Abarth Grande Punto 2007 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2007, Model line: Grande Punto, Model: Abarth Grande Punto 2007Pages: 210, PDF Size: 3.42 MB
Page 51 of 210

50
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
REGENSENSOR
(indien aanwezig)
De regensensor bevindt zich achter de
binnenspiegel en staat in contact met de
voorruit. De sensor zorgt ervoor dat de
frequentie van de slagen van de ruiten-
wissers, tijdens het wissen met interval,
automatisch wordt aangepast aan de hoe-
veelheid regen op de ruit.
BELANGRIJK Houd de ruit in de omge-
ving van de sensor schoon.
Inschakelen
Plaats de draaiknop van de rechter hendel
in stand ≤fig. 37.
Als de regensensor wordt ingeschakeld,
maken de ruitenwissers 1 slag.
In het setup-menu kan de gevoeligheid van
de regensensor worden verhoogd.
Als de gevoeligheid van de regensensor
verhoogd wordt, maken de ruitenwissers
1 slag.
Als de ruitensproeiers worden bediend bij
ingeschakelde regensensor, werkt het nor-
male reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automatische
werking. Uitschakelen
Plaats de draaiknop van de hendel in stand
≤
fig. 37
of draai de contactsleutel in
stand STOP.
Als de motor daarna wordt gestart (sleu-
tel in stand MAR), schakelt de regensen-
sor niet weer in, ook niet als de draaiknop
in stand ≤fig. 37
is blijven staan. Om
de regensensor weer in te schakelen,
moet de draaiknop van stand ≤in een
andere stand worden gezet en vervolgens
weer in stand ≤.
Als de regensensor op deze wijze opnieuw
wordt ingeschakeld, maken de ruitenwis-
sers ten minste 1 slag, ook bij een droge
ruit.
De regensensor is in staat om de volgen-
de omstandigheden te herkennen en zijn
gevoeligheid hieraan aan te passen:
❒vuil op het controle-oppervlak
(zoutaanslag, vuil enz.);
❒verschil tussen dag en nacht.
BELANGRIJK Door waterstrepen kunnen
de ruitenwissers ongewenst inschakelen.
“Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelen de ruiten-
sproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve se-
conde aangetrokken houdt, dan worden
in een beweging de ruitenwissers/-sproei-
ers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, maken de ruiten-
wissers nog 3 slagen.
Na 6 seconden volgt nog een extra reini-
gingsslag.
Page 52 of 210

51
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER
fig. 38
Deze werken uitsluitend als de contact-
sleutel in stand MARstaat.
De werking stopt als de hendel wordt los-
gelaten.
Als u de draaiknop van stand Oin stand
'zet, dan werkt de achterruitwisser als
volgt:
❒in intervalstand als de ruitenwissers
voor niet zijn ingeschakeld;
❒synchroon (met de helft van de fre-
quentie van de ruitenwissers voor) als
de ruitenwissers voor zijn ingeschakeld;
❒continu als de achteruit is ingeschakeld. Gebruik de achterruitwisser
niet om opgehoopte sneeuw
of ijs van de achterruit te ver-
wijderen. In die omstandig-
heden grijpt, als de achterruitwisser te
zwaar wordt belast, de beveiliging in, die
ervoor zorgt dat de wisser enkele
seconden wordt uitgeschakeld. Als hier-
na de werking niet wordt hervat (ook na
een herstart van de auto met de con-
tactsleutel), wendt u dan tot de Abarth-
dealer.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers voor
de achteruit inschakelt, gaat automatisch
ook de achterruitwisser continu wissen.
Als u de hendel naar het dashboard duwt
(onvergrendelde stand), schakelt de ach-
terruitsproeier in.
Als u de hendel langer dan een halve
seconde naar het dashboard geduwd
houdt, schakelt ook de achterruitwisser
in.
Als u de hendel loslaat, wordt het intelli-
gente wis-/wasprogramma ingeschakeld,
zoals bij de ruitenwissers voor.
fig. 38F0M0218m
Page 53 of 210

