olie Alfa Romeo Giulietta 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2012, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2012Pages: 297, PDF Size: 9.15 MB
Page 14 of 297

10
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
CONTINU BRANDEN:Te lage motoroliedruk
(rood)
KNIPPEREN:Oliekwaliteit onvoldoende
(voor bepaalde uitvoeringen/markten – rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje bran-
den. Het moet doven zodra de motor is aangeslagen.
1. Te lage motoroliedruk
Het lampje gaat continu branden en er verschijnt een melding op
het display (voor bepaalde uitvoeringen/markten) als de motor-
oliedruk onvoldoende is.
v
Als het lampje vtijdens het rijden gaat branden
(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een mel-
ding op het display), zet dan onmiddellijk de mo-
tor uit en wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
2. Oliekwaliteit onvoldoende
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat knipperen en er verschijnt (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) een bijbehorende melding op het display.
Afhankelijk van de uitvoering knippert het lampje op de volgende
manier:
❍elke twee uur 1 minuut;
❍telkens 3 minuten, waarbij het lampje telkens 5 seconden
dooft, totdat de olie wordt ververst.Iedere keer als de motor na de eerste melding wordt gestart, blijft
het lampje knipperen op de hierboven beschreven wijze, totdat
de olie wordt ververst. Als aanvulling op het lampje toont het dis-
play (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ook een bijbehoren-
de melding.
Het knipperen van dit lampje duidt niet op een defect aan de au-
to, maar geeft aan dat door het normale gebruik van de auto de
olie moet worden ververst.
Motorolie wordt slechter van kwaliteit door:
❍overwegend stadsgebruik van de auto waardoor het regene-
ratieproces van het DPF vaker moet worden uitgevoerd;
❍gebruik van de auto voor korte ritten, waardoor de motor niet
goed op bedrijfstemperatuur komt;
❍het vaak onderbreken van het regeneratieproces dat wordt aan-
gegeven door het branden van het DPF-lampje.
Als het lampje gaat branden, moet de motorolie
van onvoldoende kwaliteit zo snel mogelijk wor-
den ververst; er mag zeker niet nog meer dan
500 km worden doorgereden nadat het lampje voor de
eerste keer is gaan branden. Als bovenstaande richtlijn
niet wordt opgevolgd, dan kan dat ernstige schade aan
de motor veroorzaken en het vervallen van de garantie
tot gevolg hebben. Onthoud dat het branden van dit lamp-
je geen betrekking heeft op de hoeveelheid olie in de mo-
tor. Als het lampje gaat knipperen, dan is het absoluut niet
nodig motorolie bij te vullen.
Page 19 of 297

15
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Snelheidslimiet overschreden (rood)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (voor bepaalde uitvoeringen/markten) gaat
branden als harder dan 120 km/h wordt gereden.
Als de auto de in het Setup-menu ingestelde snelheidslimiet over-
schrijdt (bijv. 120 km/h), dan verschijnen op enkele uitvoeringen
een melding en een symbool op het display en klinkt er een akoes-
tisch signaal.
X
De rijsnelheid moet altijd worden aangepast aan
de verkeerssituatie en de weersomstandigheden
en u dient zich altijd aan de geldende verkeers-
wetgeving te houden. U kunt de motor ook uitzetten met
een brandend DPF-lampje; het herhaaldelijk onderbreken
van het regeneratieproces kan echter een vroegtijdige
verslechtering van de motoroliekwaliteit veroorzaken. Het
is daarom aan te raden altijd te wachten tot het lampje
gedoofd is voordat u de motor uitzet en de hierboven
beschreven aanwijzingen op te volgen. Het is niet aan te
raden het regeneratieproces van het DPF te voltooien bij
een stilstaande auto.Storingsmelding (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat bij de volgende omstandigheden branden.
In deze gevallen moet u zich zo snel mogelijk tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk wenden om de storing te laten verhelpen.
Storing buitenverlichting
Zie hetgeen beschreven is voor lampje 6.
Storing remlichten
Zie hetgeen beschreven is voor „Storing remlichten”.
Brandstofnoodschakeling
Het lampje gaat branden als de brandstofnoodschakeling is inge-
schakeld. Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
Storing Start&Stop
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in het Start&Stop-
systeem.
Storing regensensor
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in de regensensor.
è
Page 20 of 297

