YAMAHA YZF-R1 2012 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2012, Model line: YZF-R1, Model: YAMAHA YZF-R1 2012Pages: 110, PDF Size: 3.68 MB
Page 71 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
8. Monteer de olieaftapplug met eennieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
9. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11620
●
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
●
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
10. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKINGNadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
LET OP
DCA10401
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat het voertuig controleren
door een Yamaha dealer, zelfs als het
olieniveau in orde is.11. Zet de motor af en wacht een paar mi-
nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
12. Breng de stroomlijnpanelen aan.
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment: Olieaftapplug:43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie: Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid: Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:3.73 L (3.94 US qt, 3.28 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
3.93 L (4.15 US qt, 3.46 Imp.qt)
U1KBD0D0.book Page 14 Monday, July 25, 2011 2:06 PM
Page 72 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU38173
Controleren van het koelvloeistofniveau1. Zet de machine op een vlakke onder- grond en houd deze rechtop.OPMERKING●
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
●
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau inhet reservoir.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan het deksel van het
koelvloeistofreservoir door de bouten
los te halen, open de reservoirdop en
vul koelvloeistof bij tot de merkstreep
voor maximumniveau.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout water,
dit is schadelijk voor de motor. Als
er in plaats van koelvloeistof water is gebruikt, vervang dit dan zo snel
mogelijk door koelvloeistof, anders
is het systeem niet beschermd te-
gen vorst en corrosie. Als er water
aan de koelvloeistof is toegevoegd,
laat dan een Yamaha dealer zo snel
mogelijk het antivriesgehalte van
de koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1
3 2
1. Kap koelvloeistofreservoir
2. Bout
1
2
U1KBD0D0.book Page 15 Monday, July 25, 2011 2:06 PM
Page 73 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
4. Sluit de reservoirdop en breng dan hetdeksel van het koelvloeistofreservoir
aan door de bouten te monteren.
DAU47303
Om de koelvloeistof te verversen1. Zet de machine op een vlakke onder- grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.
2. Verwijder de stroomlijnpanelen B en C. (Zie pagina 6-9.)
3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen. 4. Verwijder de radiatorvuldop.
WAARSCHUWING! Probeer nooitom de radiatorvuldop te verwijde-
ren als de motor warm is.
[DWA10381]
5. Verwijder de aftapplug voor koelvloei- stof en de pakking om het koelsys-
teem af te tappen. 6. Verwijder de kap van het koelvloei-
stofreservoir door de bouten te verwij-
deren en de verwijder vervolgens de
dop van het koelvloeistofreservoir.
1. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
1
1. Radiatorvuldop
1. Aftapplug koelvloeistof
2. Pakking
1
12
1. Kap koelvloeistofreservoir
2. Bout
1. Dop koelvloeistofreservoir
1
2
1
U1KBD0D0.book Page 16 Monday, July 25, 2011 2:06 PM
Page 74 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
7. Verwijder het koelvloeistofreservoirdoor de bouten te verwijderen en keer
dan het reservoir ondersteboven om
het leeg te maken.
8. Spoel het koelsysteem nadat alle koel- vloeistof is uitgestroomd grondig door
met schoon leidingwater.
9. Monteer het koelvloeistofreservoir
door de bouten aan te brengen.
10. Monteer de aftapplug voor koelvloei- stof met een nieuwe pakking en zet de
plug dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment. 11. Giet de aanbevolen koelvloeistof in het
reservoir tot aan de merkstreep voor
maximumniveau en breng dan de dop
van het koelvloeistofreservoir aan.
12. Giet de aanbevolen koelvloeistof in de
radiator totdat deze vol is.
13. Breng de radiatorvuldop aan, start de motor, laat deze een paar minuten sta-
tionair draaien en zet hem dan uit.
14. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig koelvloei-
stof bij tot het niveau boven in de radia-
tor staat en breng dan de
radiatorvuldop aan. 15. Start de motor en controleer dan of er-
gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
16. Monteer het deksel van het koelvloei-
stofreservoir door de bouten aan te
brengen.
17. Breng de stroomlijnpanelen aan.1. Koelvloeistofreservoir
2. BoutAanhaalmoment: Aftapplug koelvloeistof:7 Nm (0.7 m·kgf, 5.1 ft·lbf)
1
2
Mengverhouding antivries/water:1:1
Aanbevolen antivries: Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof: Inhoud radiator (inclusief alle leidin-
gen):2.73 L (2.89 US qt, 2.40 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau): 0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
U1KBD0D0.book Page 17 Monday, July 25, 2011 2:06 PM
Page 75 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
DAU36764
Luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vraag een Yamaha dealer het luchtfil-
terelement te vervangen.