52
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
CRUISE-CONTROL
(snelheidsregelaar)
(indien aanwezig)
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waar-
door de auto (bij een snelheid boven 30
km/h) op lange, rechte en droge trajec-
ten en bij weinig verandering in de rij-om-
standigheden (bijv. snelwegen), met een
constante en vooraf ingestelde snelheid
blijft rijden zonder het gaspedaal te hoe-
ven bedienen. Het gebruik van dit systeem
biedt geen voordelen in druk verkeer. Ge-
bruik dit systeem niet in de stad. SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai de draaiknop
A-fig. 39in stand
ON.
Het systeem kan niet worden ingescha-
keld in de 1eversnelling of de achteruit.
Het is raadzaam het systeem in te scha-
kelen bij een versnelling die gelijk of hoger
is dan de 4
e.
Op afdalingen kan bij ingeschakelde crui-
se-control de snelheid iets oplopen ten
opzichte van de opgeslagen snelheid.
Het systeem is ingeschakeld als het lamp-
je
Übrandt en op het instrumentenpaneel
het betreffende bericht verschijnt (indien
aanwezig). SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒zet de draaiknop
A-fig. 39in stand
ON en trap het gaspedaal in totdat de
auto met de gewenste snelheid rijdt;
❒plaats de hendel ten minste 1 seconde
omhoog (+ ) en laat vervolgens de hen-
del los: de snelheid van de auto is op-
geslagen en het gaspedaal kan worden
losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan
de snelheid simpel verhoogd worden door
het intrappen van het gaspedaal: als u daar-
na het gaspedaal loslaat, wordt terugge-
keerd naar de opgeslagen snelheid.
fig. 39F0M0064m
Page 54 of 210

53
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door bij-
voorbeeld het intrappen van het rem- of
koppelingspedaal, kan de opgeslagen snel-
heid op de volgende manier worden op-
geroepen:
❒geef geleidelijk gas, totdat de snelheid
ongeveer gelijk is aan de opgeslagen
snelheid;
❒schakel de versnelling in die ingescha-
keld was op het moment van het op-
slaan van de snelheid;
❒druk op de knop RES B-fig. 39.
OPGESLAGEN SNELHEID
VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒trap het gaspedaal in en sla vervolgens
de nieuwe snelheid op;
of
❒plaats de hendel omhoog ( +).
Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt de snelheid iets verhoogd (onge-
veer 1 km/h). Als de hendel omhoog
wordt gehouden, verandert de snelheid
traploos. OPGESLAGEN SNELHEID
VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❒schakel het systeem uit en sla vervol-
gens de nieuwe snelheid op;
of
❒plaats de hendel omlaag (– ) totdat de
nieuwe snelheid is bereikt die automa-
tisch wordt opgeslagen.
Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt de snelheid iets verlaagd (ongeveer
1 km/h). Als de hendel omlaag wordt ge-
houden, verandert de snelheid traploos.
SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem kan als volgt door de be-
stuurder worden uitgeschakeld:
❒draai de draaiknop Ain stand OFF;
❒zet de motor uit;
❒trap het rempedaal in;
❒trap het koppelingspedaal in;
❒trap het gaspedaal in; in dit geval wordt
het systeem niet werkelijk uitgescha-
keld, maar heeft het acceleratie-verzoek
voorrang op het systeem; de cruise-con-
trol blijft ingeschakeld en het systeem
stelt, na de acceleratie, de hiervoor op-
geslagen snelheid weer in, zonder dat de
knop RES B-fig. 39 ingedrukt hoeft te
worden.
Het systeem schakelt in de volgende ge-
vallen automatisch uit:
❒als het ABS of ESP in werking treedt;
❒als de snelheid van de auto onder de
vastgestelde limiet komt;
❒als er een storing in het systeem is.
Als de cruise-control tijdens
het rijden is ingeschakeld, zet
dan nooit de versnellingspook in de
vrijstand.
ATTENTIE
Bij een storing of een afwij-
kende werking van de cruise-
control, moet de draaiknop A in stand
OFF worden gezet. Laat het systeem
door de Abarth-dealer controleren.
ATTENTIE
Page 55 of 210

