YAMAHA YZF-R3 2019 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2019, Model line: YZF-R3, Model: YAMAHA YZF-R3 2019Pages: 96, PDF Size: 6.17 MB
Page 21 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-7
3
display in op een brandstofverbruiksi-
tem en houd dan de “SELECT”-toets
een seconde lang ingedrukt.
Alle rittellers kunnen handmatig wor-
den teruggesteld. Stel om een ritteller
terug te stellen het display in op de be-
treffende ritteller en houd dan de “RE-
SET”-toets een seconde lang
ingedrukt.
Als het laatste segment van de brand-
stofniveaumeter begint te knipperen,
wisselt de weergave naar de brand-
stofreserve-ritteller “TRIP F” en wordt
de afgelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. De brandstofreserve-rit-
teller wordt automatisch teruggesteld
en verdwijnt zodra u na het tanken 5
km (3 mi) hebt gereden.
OPMERKING
De rittellers worden teruggesteld en
blijven tellen nadat 9999.9 is bereikt.
De kilometerteller kan niet worden te-
ruggesteld en wordt bij 999999 ver-
grendeld.
Weergave huidig brandstofverbruik
De weergave van het huidige brandstofver-
bruik kan worden ingesteld op “km/L” of
“L/100 km”, of op “MPG” wanneer mijlen
worden gebruikt.“km/L”: De afstand die onder de huidi-
ge rijomstandigheden kan worden af-
gelegd met 1.0 L brandstof wordt
weergegeven.
“L/100 km”: De hoeveelheid brandstof
die nodig is om onder de huidige rij-
omstandigheden 100 km af te leggen
wordt weergegeven.
“MPG”: De afstand die onder de huidi-
ge rijomstandigheden kan worden af-
gelegd met 1.0 Imp.gal brandstof
wordt weergegeven.
OPMERKING
Bij snelheden onder 20 km/h (12 mi/h)
Weergave gemiddeld brandstofverbruik
De weergave van het gemiddelde brand-
stofverbruik kan worden ingesteld op
“AVE_ _._ km/L” of “AVE_ _._ L/100 km”, of
“AVE_ _._ MPG” wanneer mijlen worden
gebruikt.
“AVE_ _._ km/L”: De gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op 1.0
L brandstof wordt weergegeven.
“AVE_ _._ L/100 km”: De gemiddelde
hoeveelheid brandstof die nodig is om
100 km af te leggen wordt weergege-
ven.
“AVE_ _._ MPG”: De gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op
1.0 Imp.gal brandstof wordt weerge-
geven.
1. Weergave huidig brandstofverbruik
MPH
1
1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik
MPH
1
UB7PD0D0.book Page 7 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 22 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-8
3
OPMERKING
Om de weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik terug te stellen,
stelt u deze in als weergave-item en
houdt u vervolgens de “RESET”-toets
een seconde lang ingedrukt.
Nadat u de weergave voor gemiddeld
brandstofverbruik hebt teruggesteld,
wordt “_ _._” weergegeven totdat 1
km (0.6 mi) met de machine is gere-
den.
Olieverversingskilometerteller
De ritteller voor olieverversing toont de af-
gelegde afstand sinds de motorolie voor
het laatst werd ververst. De indicator olie-
verversing “OIL” knippert zodra de eerste
1000 km (600 mi) zijn afgelegd en na 5000
km (3000 mi). Vervolgens gaat de indicator
om de 5000 km (3000 mi) knipperen om u
eraan te herinneren dat de motorolie moet
worden ververst.
Nadat de motorolie is ververst, moeten de
ritteller voor olieverversing en de indicator
olieverversing worden teruggesteld. Om ze
terug te stellen, selecteert u de ritteller voor
olieverversing en houdt u de “RESET”-
toets een seconde lang ingedrukt. Houd
vervolgens terwijl “OIL” en de ritteller voor
olieverversing knipperen de “RESET”-toets
opnieuw drie seconden ingedrukt.
