Alfa Romeo 4C 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2021, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2021Pages: 156, PDF Size: 3.36 MB
Page 21 of 156

19
Tijdschakeling bij het uitstappen
Als de sleutel uit het contactslot wordt
verwijderd, gaat de plafondverlichting
op de volgende manieren branden:
❒ ongeveer 10 seconden, als de sleutel
binnen 2 minuten na het uitschakelen van
de motor wordt verwijderd;
❒ ongeveer 3 minuten wanneer een van
de portieren wordt geopend;
❒ ongeveer 10 seconden wanneer een
van de portieren wordt gesloten.
De tijdsregeling stopt automatisch
wanneer de portieren vergrendeld
worden.
RUITENSPROEIER / -WISSER
Werkt alleen met de contactsleutel in de
stand MAR.
Werking
12) 13)
Draaischakelaar 1 fig. 18 kan in de
volgende standen gezet worden:
å ruitenwissers uit;
wissen met interval;
langzaam continu wissen;
snel continu wissen.
18A0L0021
Zet de hendel omhoog (onstabiele stand)
om de tijdelijke snelle wisstand in te
schakelen. Bij het loslaten keert de
hendel terug naar de beginstand en
wordt de werking van de ruitenwissers
automatisch afgebroken.
Met draaischakelaar 1 fig. 18 in stand
, wordt de wissnelheid automatisch
aan de voertuigsnelheid aangepast.
12)Gebruik de ruitenwisser niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld.
Als de ruitenwisser hierna niet meer
werkt (ook niet nadat de auto opnieuw
gestart is met de sleutel), contact
opnemen met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
13)Schakel de ruitenwisser niet met van
de ruit opgetilde wisserbladen in.
BELANGRIJK
Page 22 of 156

KENNISMAKING MET DE AUTO
20
KLIMAATREGELING
VERWARMING EN VENTILATIE
2)
1 regelknop luchttemperatuur (mengsel warme/koude lucht);
2 aan-/uitschuif interne luchtrecirculatie;
3 knop voor inschakeling/regeling ventilator:
4 draaiknop luchtverdeling:
μlucht uit luchtroosters in het midden en aan de zijkanten;
∑lucht uit uitstroomopeningen in het midden, de zijkanten en de beenruimten;
∂lucht uit luchtroosters naar beenruimten;
∏lucht uit luchtroosters naar beenruimten en zijkanten en naar voorruit;
-lucht uit uitstroomopeningen naar voorruit en aan zijkanten.
19A0L0003
Page 23 of 156

21
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING/VERWARMING (waar aanwezig)
2)
1 regelknop luchttemperatuur (mengsel warme/koude lucht);
2 aan-/uitschuif interne luchtrecirculatie;
3 knop voor inschakeling/regeling ventilator:
4 draaiknop luchtverdeling:
5 aan-/uitknop compressor klimaatregeling;
6) spiegelverwarmingsknop.
20A0L0019
Page 24 of 156

KENNISMAKING MET DE AUTO
22 Met knop 4 kan de in het voertuig gevoerde lucht via vijf verdeelopties alle zones van het interieur bereiken:
μlucht uit luchtroosters in het midden en aan de zijkanten;
∑lucht uit uitstroomopeningen in het midden, de zijkanten en de beenruimten;
∂lucht uit luchtroosters naar beenruimten;
∏lucht uit luchtroosters naar beenruimten en zijkanten en naar voorruit;
-lucht uit uitstroomopeningen naar voorruit en aan zijkanten.
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat compatibel is met de wetten die van kracht zijn in de landen waar het voertuig wordt verkocht,
R134a van 1234yf (aangeduid op een specifiek plaatje in de motorruimte). Het gebruik van andere koelmiddelen heeft invloed op de efficiency
en de conditie van het systeem. Ook de compressorkoelmiddelen moeten compatibel zijn met het aangeduide koelmiddel.
BELANGRIJK
Page 25 of 156

