ABS Alfa Romeo Brera/Spider 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2010, Model line: Brera/Spider, Model: Alfa Romeo Brera/Spider 2010Pages: 263, PDF Size: 3.91 MB
Page 4 of 263
ABSOLUUT LEZEN!
TANKEN
Benzinemotoren:tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.
Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590. Het gebruik van andere
producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben.
K
MOTOR STARTEN
Benzinemotoren: trek de handrem aan, trap het koppelingspedaal geheel in zonder het gaspedaal in te trappen, plaats de
versnellingshendel in vrij, steek de elektronische sleutel geheel in het startsysteem tot aan de aanslag, druk kort op de knop
START/STOP.
Diesel-motor:trek de handrem aan, trap het koppelingspedaal geheel in zonder het gaspedaal in te trappen, plaats de
versnellingshendel in vrij, steek de elektronische sleutel geheel in het startsysteem tot aan de aanslag. Op het
instrumentenpaneel gaat het lampje mbranden; wacht totdat het lampje muitgaat - dit gaat sneller als de motor
warm is. Druk meteen nadat het lampje muitgaat kort op de START/STOP-knop.
PARKEREN OP BRANDBARE MATERIALEN
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer de auto dus niet op gras of boven
droge bladeren, dennennaalden of ander ontvlambaar materiaal: brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijn op de uit-
laatgasemissie; hierdoor wordt overmatige vervuiling van het milieu voorkomen.
Page 8 of 263
6
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
D D
A A
S S
H H
B B
O O
A A
R R
D D
E E
N N
B B
E E
D D
I I
E E
N N
I I
N N
G G
CRUISE CONTROL.......................................................... 71
PLAFONDVERLICHTING................................................... 74
BEDIENINGSKNOPPEN.................................................... 76
INTERIEURUITRUSTING ................................................... 78
DE KAP ........................................................................ 81
PORTIEREN .................................................................. 90
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ......................................... 92
BAGAGERUIMTE ............................................................ 94
MOTORKAP.................................................................. 97
KOPLAMPEN ................................................................. 98
ABS ............................................................................ 100
VDC-SYSTEEM .............................................................. 102
EOBD-SYSTEEM ............................................................ 106
AUTORADIO.................................................................. 106
EXTRA ACCESSOIRES ..................................................... 107
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE SYSTEMEN MONTEREN ....... 107
PARKEERSENSOREN ....................................................... 108
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEMTPMS ................... 111
TANKEN ....................................................................... 114
BESCHERMING VAN HET MILIEU ...................................... 116 DASHBOARD................................................................. 7
INSTRUMENTENPANEEL .................................................. 8
SYMBOLEN .................................................................. 9
ALFA ROMEO CODE ........................................................ 9
ELEKTRONISCHE SLEUTEL ............................................... 11
DIEFSTALALARM ............................................................ 17
START-/CONTACTSLOT.................................................... 19
INSTRUMENTEN............................................................ 22
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ......................... 26
ZITPLAATSEN ................................................................ 41
HOOFDSTEUNEN ........................................................... 44
STUURWIEL ................................................................. 44
SPIEGELS..................................................................... 45
KLIMAATREGELING......................................................... 48
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING .................................. 50
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING MET
GESCHEIDEN REGELING.................................................. 53
EXTRA VERWARMING..................................................... 63
BUITENVERLICHTING...................................................... 64
RUITEN REINIGEN.......................................................... 67
Page 43 of 263
De stoffen bekleding van uw
auto is langdurig bestand te-
gen slijtage die ontstaat bij
een normaal gebruik van de auto. He-
vig en/of langdurig wrijven met kle-
dingaccessoires zoals metalen gespen,
sierknopen en klittenbandsluitingen,
moet echter absoluut worden verme-
den omdat hierdoor grote druk ont-
staat op een bepaalde plek op de be-
kleding, waardoor deze plek kan slij-
ten en de bekleding beschadigd wordt.
41
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Hoogteverstelling
(voor uitvoeringen/markten, waar
voorzien)
Beweeg de hefboom Bomhoog of omlaag tot-
dat de gewenste hoogte is bereikt.
WAARSCHUWINGDe verstelling is alleen
mogelijk als u op de bestuurdersstoel zit.
Rugleuning verstellen
Druk op de knop Ctot de gewenste stand is be-
reikt.
ZITPLAATSEN
HANDMATIG VERSTELBARE
ZITPLAATSEN Afb. 25
Alle afstellingen mogen uit-
sluitend bij stilstaande au-
to worden uitgevoerd.