DAU44734
Stationair toerental controleren Controleer het stationair toerental en laat
het indien nodig door een Yamaha dealer
bijstellen.
DAU21384
De vrije slag van de gasgreep
controleren De vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
Stationair toerental:
1150–1250 tpm1. Vrije slag van gasgreep
1
U1KBD0D0.book Page 18 Monday, July 25, 2011 2:06 PM
Page 76 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21775
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10503
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.●
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
●
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):0–90 kg (0–198 lb):Voor:250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter: 290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
90–189 kg (198–417 lb):
Voor:250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Rijden met hoge snelheid: Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter: 290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Maximale belasting*: 189 kg (417 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
U1KBD0D0.book Page 19 Monday, July 25, 2011 2:06 PM
Page 77 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10471
●
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
●
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
●
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-
schappen verkrijgt.
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
WAARSCHUWING
DWA10481
●
Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het
weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
●
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):1.6 mm (0.06 in)
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
U1KBD0D0.book Page 20 Monday, July 25, 2011 2:06 PM
Page 78 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
6
●
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.●
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
●
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn “ingereden”.
Het is dan ook verstandig de eerste
100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
●
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
●
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
DAU21962
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.●
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
●
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Voorband:
Maat:120/70 ZR17M/C (58W)
Fabrikant/model:
MICHELIN/POWER PURE A
DUNLOP/Qualifier II
Achterband:
Maat:190/55 ZR17M/C (75W)
Fabrikant/model:
MICHELIN/POWER PURE
DUNLOP/Qualifier II
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
U1KBD0D0.book Page 21 Monday, July 25, 2011 2:06 PM
Page 79 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
6
DAU33891
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.0–15.0 mm (0.39–0.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
Draai de stelbout van de koppelingsspeling
op de koppelingshendel richting (a) voor
meer vrije slag van de koppelingshendel.
Draai de stelbout richting (b) voor minder
vrije slag van de koppelingshendel.
OPMERKINGGa als volgt te werk als op de hierboven be-
schreven werkwijze de voorgeschreven
vrije slag van de koppelingshendel niet
wordt gehaald.1. Draai de stelbout bij de koppe-lingshendel richting (a) om de koppe-
lingskabel losser te stellen.
2. Draai de borgmoer bij het carter los.
3. Draai de stelmoer van de koppelings- speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelmoer richting (b) voor minder vrije
slag van de koppelingshendel.
4. Draai de borgmoer aan.
DAU37913
Vrije slag van remhendel contro-
leren Aan het uiteinde van de remhendel mag
geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch
een vrije slag is, laat dan een Yamaha
dealer het remsysteem inspecteren.
WAARSCHUWING
DWA14211
Een zacht of sponzig gevoel in de rem-
hendel kan betekenen dat er lucht in het
hydraulisch systeem aanwezig is. Als er
lucht in het hydraulisch systeem zit, laat
dan het systeem door een Yamaha
dealer ontluchten voordat de machine
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op de
1. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
2. Vrije slag van koppelingshendel
1. Borgmoer
2. Stelmoer voor vrije slag van de koppe- lingshendel
1
2
(a) (b)
1. Geen vrije slag remhendel
1
U1KBD0D0.book Page 22 Monday, July 25, 2011 2:06 PM
Page 80 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
6
remwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg.
DAU22273
Remlichtschakelaars Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal en de remhendel, moet oplich-
ten nét voordat de remmen aangrijpen. Stel
de remlichtschakelaar achter indien nodig
als volgt af. De remlichtschakelaar voor
dient te worden afgesteld door een Yamaha
dealer.
Verdraai de stelmoer van de achterste rem-
lichtschakelaar en houd daarbij de remlicht-
schakelaar vast. Draai de stelmoer in de
richting (a) om het remlicht eerder te laten
branden. Draai de stelmoer in de richting (b)
om het remlicht later te laten branden.
DAU22392
Controleren van voor- en achter-
remblokken De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU43062
Remblokken voorrem
De remklauwen van de voorrem zijn voor-
zien van twee rembloksets.
Elk voorremblok heeft één of twee slijtage-
indicatorgroeven, zodat het remblok op slij-
tage kan worden gecontroleerd zonder de
rem te hoeven demonteren. Let op de slijta-
ge-indicatorgroeven om de remblokslijtage
te controleren. Wanneer een remblok zover
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1
(a) (b)
2
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
1
1
U1KBD0D0.book Page 23 Monday, July 25, 2011 2:06 PM