OPMERKING
Ook als u de olie ververst voordat de indi-
cator olieverversing verschijnt, moet u de
ritteller voor olieverversing terugstellen. An-
ders zal de indicator olieverversing te vroeg
verschijnen.
Schakelcontrolelampje
Het schakelcontrolelampje heeft vier instel-
lingen die kunnen worden aangepast.
Knipperpatroon: zet het controlelamp-
je aan of uit, en selecteer hoe het con-
trolelampje moet oplichten als het op
aan is ingesteld.
Activeringspunt: selecteer het motor-
toerental waarbij het controlelampje
wordt geactiveerd.
Deactiveringspunt: selecteer het mo-
tortoerental waarbij het controlelamp-
je wordt gedeactiveerd.
Helderheid: stel de helderheid van het
controlelampje in.
Om het schakelcontrolelampje in te stellen
1. Zet het contact uit.
2. Houd de “SELECT”-toets ingedrukt.
3. Zet het contact aan en laat de “SE-
LECT”-toets na vijf seconden los. Het
schakelcontrolelampje kan nu worden
ingesteld.
1. Indicator olieverversing “OIL”
2. Ritteller olieverversing
MPH
12
1. Schakelcontrolelampje
2. Weergave helderheidsniveau
MPH
21
UB7PD0D0.book Page 8 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 23 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-9
3
Om het knipperpatroon in te stellen
1. Druk op de “RESET”-toets om een
van de volgende knipperpatroonin-
stellingen te kiezen:
Aan: het controlelampje blijft na
activering branden. (Deze instel-
ling is geselecteerd wanneer het
controlelampje aan blijft.)
Knipperen: het controlelampje
knippert na activering. (Deze in-
stelling is geselecteerd wanneer
het controlelampje vier keer per
seconde knippert.)
Uit: het controlelampje is gede-
activeerd, m.a.w. het gaat niet
branden of knipperen. (Deze in-
stelling is actief wanneer het con-
trolelampje één keer per twee
seconden knippert.)
2. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde knipperpatroon te be-
vestigen. Het schakelcontrolelampje
wisselt naar de instelfunctie van het
activeringspunt.
De toerenteller geeft de huidige tpm-instel-
ling voor het activeringspunt en het deacti-
veringspunt aan.
Om het activeringspunt in te stellen
OPMERKING
Het activeringspunt voor het schakelcon-
trolelampje kan worden ingesteld tussen
7000 tpm en 13500 tpm. Van 7000 tpm tot
12000 tpm kan het controlelampje worden
ingesteld in stappen van 500 tpm. Van
12000 tpm tot 13500 tpm kan het controle-
lampje worden ingesteld in stappen van
200 tpm.
1.
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.2.
geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie wisselt naar
de instelling van het deactiverings-
punt.
Om het deactiveringspunt in te stellen
OPMERKING
Het deactiveringspunt voor het scha-
kelcontrolelampje kan worden inge-
steld tussen 7000 tpm en 13500 tpm.
Van 7000 tpm tot 12000 tpm kan het
controlelampje worden ingesteld in
stappen van 500 tpm. Van 12000 tpm
tot 13500 tpm kan het controlelampje
worden ingesteld in stappen van 200
tpm.
Denk eraan dat het deactiveringspunt
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan het activeringspunt, an-
ders zal het schakelcontrolelampje
niet gaan branden.
1. Druk op de toets “RESET” om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het
geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie wisselt naar
de instelling van de helderheid.
Om de helderheid in te stellen
1. Druk op de “RESET”-toets om de ge-
wenste helderheid van het schakel-
controlelampje te kiezen.
2. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde helderheidsniveau te
bevestigen. De instelfunctie voor het
schakelcontrolelampje wordt afgeslo-
ten en het multifunctionele display
keert terug naar de standaardweerga-
ve.
UB7PD0D0.book Page 9 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 24 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-10
3
DAU1234M
Stuurschakelaars
Links
Rechts
DAU12362Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
OPMERKING
Als de dimlichtschakelaar is ingesteld
op Ž, heeft de lichtsignaalschakelaar
geen effect.