16
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Storing parkeersensoren
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Zie hetgeen beschreven is voor lampje
t.
Storing schemersensor
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in de schemersensor.
Storing adaptieve verlichting AFS
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in de adaptieve ver-
lichting AFS (zie de paragraaf „Adaptieve verlichting AFS” in dit
hoofdstuk). Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
Storing anti-letselfunctie
Het lampje gaat branden als er een storing is in de anti-letsel-
functie van de ruitbediening. Op het display verschijnt de bijbe-
horende melding.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden bij een storing in de motoroliedruksen-
sor. Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
Mistachterlichten (geel)
Het lampje gaat branden als de mistachterlichten wor-
den ingeschakeld. Bij ingeschakelde verlichting gaat
bovendien het lampje op de knop
4branden.
4
Mistlampen voor (groen)
Het lampje gaat branden als de mistlampen voor wor-
den ingeschakeld. Bij ingeschakelde verlichting gaat
bovendien het lampje op de knop
5branden.
5
Buitenverlichting (groen)
Het lampje gaat branden als de buitenverlichting wordt
ingeschakeld.
Follow me home (groen)
Het lampje gaat branden (er verschijnt ook een melding op het dis-
play) als dit systeem wordt gebruikt (zie de paragraaf „Follow me
home” in dit hoofdstuk.
3
Page 37 of 297

33
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Vol. toetsen (Volumeregeling knoppen)
Deze functie regelt de volume-instelling (op 8 niveaus) van het
geluidssignaal dat klinkt als de knop SET ESC even ingedrukt
wordt gehouden om een submenu te verlaten en terug te ke-
ren naar het mogelijk van het beginmenu.
Ga voor het instellen van het gewenste volume als volgt te werk:
– druk kort op de knop SET ESC; op het display verschijnt het
“niveau” van het ingestelde volume;
– druk op de knop + of – om de instelling uit te voeren; tij-
dens de instelling is een geluidssignaal hoorbaar waarvan het vo-
lume overeenkomt met de gekozen instelling;
– druk kort op de knop SET ESC om terug te keren naar het
vorige menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
Op uitvoeringen met instelbaar multifunctioneel display wordt
het volumeniveau weergegeven door streepjes.
Beep/Buzz. Gordels (Herinschakeling
buzzer voor melding SBR-systeem)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De functie wordt alleen weergegeven als het SBR-systeem door
het Alfa Romeo Servicenetwerk is uitgeschakeld (zie de paragraaf
„SBR-systeem” in het hoofdstuk „Veiligheid”).
Ser vice (Geprogrammeerd onderhoud)
Met deze functie kan worden weergegeven hoeveel kilometers
of dagen nog resteren voordat een servicebeurt moet worden uit-
gevoerd. Met de functie Service kan ook worden aangegeven bij
welke kilometerstand (of mijlstand) de motorolie ververst moet
worden.
Ga voor het raadplegen van deze aanwijzingen als volgt te werk:
– druk kort op de knop SET ESC; op het display knippert de af-
stand in km of mijl, afhankelijk van de instelling (zie de para-
graaf „Meeteenheid afstand”);
– druk kort op de knop SET ESC om terug te keren naar het me-
nuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar
het beginscherm.
BELANGRIJK Het „Onderhoudsschema” voorziet elke 30 000 km
(uitvoeringen 1.4 benzine) of elke 35 000 km (uitvoeringen 1750
Turbo Benzine en dieseluitvoeringen) in een servicebeurt. Deze
weergave verschijnt automatisch, als de sleutel in stand MAR staat,
vanaf 2000 km (of gelijke waarde in mijl) voor de servicebeurt.
De weergave wordt elke 200 km (of gelijke waarde in mijl) weer-
gegeven. Onder de 200 km wordt de weergave met kleinere in-
tervallen weergegeven. De weergave in km of mijl is afhankelijk
van de ingestelde meeteenheid. Als u dicht bij de volgende ser-
vicebeurt bent en u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt
op het display het opschrift „Service” gevolgd door het aantal ki-
lometers/mijlen dat resteert tot de volgende servicebeurt. Wendt
u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk voor het uitvoeren van de
werkzaamheden van het Onderhoudsschema en voor het op nul
zetten van deze weergave (reset).
Page 205 of 297