23
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
Deze werkt met de contactsleutel in de
stand MAR en gedurende ongeveer drie
minuten nadat de contactsleutel naar de
stand STOP is gedraaid of verwijderd is
tenzij een van de portieren geopend is.
De bedieningstoetsen zitten op de
middelste tunnel.
14)
BEDIENINGSELEMENTEN
1 - open/sluiten linkerruit;
2 - open/sluiten rechterruit;
Druk op bijbehorende toetsen om de
gewenste ruit te openen/sluiten.
Wanneer een van de twee toetsen kort
wordt ingedrukt, beweegt de ruit in
“stappen”; als de knop ingedrukt wordt
gehouden om de ruit te openen, wordt de
“continue automatische” werking
geactiveerd.
21A0L0002
Als er opnieuw op de toets wordt
gedrukt, stopt de ruit in de huidige stand.
Als de toets enkele seconden ingedrukt
wordt gehouden, gaat de ruit
automatisch open of dicht (alleen met de
contactsleutel in de stand MAR).
Continue automatische werking (waar aanwezig)
Deze wordt geactiveerd door langer dan
een halve seconde op een van de twee
toetsen te drukken. De ruit stopt
wanneer de eindaanslag wordt bereikt,
of wanneer de toets opnieuw wordt
ingedrukt.
De toets kan zowel aan bestuurderszijde
als aan passagierszijde gebruikt worden,
maar alleen om de ruit te laten zakken.
Initialisatie elektrische ruitbediening
Na een stroomonderbreking van de
regeleenheden (accu vervangen of
losgekoppeld of zekeringen van de
regeleenheden voor elektrische
ruitbediening vervangen), moet de
automatische ruitbediening hersteld
worden.
De initialisatieprocedure moet met
gesloten portieren uitgevoerd worden,
zoals hieronder beschreven:
❒ open de ruit in het bestuurdersportier
volledig door de bedieningsknop ten
minste drie seconden ingedrukt te
houden nadat de laagste stand is bereikt;❒ sluit de ruit in het bestuurdersportier
volledig en houd de knop ten minste drie
seconden ingedrukt, nadat de hoogste
stand is bereikt;
❒ herhaal stappen 1 en 2 voor de ruit
aan passagierszijde;
❒ controleer na afronding van de
initialisatie of de automatische
ruitbediening goed werkt.
14)Oneigenlijk gebruik van de
elektrische ruitbediening kan gevaarlijk
zijn. Controleer voor en tijdens het
bedienen van de ruit altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruit of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd
de sleutel uit het contactslot als de auto
wordt verlaten om te voorkomen dat
onverwachtse bediening van de
elektrische ruitbediening gevaar oplevert
voor de achtergebleven passagiers.
BELANGRIJK
Page 26 of 156

KENNISMAKING MET DE AUTO
24
ACHTERKLEP/MOTORKAP
15)
OPENEN
BELANGRIJK Tijdens normaal gebruik
kan de temperatuur in de bagageruimte
oplopen tot meer dan 65°C. Wees
voorzichtig tijdens transport van
voorwerpen die bij dergelijke
temperaturen beschadigd kunnen raken.
Bewaar geen spuitbussen in de auto:
ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen
niet blootgesteld worden aan
temperaturen hoger dan 50°C.
Procedure 16) 17)
❒ trek, bij geopend bestuurdersportier,
aan hendel 1 fig. 22, die zich op het punt
bevindt dat aangegeven is in de
afbeelding;
22A0L0037
❒ trek de achterklep omhoog en maak
de steunstang 2 fig. 23 uit de
vergrendeling 3;
❒ steek het uiteinde van de stang in
zitting 4 fig. 24, zorg ervoor dat de stang
vast komt te zitten in de kleinste opening
van de borgclip. Houd de achterklep
omhoog tot de stang goed op zijn plaats
vastzit.
18)
23A0L0038
I
BELANGRIJK Houd de achterklep bij het
omhoog brengen goed vast, om te
voorkomen dat een externe gebeurtenis
(bijv. een windvlaag) de achterklep
plotseling opent tot de eindaanslag.
Forceer bovendien de achterklep niet
verder dan de openingsstand die nodig is
om de steunstang 2 vast te zetten in de
opening van de borgclip, om beschadiging
van het voertuig of gebroken ruiten te
voorkomen.
24A0L0039
Page 27 of 156

25
SLUITEN
Procedure
19)
❒ houd de achterklep met één hand
omhoog en gebruik de andere om stang 2
fig. 23 uit zitting 4 fig. 24 te verwijderen
en zet hem in de vergrendeling 3 fig. 23;
❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20
cm van de motorruimte zakken en laat
hem dan vallen. Controleer of de
achterklep goed gesloten is (niet alleen
met de beveiliging vergrendeld) door te
proberen hem op te tillen. Als de
motorkap niet volledig gesloten is,
probeer dan niet erop te drukken,
maar open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
BELANGRIJK Controleer altijd of de
motorkap goed vergrendeld is om te
voorkomen dat deze open gaat
tijdens het rijden.
KOPLAMPEN
LICHTBUNDEL AFSTELLEN
Een goede afstelling van de koplampen is
belangrijk voor het comfort en de
veiligheid van de bestuurder en alle
overige weggebruikers. Dit wordt
bovendien geregeld door specifieke
voorschriften van de
wegenverkeerswetgeving.
De koplampen moeten op de juiste wijze
gericht zijn om de beste zichtcondities
voor alle bestuurders te garanderen.
Neem contact op met het Speciale Alfa
Romeo Servicepunt om de koplampen te
laten controleren en afstellen.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET
BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik
in het land waar de auto oorspronkelijk is
gekocht.
In landen waar op de andere weghelft
wordt gereden, moet, om verblinding van
tegenliggers te voorkomen, de richting
van de lichtbundel gewijzigd worden, ga
hiervoor als volgt te werk:
❒ open de beschermflap 1 fig. 25 op de
binnenste wielkuip; deze kan gevonden
worden door het stuur helemaal te
draaien;
15)De maximaal toegestane belading
van de bagageruimte, in aanvulling op de
bijgeleverde kits, bedraagt 15 kg.
16)Wanneer u iets in de achterste
bagageruimte wilt leggen of eruit halen,
let dan op onderdelen die heet zouden
kunnen zijn vanwege de ernaast liggende
motorruimte. Gevaar voor ernstige
brandwonden.
17)Verricht deze handelingen uitsluitend
bij een stilstaande auto.
18)De achterklep zou
plotseling dicht kunnen vallen als de
steunstang niet goed is geplaatst.
19)De achterklep moet uit
veiligheidsoverwegingen
altijd correct gesloten zijn tijdens het
rijden. Controleer dus altijd of de
achterklep goed gesloten en vergrendeld
is. Als u tijdens het rijden merkt dat de
achterklep niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit hem op de
juiste wijze.
BELANGRIJK
Page 28 of 156