OPGELET
A0G0020mAfb. 25
Controleer of de zitplaats
goed geblokkeerd is door
hem naar voren en naar achteren te
schuiven, nadat de hendel is losge-
laten. Als de stoel niet is geblok-
keerd, kan de stoel plotseling ver-
schuiven, waardoor u de controle
over de auto zou kunnen verliezen.
OPGELET
Verstellen in lengterichting
Trek de hendel A(aan de binnenzijde van de
stoel) omhoog en schuif de stoel naar voren of
naar achteren: als u rijdt, moeten de armen licht
gebogen zijn en de handen op de stuurwielrand
steunen.
Page 75 of 263
73
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Automatische uitschakeling van de
cruise control
De cruise control wordt tijdelijk uitgeschakeld
als het ABS of VDC ingrijpt (na een maximaal
toegestane tijd): in dit geval blijft de laatste op-
geslagen snelheid bewaard en kan worden op-
geroepen door knop RESin te drukken.
Bij een storing van de cruise control of het mo-
tormanagementsysteem wordt het systeem uit-
geschakeld totdat de elektronische sleutel uit
het startsysteem wordt verwijderd. Wend u zich
in dit geval tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het systeem wordt ook automatisch uitgescha-
keld als de knop AofRESonjuist of per onge-
luk wordt bediend: in dat geval kan het systeem
weer worden ingeschakeld door de auto met
de gewenste snelheid te laten rijden en de hen-
del omhoog (+) of omlaag (–) te plaatsen.SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in de volgende gevallen uit-
geschakeld:
❒door knop A-Afb. 46in stand Ote
zetten;
❒schakel de motor uit of haal de elektroni-
sche sleutel uit het startsysteem;
❒intrappen van het rempedaal, intrappen van
het koppelingspedaal (in deze gevallen blijft
de snelheid opgeslagen en kan deze wor-
den opgeroepen met de knop RES);
❒intrappen van het gaspedaal: in dit ge-
val wordt het systeem slechts tijdelijk uit-
geschakeld; als het pedaal wordt losge-
laten, schakelt het systeem automatisch
opnieuw in;
❒als de voertuigsnelheid lager wordt dan de
limiet (in dat geval blijft de laatst opgesla-
gen snelheid bewaard en kan worden op-
geroepen door de knop RESin te drukken);
Bij een storing of defect van
de cruise control moet de
draaiknop A-Afb. 46 in stand O wor-
den gezet. Controleer de zekering
en laat het systeem door het Alfa
Romeo Servicenetwerk controleren.
OPGELET
Als de cruise control tijdens
het rijden is ingeschakeld,
mag u de versnellingspook nooit in
de vrijstand zetten.
OPGELET
Page 102 of 263
100
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
ABS
Het ABS-systeem dat in het remsysteem is geïn-
tegreerd, voorkomt dat de wielen tijdens het
remmen blokkeren, ongeacht de toestand van
het wegdek en de druk op het pedaal, en ver-
hindert daarmee dat een of meerdere wielen
slippen. Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs
bij noodstops.
Het systeem wordt aangevuld met het EBD-sys-
teem (Electronic Braking Force Distribution,
elektronische remdrukverdeling), dat de rem-
druk tussen de voor- en achterwielen verdeelt.
WAARSCHUWING Voor een maximale
werking van het remsysteem is een inrijperio-
de van circa 500 km nodig: tijdens deze pe-
riode moet bruusk, herhaaldelijk of langdurig
remmen worden voorkomen.
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het ABS-systeem in werking treedt, merkt
de bestuurder dit aan een trilling in het rem-
pedaal, die gepaard gaat met enig geluid: dit
geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid
aan te passen aan de beschikbare grip op het
wegdek.
Als het ABS-systeem in
werking treedt, is de grip
van de banden op het wegdek be-
perkt: minder snelheid om deze aan
te passen aan de beschikbare grip.
OPGELET
Het ABS-systeem maakt zo
goed mogelijk gebruik van
de beschikbare grip, maar kan niet
de grip verhogen. Rijd dus altijd
voorzichtig op een glad wegdek, zo-
dat u geen onnodige risico's loopt.
OPGELET
Als het ABS-systeem in
werking treedt en u de pul-
saties op het rempedaal voelt, moet
de druk op het pedaal niet worden
verminderd, maar moet het pedaal
goed ingedrukt worden gehouden. Zo
komt men binnen een zo kort moge-
lijke afstand tot stilstand, afhanke-
lijk van de toestand van het wegdek.