201
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSI
ALFABETISCH
REGISTER
2 Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt en in elk geval als de auto jaarlijks minder dan 10 000 km
rijdt, dan moet de motorolie en het oliefilter om de 12 maanden worden vervangen.
30 60 90 120 150 180
24 48 72 96 120 144
●●● ●●●
●
●
●●● ●●●
●●●
●●● ●●●
●●●
●●● ●●●
1 Om de juiste werking te garanderen en om ernstige schade aan de motor te voorkomen, is voor de uitvoeringen
1.4 Turbo Benzine en 1.4 Turbo MultiAir het volgende van fundamenteel belang:
– gebruik uitsluitend het merk en type bougies dat specifiek voor deze motoren is voorgeschreven (zie de paragraaf
„Motor” in het hoofdstuk „Technische gegevens”);
– houdt u strikt aan het vervangingsinterval van de bougies dat in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema staat
aangegeven;
– Wendt u voor het vervangen van de bougies tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
x 1000 km
Maanden
Motormanagementsysteem controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Bougies vervangen 1
Luchtfilterelement vervangen
Motorolie en oliefilter vervangen (of om de 24 maanden) 2
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 15 maanden)
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig stati-
onair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
Page 207 of 297

203
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSI
ALFABETISCH
REGISTER
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig sta-
tionair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
(**) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij een brandend waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel (zie de paragraaf „Lamp-
jes op het instrumentenpaneel” in het hoofdstuk „Wegwijs in uw auto”) of ieder geval om de 12 maanden.
x 1000 km
Maanden
Uitlaatgasemissie controleren
Motormanagementsysteem controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Bougies vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Motorolie en oliefilter vervangen (of om de 12 maanden) (**)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 15 maanden)35 70 105 140 175
24 48 72 96 120
●●●● ●
●●●● ●
●
●
●●
●●
●●
●●●● ●
Page 209 of 297

205
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSI
ALFABETISCH
REGISTER
35 70 105 140 175
24 48 72 96 120
●
●
●●
●●
●●
●● ● ● ●
x 1000 km
Maanden
Aandrijfriemen voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Brandstoffilter vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Motorolie en oliefilter vervangen (**) (of om de 24 maanden)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 15 maanden)
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig sta-
tionair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
(**) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen als het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel brandt of in ieder geval om
de 24 maanden.
Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt, dan moet de motorolie en het oliefilter om de 12 maan-
den worden vervangen.
Page 210 of 297

206
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
PERIODIEKE CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren en eventueel
bijvullen:
❍koelvloeistofniveau, remvloeistofniveau en niveau van de rui-
tensproeiervloeistof;
❍conditie en spanning van de banden;
❍werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaan-
wijzers, waarschuwingsknipperlichten enz.);
❍werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter en stand/slijtage
wisserbladen voor/achter.
Iedere 3000 km controleren en eventueel bijvullen: motorolieniveau.
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO
Als de auto overwegend onder één van de volgende bedrijfsom-
standigheden wordt gebruikt:
❍trekken van aanhangers of caravans;
❍rijden op stoffige wegen;
❍veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentempera-
turen onder nul;
❍veel langdurig stationair draaiende motor of lange ritten bij
lage snelheden of als de auto lang stilstaat;
is het noodzakelijk de volgende controles vaker uit te voeren, dan
in het Onderhoudsschema staat aangegeven:
❍remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage con-
troleren;
❍vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op ver-
vuiling controleren en mechanismen smeren;
❍visueel de conditie controleren van: motor, versnellingsbak, aan-
drijfassen, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen
(stofkappen, hoezen enz.) en rubber slangen van rem- en
brandstofsysteem;
❍acculading en niveau van het elektrolyt in de accu controleren;
❍conditie van aandrijfriemen voor hulporganen visueel controleren;
❍motorolie en oliefilter controleren en eventueel vervangen;
❍pollenfilter controleren en eventueel vervangen;
❍luchtfilter controleren en eventueel vervangen.
Page 216 of 297