54
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
MET SPOTJES
Met de schakelaar A-fig. 40kunnen de
plafondlampjes worden in- en uitgescha-
keld.
Met de schakelaar A-fig. 40in het midden,
worden de lampjes Cen Din-/uitgescha-
keld bij het openen/sluiten van de voor-
portieren.
Met de schakelaar A-fig. 40 naar links ge-
drukt, blijven de lampjes C en Daltijd uit-
geschakeld.
Met de schakelaar A-fig. 40 naar rechts ge-
drukt, blijven de lampjes Cen Daltijd in-
geschakeld.
Het inschakelen/doven van de verlichting
gaat geleidelijk.
Met de schakelaar B-fig. 40bedient u de
spotjes; bij uitgeschakelde plafondverlichting
wordt met de schakelaar:
❒in linker stand, het spotje Cingescha-
keld;
❒in rechter stand, het spotje Dinge-
schakeld. BELANGRIJK Controleer voordat u de
auto verlaat of beide schakelaars in de
middelste stand staan. Op deze manier
zullen de lampjes van de plafondverlichting
doven bij het sluiten van de portieren, en
voorkomt u dat de accu ontlaadt.
Als de schakelaar in de rechter stand is
blijven staan, schakelt de verlichting 15 mi-
nuten na het uitzetten van de motor au-
tomatisch uit.
Brandduurregeling van de
plafondverlichting
Om het in- en uitstappen vooral in het
donker te vergemakkelijken, zijn er 2
brandduurregelingen (bepaalde uitvoerin-
gen).
fig. 40F0M0065m
BRANDDUURREGELING BIJ HET INSTAPPEN
De plafondlampjes gaan op de volgende
manier branden:
❒ongeveer 10 seconden bij het ontgren-
delen van de voorportieren;
❒ongeveer 3 minuten bij het openen van
een portier;
❒ongeveer 10 seconden bij het vergren-
delen van de portieren.
De werking van de brandduurregeling
wordt onderbroken als de contactsleutel
in stand MARwordt gedraaid.
B
RANDDUURREGELING BIJ HET UITSTAPPEN
Als de contactsleutel uit het start-/con-
tactslot wordt verwijderd, gaan de pla-
fondlampjes op de volgende manier bran-
den:
❒ongeveer 10 seconden binnen 2 minu-
ten na het uitzetten van de motor;
❒ongeveer 3 minuten bij het openen van
een portier;
❒ongeveer 10 seconden bij het sluiten
van een portier.
De brandduurregeling schakelt automa-
tisch uit als de portieren worden ver-
grendeld.
Page 56 of 210

55
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BEDIENINGSORGANEN
WAARSCHUWINGS-
KNIPPERLICHTEN fig. 43
Druk op de schakelaar A, ongeacht de
stand van de contactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, branden
de lampjes
Îen ¥op het instrumen-
tenpaneel.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
schakelaar.
Het gebruik van de waarschuwingsknip-
perlichten is afhankelijk van de wetgeving
van het land waarin u zich bevindt. Houdt
u aan de voorschriften.fig. 41F0M0068m
fig. 42F0M0176m
BAGAGERUIMTEVERLICHTING
fig. 41
De verlichting (indien aanwezig) schakelt
automatisch in of uit als u de achterklep
opent of sluit.
INSTAPVERLICHTING fig. 42
De verlichting Ain de portieren gaat bran-
den als het portier wordt geopend, on-
geacht de stand van de contactsleutel. MISTLAMPEN fig. 44
Druk bij ingeschakelde buitenverlichting
op knop
5.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
5branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
knop.
Het gebruik van de mistlampen is afhanke-
lijk van de wetgeving van het land waarin u
zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
fig. 43F0M073Ab
fig. 44F0M0070m
Page 57 of 210

56
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
MISTACHTERLICHT fig. 45
Druk op knop 4 . Het mistachterlicht
werkt alleen als het dimlicht of de buiten-
verlichting en mistlampen voor (indien
aanwezig) zijn ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje 4branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
knop of schakel het dimlicht en/of de mist-
lampen voor (indien aanwezig) uit.
Het gebruik van het mistachterlicht is af-
hankelijk van de wetgeving van het land
waarin u zich bevindt. Houdt u aan de voor-
schriften.
PARKEERVERLICHTING
Draai met de sleutel in stand STOPof
met uitgenomen sleutel de draaiknop van
de linker hendel eerst in stand Oen ver-
volgens in stand
6of 2.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
3branden.
fig. 45F0M0071m
SPORT-BOOST-FUNCTIE
fig. 46
Druk op de knop A voor inschakeling van
de “SPORT BOOST ”-functie (zie de pa-
ragraaf “SPORT-BOOST-FUNCTIE” in dit
hoofdstuk). Als de functie is ingeschakeld,
dan wordt op het instrumentenpaneel het
lampje “SPORT” verlicht. Druk nogmaals
op de knop om deze functie uit te scha-
kelen.
fig. 47F0M0038mfig. 46F0M074Ab
ACHTERRUITVERWARMING
fig. 47
Druk op de knop A voor inschakeling. Bij
ingeschakelde achterruitverwarming zorgt
een tijdschakeling ervoor dat de verwar-
ming na ongeveer 20 minuten uitschakelt.
Page 58 of 210

