-
zingen onder “Oververhitting van de
motor” in het storingsoverzicht op
pagina 6-44.
Boven 140°CDe aanduiding “HI” knippert.
Het waarschuwingslampje licht
op.Stop de motor en laat hem afkoelen.
Volg verder de aanwijzingen onder
“Oververhitting van de motor” in het
storingsoverzicht op pagina 6-44.
D_5jj_Functions.fm Page 5 Monday, September 18, 2000 8:48 AM