MOTOROLIE
Controleer of het niveau tussen het MIN- en MAX-merkteken op de
peilstok staat A-fig. 161-162-163-164.
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet
via de olievulopening B motorolie tot aan het MAX-merkteken wor-
den bijgevuld.
Vul nooit olie bij met andere specificaties dan de
olie waarmee de motor is gevuld.
Afgewerkte motorolie en het vervangen motor-
oliefilter bevatten stoffen die schadelijk zijn voor
het milieu. Wendt u voor het verversen van de mo-
torolie en het vervangen van de filters tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
MOTORKOELVLOEISTOF
Draai bij een te laag niveau dop C-fig. 161-162-163-164 van het
reservoir los en vul de in het hoofdstuk „Technische gegevens” voor-
geschreven vloeistof bij.
Het motorkoelsysteem is gevuld met PARAFLUUP-
koelvloeistof. Gebruik voor het eventueel bijvullen
vloeistof met dezelfde specificaties als waarmee het
motorkoelsysteem is gevuld. PARAFLU
UP-koelvloeistof kan
niet worden gemengd met welk ander type koelvloeistof
dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motor absoluut niet
worden gestart en moet u zich tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk wenden.
Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de
dop zo nodig alleen door een exemplaar van het-
zelfde type, anders kan de werking van het sys-
teem in gevaar worden gebracht. Draai bij een warme
motor de dop van het expansiereservoir nooit los: ge-
vaar voor verbranding.
212
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken
overschrijden.
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer
400 gram per 1000 km. De motor van een nieuwe auto moet nog
worden ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na
de eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.
Als er motorolie moet worden bijgevuld, wacht dan
tot de motor is afgekoeld voordat de olievuldop
wordt vastgepakt; dit geldt in het bijzonder bij au-
to’s met een aluminium olievuldop (voor bepaalde uit-
voeringen/markten). LET OP: gevaar voor verbranding!
Page 244 of 297

60 –
8 - 10 –
6,4 5,7
5,0 4,25
5,1 4,35
1,87 1,6
0,83 0,78
2,8 2,5
(4,6) (4,1)60 –
8 - 10 –
5,7 5,0
3,1 2,6
3,5 2,9
1,87 1,6
0,83 0,78
2,8 2,5
(4,6) (4,1)60 –
8 - 10 –
5,7 5,0
2,75 2,3
3,1 2,6
1,87 1,6
0,83 0,78
2,8 2,5
(4,6) (4,1)Loodvrije benzine
ten minste 95 R.O.N.
(specificatie EN228)
Mengsel van gedemineraliseerd
water en 50 % PARAFLU
UP(▲)
SELENIA STAR P.E.
TUTELA TRANSMISSION
GEARFORCE
TUTELA TOP 4
Mengsel van water en vloeistof
TUTELA PROFESSIONAL SC 35
240
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VULLINGSTABEL
(▲) Voor extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60 % PARAFLUUPen 40 % gedemineraliseerd water.
(*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met koplampsproeiers.
Voorgeschreven
brandstoffen
1.4 Turbo Benzine 1.4 Turbo Multi Air 1750 Turbo Benzine en originele
liter kg liter kg liter kgsmeermiddelen
Brandstoftank:
incl. een reserve van:
Motorkoelsysteem– met airconditioning:
Motorcarter:
Carter en oliefilter:
Versnellingsbak/
differentieel:
Hydraulisch remcircuit
met ABS:
Reservoir ruitensproeiers
voor/achter/
koplampsproeiers (*):