57
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Portierontgrendeling bij een
ongeval
Bij een ongeval waarbij de brandstof-
noodschakelaar in werking treedt, wor-
den de portieren automatisch ontgrendeld
zodat het interieur van de auto van bui-
tenaf bereikt kan worden. Gelijktijdig gaat
ook de plafondverlichting branden. U kunt
de portieren echter altijd van binnenuit
openen met behulp van de daarvoor be-
stemde bedieningshendels.
Als u na het ongeval geen brandstoflek-
kage waarneemt en de auto kan nog ver-
der rijden, schakel dan de brandstof-
noodschakelaar weer in, volgens de hier-
na beschreven procedure.
PORTIERVERGRENDELING
fig. 48
U kunt de centrale portiervergrendeling
inschakelen door de knop
Aop de mid-
denconsole in te drukken, onafhankelijk
van de stand van de contactsleutel.BRANDSTOFNOOD-
SCHAKELAAR
De auto is uitgerust met een brandstof-
noodschakelaar. De schakelaar springt
omhoog bij een ongeval, waardoor de toe-
voer van brandstof wordt gestopt en de
motor afslaat.
Hierdoor wordt brandstoflekkage bij
leidingbreuken voorkomen.
BELANGRIJK Vergeet niet na een botsing
de sleutel uit het contactslot te nemen om
te voorkomen dat de accu ontlaadt.
Als de brandstofnoodschakelaar is inge-
schakeld, verschijnt het bericht “FPS on”
op het digitale display.
Op het multifunctionele display verschijnt
het bericht “Brandstofnoodschakelaar in-
geschakeld zie instructieboekje”.
fig. 48F0M076Ab
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of merkt
dat het brandstofsysteem lekt, druk
dan de schakelaar niet weer terug,
zodat brand wordt voorkomen.
ATTENTIE
Als de centrale portierver-
grendeling vanuit het interieur
van de auto is ingeschakeld en na een
ongeval de brandstofnoodschakelaar
niet de automatische portierontgren-
deling heeft kunnen inschakelen, dan
kan het interieur niet van buitenaf be-
reikt worden. Het van buitenaf openen
van de portieren hangt bovendien af
van de staat van de portieren na een
ongeval: als een portier beschadigd is,
kan het mogelijk niet worden geopend.
Probeer in dat geval de andere portie-
ren van de auto te openen.
ATTENTIE
Page 59 of 210

58
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 51F0M0077m
fig. 50F0M012Ab
fig. 52F0M0078m
INTERIEURUITRUSTING
DASHBOARDKASTJE
fig. 50-51
Trek aan de handgreep A-fig. 50om het
dashboardkastje te openen.
In het dashboardkastje bevindt zich een
documentenvak A-fig. 51.
OPBERGVAKKEN
Het opbergvak A-fig. 52 bevindt zich in
het dashboard, links van het stuurwiel.
Brandstofnoodschakelaar weer
inschakelen
Voordat u de brandstofnood-
schakelaar weer inschakelt,
moet zorgvuldig worden gecontroleerd
of er geen brandstoflekkage is.
ATTENTIE
Druk om de brandstofnoodschakelaar
weer in te schakelen op de knop A-fig.
49.
fig. 49F0M0174m
Page 60 of 210

59
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ARMSTEUN VOOR MET
OPBERGVAK
(indien aanwezig)
Tussen de voorstoelen is bij enkele
uitvoeringen een armsteun geplaatst
A-fig. 55.
Om de armsteun te gebruiken, moet u de
steun omlaag duwen zoals afgebeeld in
fig. 55. Als u de knop A-fig. 56
indrukt, kunt u
het bovenste gedeelte van de armsteun
omhoogklappen en het vak B gebruiken.
Met de hendel Ckunt u de armsteun in
een lagere stand zetten dan de normale
gebruiksstand.
fig. 53F0M0080mfig. 55F0M013Abfig. 56F0M014Ab
fig. 54F0M0081m
HANDSCHOENENVAK
Het vak A-fig. 53 bevindt zich in de tun-
nelconsole voor de handrem.
VAKKEN ACHTER fig. 54
In ieder portier bevindt zich een op-
berg/documentenvak.