OPGELET
Page 103 of 263
101
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Storing in EBD
Dit wordt aangegeven door de brandende lamp-
jes
>+xop het instrumentenpaneel (in
combinatie met de weergave van een bericht
op het display) (zie het hoofdstuk „Lampjes en
berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de ach-
terwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de au-
to kan slippen. Rijd uiterst voorzichtig verder
naar het dichtstbijzijnde bedrijf in het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
BRAKE ASSIST
(regeling bij noodstops)
Het systeem, dat niet uitgeschakeld kan wor-
den, herkent noodstops (afhankelijk van de
snelheid waarmee het rempedaal wordt inge-
trapt) waardoor het sneller op het remsysteem
kan ingrijpen.
Brake Assist wordt bij een auto met VDC uit-
geschakeld als een storing wordt gesignaleerd
(een storing wordt aangegeven door het bran-
den van het lampje
áop het instrumenten-
paneel (in combinatie met de weergave van
een bericht op het display).
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Dit wordt aangegeven door een brandend lamp-
je
>op het instrumentenpaneel (in combi-
natie met de weergave van een bericht op het
display) (zie het hoofdstuk „Lampjes en be-
richten”). In dat geval blijft het remsysteem
normaal werken, maar zonder de mogelijkhe-
den van het ABS.
Rijd voorzichtig verder naar het dichtstbijzijn-
de bedrijf in het Alfa Romeo Servicenetwerk om
het systeem te laten controleren.
Page 124 of 263
122
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
De resultaten van het onderzoek over de opti-
male bescherming van kleine kinderen zijn op-
genomen in de Europese ECE/R44-voorschrif-
ten die wettelijk verplicht zijn. De systemen zijn
onderverdeeld in vijf groepen:
Groep 0 gewicht tot aan 10 kg
Groep 0+ gewicht: tot 13 kg
Groep 1 gewicht: 9-18 kg
Groep 2 gewicht: 15-25 kg
Groep 3 gewicht: 22-36 kg
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping
tussen de groepen; daarom zijn er in de han-
del systemen verkrijgbaar die geschikt zijn voor
verschillende gewichtsgroepen.
Alle systemen moeten zijn voorzien van de
typegoedkeuring en van een goed vastgehecht
plaatje met het controlemerk, dat absoluut niet
mag worden verwijderd.
Kinderen met een lengte van meer dan 1,50 m
worden, met betrekking tot de veiligheids-
systemen, gelijkgesteld met volwassenen en
moeten dan ook normaal de veiligheidsgor-
dels omleggen.In Lineaccessori Alfa Romeo zijn kinderzitjes op-
genomen voor elke gewichtsgroep. Wij raden
het gebruik van deze kinderzitjes aan, omdat
ze speciaal zijn ontworpen en ontwikkeld voor
de modellen van Alfa Romeo.KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een ongeval moe-
ten alle inzittenden zittend reizen en beschermd
worden door goedgekeurde veiligheidssyste-
men. Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgens richtlijn
2003/20/EU in alle lidstaten van de
Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding
met de rest van het lichaam groter en zwaar-
der dan dat van volwassenen, terwijl spieren
en botstructuur nog niet volledig zijn ontwik-
keld. Daarom moeten kleine kinderen door an-
dere systemen beschermd worden dan door de
veiligheidsgordels.
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de air-
bag aan passagierszijde is inge-
schakeld. Als de airbag bij een on-
geval in werking treedt, kan dit ern-
stig letsel en zelfs de dood tot ge-
volg hebben, ongeacht de zwaarte
van het ongeluk.
OPGELET
Page 125 of 263
123
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENGROEP 0 / 0+
Kinderen tot 13 kg moeten in babyzitjes wor-
den vervoerd die achterstevoren Afb. 5zijn
geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt ge-
steund en bij plotseling remmen de nek niet
wordt belast.
Het wiegje moet op zijn plaats worden gehou-
den door de veiligheidsgordel, zoals in de af-
beelding is aangegeven, en het kind moet op
zijn beurt worden beschermd door de gordel van
het wiegje zelf.
ZEER GEVAARLIJK Als het
absoluut noodzakelijk is
een kind op de passagiers-
stoel voor te vervoeren, in
een kinderzitje dat achter-
stevoren is geplaatst, moeten de air-
bags aan passagierszijde (frontair-
bag, knie-airbag, waar voorzien, en
zij-airbags) met de sleutelschakelaar
worden uitgeschakeld (voor uitvoe-
ringen/markten, waar voorzien).