KENNISMAKING MET DE AUTO
26
❒ steek uw hand in de opening achter de
flap, zoek de geklemde beschermdop
2 fig. 26 en verwijder hem;
❒ neem de bijgeleverde
schroevendraaier uit de bagageruimte en
steek deze in de opening;
❒ draai de schroef zoals afgebeeld in
fig. 26 tot u de vergrendeling hoort
klikken;
❒ monteer de beschermdop 2 weer.
25A0L0142
De procedure moet uitgevoerd worden
op beide koplampen.
Bij versies met Bi-LED koplampen
moeten, om verblinding van tegenliggers
te voorkomen, delen van de koplamp
worden afgedekt in overeenstemming
met de wegenverkeerswetgeving van het
land waarin u rijdt.
26A0L0141
Verstel beide koplampen zoals
weergegeven in fig. 27.
27A0L0145
Page 29 of 156

27
Alfa DNA-SYSTEEM
(dynamische controle
van de auto)
Dit systeem wordt bediend met hendel 1
fig. 28 (op de tunnelconsole) hiermee
kunnen vier verschillende rijmodi
geselecteerd worden overeenkomstig de
rijstijl en de conditie van het wegdek:
❒ d = Dynamicof Race
(sportieve rijmodus);
❒ n = Natural(rijmodus voor normale
omstandigheden);
❒ a = All Weather(rijmodus voor
omstandigheden met weinig grip, zoals in
regen of sneeuw).
28A0L0108
De hendel 1 is monostabiel en keert dus
altijd terug naar de middelste stand.
De gekozen rijmodus wordt aangegeven
met een brandende led op het paneel en
een indicatie op het display.
Het systeem werkt ook op de
dynamische regelsystemen van het
voertuig (motor, stuurinrichting, ESC,
ASR, ELEKTRONISCH Q2 systemen, etc.).
“Natural”-MODUS
Deze modus wordt aanbevolen door de
fabrikant en is bedoeld voor comfort en
veiligheid in rijomstandigheden met
normale grip.
“DYNAMIC”-MODUS
BELANGRIJK Tijdens de eerste 250 km
dat met de auto wordt gereden, zijn de
Dynamic- en de Race-modus
uitgeschakeld. Tijdens deze initiële
inrijperiode is het raadzaam een
agressieve rijstijl te vermijden, zodat in
de loop van de tijd de beste
schakelprestaties kunnen worden
verkregen.
Inschakelen
Zet hendel 1 fig. 28 omhoog (naar letter
“d”) en houd hem gedurende een halve
seconde in deze stand tot de
bijbehorende led gaat branden en de
inschakelingsindicatie “Dynamic” op het
display verschijnt.
Wanneer hendel 1 wordt losgelaten,
keert deze terug naar
de middelste stand.
Uitschakelen
Om de “Dynamic” modus uit te schakelen
en terug te keren naar “Natural”, hendel 1
fig. 28 omlaag zetten (naar letter “a”) en
hem gedurende een halve seconde in
deze stand houden.
“Race”-MODUS
Inschakelen
Beweeg hendel 1 fig. 28 omhoog (naar
letter “d”) en houd hem gedurende 5
seconden in deze stand tot de
inschakelingsindicatie “Race” op het
display verschijnt.
Page 30 of 156

KENNISMAKING MET DE AUTO
28
Uitschakelen
Om de “Race”-modus uit te schakelen en
terug te keren naar “Dynamic”, hendel 1
fig. 28 omlaag zetten (naar letter “a”) en
hem gedurende een halve seconde in
deze stand houden.
“ALLWeather”-MODUS
Inschakelen
Zet hendel 1 fig. 28 omlaag (naar letter
“a”) en houd hem gedurende een halve
seconde in deze stand tot de
bijbehorende led gaat branden en de
inschakelingsindicatie “All Weather” op
het display verschijnt.
Uitschakelen
Om de “All Weather” modus uit te
schakelen en terug te keren naar
“Natural”, hendel 1 fig. 28 omhoog zetten
(naar letter “d”) en een halve seconde in
deze stand houden.