DAU85410Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
OPMERKING
Als de schakelaar op dimlicht wordt inge-
steld, gaan beide koplampen op dimlicht
branden.
Als de schakelaar op grootlicht wordt inge-
steld, gaan beide koplampen op grootlicht
branden.
DAU12461Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU68270Startschakelaar/noodstopschakelaar “
//”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en schuift u
de schakelaar vervolgens naar “ ”. Zie
pagina 5-2 voor startinstructies voordat u
de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAUN2210Alarmverlichting schakelt naar “ /OFF”
De alarmverlichting (gelijktijdig knipperen
van alle richtingaanwijzers) wordt gebruikt
in een noodgeval, bijvoorbeeld om andere
verkeersdeelnemers te waarschuwen als
uw machine stilstaat in een mogelijk ge-
vaarlijke verkeerssituatie.
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
1. Startschakelaar/noodstopschakelaar “ /
/”
2. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1
2
3
4
1
2
/
UB7PD0D0.book Page 10 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 25 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-11
3
Zet deze schakelaar op “ ” om de alarm-
lichten in te schakelen. Zet deze schakelaar
op “OFF” om de alarmverlichting uit te
schakelen.
LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
DAU12822
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek de hendel
naar het stuur toe om de koppeling te ont-
koppelen. Laat de hendel los om de koppe-
ling te laten aangrijpen. Voor een soepele
werking van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam wor-
den losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-23.)
1. Koppelingshendel
1
UB7PD0D0.book Page 11 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 26 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-12
3
DAU12876
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor. Beweeg het scha-
kelpedaal omhoog om te schakelen naar
een hogere versnelling. Beweeg het scha-
kelpedaal omlaag om te schakelen naar
een lagere versnelling. (Zie pagina 5-3.)
DAU12892
Remhendel
De remhendel bevindt aan de rechterzijde
van het stuur. Trek de hendel naar gas-
greep toe om de voorrem te bekrachtigen.
1. Schakelpedaal
1
1. Remhendel
1
UB7PD0D0.book Page 12 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 27 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-13
3
DAU12944
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU63040
ABS
Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING
Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid en wanneer u de rem-
hendel of het rempedaal licht bedient,
kan een trilling in de hendel of het pe-
daal voelbaar zijn. Dit duidt niet op een
storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
1. Rempedaal
1
UB7PD0D0.book Page 13 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 28 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-14
3
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
DAU13076
Tankdop
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
Duw de brandstoftankdop omlaag terwijl
de sleutel nog in het slot zit. Draai de sleutel
1/4 slag linksom, neem de sleutel uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING
De tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstof-
lekkage ontstaat brandgevaar.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
12
1
2
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1 2
UB7PD0D0.book Page 14 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 29 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-15
3
DAU13222
Brandstof
Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU79080
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
21
Voorgeschreven brandstof:
Normale loodvrije benzine (gasohol
[E10] acceptabel)
Inhoud brandstoftank:
14 L (3.7 US gal, 3.1 Imp. gal)
Brandstofreserve:
3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal)
UB7PD0D0.book Page 15 Friday, September 14, 2018 2:05 PM
Page 30 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-16
3OPMERKING
Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer bij het tanken of het vulpi-
stool dezelfde markering draagt.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 95 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk.
Door loodvrije benzine te gebruiken gaan
bougies langer mee en blijven de onder-
houdskosten beperkt.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.
DAU79161
Overloopslang brandstoftank
OPMERKING
Zie pagina 6-9 voor informatie over de be-
luchtingsslang.
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de over-
loopslang van de brandstoftank.
Controleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de over-
loopslang van de brandstoftank niet
verstopt is en reinig indien nodig.
Zorg dat de overloopslang van de
brandstoftank buiten het stroomlijn-
paneel is geplaatst.
E5E10
1. Overloopslang brandstoftank
2. Tankbeluchtingsslang
21
UB7PD0D0.book Page 16 Friday, September 14, 2018 2:05 PM