stop start Alfa Romeo MiTo 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2012, Model line: MiTo, Model: Alfa Romeo MiTo 2012Pages: 262, PDF Size: 5.31 MB
Page 156 of 262

STARTEN EN RIJDEN155
3
Het is raadzaam om gedurende de eerste ge-bruiksperiode geen maximale prestaties van uwauto te verlangen (bijv. snel accelereren, langdu-
rig rijden met hoge toerentallen en krachtig remmen).
Zolang de motor niet is aangeslagen werken de rem- en stuurbekrachtiging niet, waardoor meerkracht nodig is voor de bediening van het rempe-
daal en het stuur.
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te du- wen, te slepen of van een helling te laten rijden. De-ze handelingen kunnen de katalysator beschadigen.
Laat de contactsleutel niet in het contactslot zit-ten als de motor is uitgezet, om te voorkomendat de accu ontlaadt.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
(benzine en diesel)
Ga als volgt te werk:
❍rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draai-
en en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❍verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties. Wij ra-
den u aan te wachten tot de wijzernaald van de koelvloei-
stoftemperatuurmeter begint te bewegen.
NOODSTART
Als het lampje Yop het instrumentenpaneel constant blijft bran-
den, wendt u dan onmiddellijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit niet on-
middellijk uit te zetten, maar hem even stationair te laten draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen en- kel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor mo-toren met turbocompressor, schadelijk.
Page 160 of 262

STARTEN EN RIJDEN159
3
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet meer gebruikt.
Ze verminderen de aerodynamica van de auto, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt. Gebruik voor het vervoer van volumineu-
ze voorwerpen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze nodig hebt. De
achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en de aan-
jager van het ventilatie-/verwarmingssysteem vragen veel stroom,
waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stads-
verkeer).
Airconditioning
Het gebruik van de airconditioning verhoogt het brandstofverbruik:
gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat, bij voorkeur de
functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische accessoires
kan de aerodynamica negatief beïnvloeden, waardoor het brand-
stofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL
Starten
Laat bij stilstaande auto de motor niet warmdraaien met statio-
nair toerental en ook niet met een verhoogd toerental: onder de-
ze omstandigheden warmt de motor veel langzamer op, terwijl het
verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen. Het is be-
ter om rustig weg te rijden en geen hoge toerentallen te gebrui-
ken: op deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of voor-
dat u de motor afzet. Deze handeling heeft evenals het overscha-
kelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste ver-
snelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een snelle
acceleratie verhoogt het brandstofverbruik. Bij het oneigenlijke ge-
bruik van een hoge versnelling neemt het verbruik en de schadelij-
ke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere snel-
heid. Rijd zoveel mogelijk met een gelijkmatige snelheid, vermijd
overbodig remmen en optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Page 197 of 262

196NOODGEVALLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu dient
slechts ter informatie. Wendt u bij voorkeur tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk om deze werkzaamheden uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterk-
te (ampèrage) gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu
langer oplaadt, kan de accu worden beschadigd.
UITVOERINGEN ZONDER Start&Stop
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❍maak de klem los van de minpool op de accu;
❍sluit de kabels van het laadapparaat aan op de accupolen; let
hierbij op de polariteit;
❍schakel de acculader in;
❍aan het einde van het opladen: schakel eerst de acculader uit
en koppel dan de accu los;
❍sluit de klem weer aan op de minpool van de accu.
Page 198 of 262

NOODGEVALLEN197
4
UITVOERINGEN ZONDER Start&Stop fig. 46
(met secundaire minpool)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❍koppel de minklem met de snelspanner A los van de secun-
daire minpool B, omdat minpool C van de accu is voorzien
van een sensor D voor de controle van de accuconditie, die nooit
van de minpool C mag worden losgekoppeld (behalve als de
accu wordt vervangen);
❍verbind de pluskabel van de acculader met de pluspool E van
de accu en de minkabel met de secundaire minpool B;
❍schakel de acculader in. Schakel aan het einde van het opla-
den eerst de acculader uit en koppel dan de acculader los;
❍sluit, na het loskoppelen van het laadapparaat, de minklem
met de snelspanner A weer aan op de secundaire minpool B.
fig. 46A0J0337m
Page 199 of 262

198NOODGEVALLEN
fig. 47A0J0338m
UITVOERINGEN MET Start&Stop fig. 47
(zonder secundaire minpool)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❍koppel de stekker A (door bediening van knop B) los van de
accuconditiesensor C, die op de minpool D van de accu is ge-
monteerd.
❍verbind de pluskabel van de acculader met de pluspool E van
de accu en de minkabel met de aansluiting op sensor D zoals
in figuur is aangegeven;
❍schakel de acculader in. Schakel aan het einde van het opla-
den de acculader uit;
❍sluit, na het loskoppelen van het laadapparaat, de stekker A
weer aan op sensor C zoals in figuur is aangegeven.
Page 256 of 262

INDEX255
7
Mistlampen– bediening ................................. 87
– gloeilamp vervangen.................. 182
Montagevoorbereiding voor „Isofix”-kinder zitje............... 143
Motor (technische gegevens) ............ 231
Motor starten......................... 154-164
Motorcodes
– carrosserie-uitvoeringen .............. 230
Motorkap ...................................... 103
Motornummer ................................ 229
Motorolie
– niveau controleren ..................... 215
– specificaties .............................. 245
– verbruik ................................... 215
Motorruimte (reinigen) .................... 223
MSR (systeem) .............................. 110
Multifunctioneel display.................... 26
Niveaus controleren ....................... 208
– koelvloeistof ............................. 215
– motorolie ................................. 215
– remvloeistof ............................. 216
– vloeistof voor
ruitensproeiers voor/achter
en koplampsproeiers ................ 216
Noodgevallen................................. 163
Onderhoud en zorg ........................ 201
– geprogrammeerd onderhoud ....... 202
– geprogrammeerd onderhoudsschema.................. 203
– periodieke contro les ................... 207
– zwaar gebruik van de auto ......... 207
Onderhoudsschema ......................... 203
Opkrikken van de aut o .................... 199
Parkeren...................................... 156
– handrem .................................. 156
Plafondverlichting voor – bediening ................................. 83
– gloeilampen vervangen .............. 184
Portieren ....................................... 95
Portiervergrendeling ........................ 87
Prestaties ...................................... 241
Radiozendapparatuur
en mobiele telefoons .................. 123
Remlichten..................................... 182
Remmen ....................................... 235
Richtingaanwijzers – bediening ................................. 77
– gloeilampen vervangen .............. 182
– Lane Change-functie................... 77
Ruitbediening, elektrisch................... 96 Ruiten reinigen
– achterruitwisser/-sproeier ........... 81
– intelligente „Wis/wasregeling” ... 79
– regensensor .............................. 80
– ruitenwissers/-sproeiers.............. 79
Ruitenwissers – bediening ................................. 79
– ruitensproeiers .......................... 221
– wisserbladen............................. 220
Safe-lock (systeem) ....................... 51
SBR-systeem .................................. 133
Sensoren – parkeersensoren ........................ 123
– regensensor .............................. 80
– schemersensor .......................... 76
Sidebag ......................................... 149
Slepen van de auto ......................... 199
Sleutels ......................................... 47
Sneeuwkettingen ............................ 162
Snelheid (maximum) ...................... 241
Spiegels ........................................ 61
Start&Stop (sy steem) ..................... 114
Start-/contactslot ............................ 55
Starten en rijden ............................. 153
Stekkerdozen ................................. 90
Stuurinrichting ................................ 235