Controleer de uitschakeling met be-
hulp van het lampje
Fop het pa-
neel van het plafondlampje voor (zie
paragraaf „Frontairbag aan passa-
gierszijde”). Bovendien moet de
stoel zo ver mogelijk naar achteren
zijn geschoven om te voorkomen dat
het kinderzitje eventueel in aanra-
king komt met het dashboard.
OPGELET
A0G0106mAfb. 5
De afbeeldingen dienen
alleen ter illustratie
van de bevestiging. Houdt u
voor de montage van het kin-
derzitje aan de instructies. De
fabrikant is verplicht deze in-
structies bij te leveren. Er zijn
ook kinderzitjes met Isofix-
beugels die stevig aan de stoel
kunnen worden bevestigd,
zonder gebruik te maken van
de veiligheidsgordels van de
auto.
OPGELET
Afb. 6
GROEP 1 Afb. 6
Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg
moeten in de rijrichting worden vervoerd.
Page 130 of 263
128
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de fron-
tairbag aan passagierszijde is inge-
schakeld. Als bij een ongeval de air-
bag in werking treedt (opblaast),
kan dit ernstig letsel en zelfs de
dood tot gevolg hebben.
OPGELET
Als de passagiersairbags
(front, knie (voor uitvoerin-
gen/markten,waar voor-
zien) zij-airbags) bij de auto
kunnen worden uitgescha-
keld, moeten deze worden uitge-
schakeld als er een kinderzitje op de
voorstoel wordt gemonteerd.
Bovendien moet de passagiersstoel
zo ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard. Ook als
het niet wettelijk is verplicht, raden
wij u aan de airbag onmiddellijk
weer in te schakelen zodra er geen
kinderen meer worden vervoerd,
voor een optimale bescherming van
de volwassenen.
OPGELET
KNIE-AIRBAG
BESTUURDERS- EN
PASSAGIERSZIJDE
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Deze bestaan uit een snel opblazend kussen in
een ruimte onder het stuur aan de bestuur-
derszijdeAfb. 11en onder het dashboard aan
de passagierszijde Afb. 12. Deze airbags bie-
den een extra bescherming bij een frontale aan-
rijding.
A0G0079mAfb. 11
A0G0092mAfb. 12
Page 131 of 263
129
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENHANDMATIG
UITSCHAKELEN
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE, KNIE
PASSAGIERSZIJDE
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
EN DE ZIJ-AIRBAG AAN DE
PASSAGIERSZIJDE
Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de
passagiersstoel vóór te vervoeren, moeten de
frontairbag en de knie-airbag (voor uitvoerin-
gen/markten, waar voorzien) aan passagiers-
zijde en de zijairbags worden uitgeschakeld. De airbags worden uitgeschakeld als de elek-
tronische sleutel uit het startsysteem is verwij-
derd, via de sleutelschakelaar (voor uitvoerin-
gen/markten, waar voorzien) op het rechter-
uiteinde van het dashboard Afb. 13. De scha-
kelaar kan alleen worden bereikt als het por-
tier is geopend. Als het portier is geopend, kan
de metalen baard van de sleutel in beide stan-
den uit de sleutelschakelaar worden gehaald of
erin worden gestoken.
WAARSCHUWINGBedien de schakelaar
alleen als de motor is uitgezet en de contact-
sleutel is uitgenomen.
De sleutelschakelaar kan in twee standen wor-
den gezet:
❒frontairbag, knie-airbag (voor uitvoerin-
gen/markten, waar voorzien) en zijair-
bags passagierszijde ingeschakeld (stand
ON
P): het lampje Fop het paneel
van het plafondlampje is uit; het is abso-
luut verboden kinderen op de voorstoel
te vervoeren;
❒frontairbag, knie-airbag (voor uitvoerin-
gen/markten, waar voorzien) en zijair-
bags passagierszijde ingeschakeld (stand
OFF
F): het lampje Fop het paneel
van het plafondlampje brandt; kinderen
kunnen op de voorstoel worden vervoerd
als zij beschermd worden met een daar-
voor bestemd systeem.
A0G0062mAfb. 13
Het lampje Fop het paneel van het pla-
fondlampje blijft constant branden, totdat de
airbags aan passagierszijde weer worden in-
geschakeld.