Alfa Romeo MiTo 2013 Instructieboek (in Dutch)

Page 211 of 312

MOTORKOELVLOEISTOFAls het niveau te laag is, maak de reservoirdop C los en vul de
vloeistof bij zoals vermeld in het hoofdstuk "Technische gegevens".
PARAFLU
UPanti-vries wordt gebruikt in het
motorkoelsysteem. Gebruik voor het bijvullen dezelfde
vloeistof dan de vloeistof die in het koelsysteem zit.
PARAFLU
UPkan niet gemengd worden met andere soorten vloeistof.
Als dit per ongeluk toch gebeurt, start dan onder geen voorwaarde de
motor. Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop,
indien nodig, uitsluitend door een andere originele
dop, anders kan de werking van het systeem in
gevaar gebracht worden. Verwijder de dop van het reservoir niet
als de motor heet is: u loopt het risico van brandwonden.
VLOEISTOF VOOR RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIERAls het niveau te laag is, maak de reservoirdop D los en vul de
vloeistof bij zoals vermeld in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Rijd nooit met een leeg ruitensproeierreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel belang voor een
goed zicht. Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. De motorruimte
omvat warme onderdelen die bij contact met de vloeistof brand
kunnen veroorzaken.
REMVLOEISTOFControleer of het vloeistofniveau op het maximum peil staat. Als het
vloeistofniveau te laag is, maak de reservoirdop E los en vul de
vloeistof bij zoals vermeld in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Vermijd elk contact tussen de uiterst corrosieve remvloeistof
en de gelakte delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.Remvloeistof is giftig en uiterst corrosief. Als
remvloeistof per ongeluk wordt gemorst, moeten de
betrokken delen onmiddellijk worden gewassen met
water en neutrale zeep en vervolgens met rijkelijk water worden
afgespoeld. Raadpleeg bij inslikken onmiddellijk een arts.Het symbool
op het reservoir geeft aan dat een
synthetische remvloeistof moet worden gebruikt, dus
geen minerale remvloeistof. Het gebruik van minerale
vloeistoffen kan de speciale rubbers in het remsysteem
onherstelbaar beschadigen.
207WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 212 of 312

LUCHTFILTER/POLLENFILTER/
DIESELFILTERNeem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de filters te
laten vervangen.
ACCUAccu F (zie vorige bladzijden) vereist niet dat de elektrolyt met
gedestilleerd water wordt bijgevuld. Een periodieke controle bij het
Alfa Romeo Servicenetwerk is echter noodzakelijk om de efficiëntie te
verifiëren.ACCU VERVANGENVervang indien nodig de accu door een andere originele accu met
dezelfde specificaties. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de
accu voor het onderhoud.NUTTIG ADVIES OM DE LEVENSDUUR
VAN DE ACCU TE VERLENGENNeem de volgende aanwijzingen in acht om het snel ontladen van de
accu te voorkomen en de levensduur te verlengen:
❒wanneer de auto wordt geparkeerd, controleer dan of de portieren,
de motorkap en de achterklep goed gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de interieurverlichting blijft branden;
❒schakel de interieurverlichting uit: de auto is in ieder geval uitgerust
met een systeem voor automatische uitschakeling van de
interieurverlichting;
❒houd accessoires (bijv. autoradio, alarmknipperlichten, etc.) niet te
lang ingeschakeld wanneer de motor is uitgezet;
❒maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op de accu los;
BELANGRIJK Als het ladingsniveau gedurende langere tijd onder 50%
blijft, raakt de accu door sulfatering beschadigd. Hierdoor
verminderen de capaciteit en het startvermogen.
208WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 213 of 312

De accu is in dit geval ook gevoeliger voor bevriezing (dit kan reeds
bij temperaturen van -10°C gebeuren). Als de auto langere tijd niet
gebruikt wordt, zie dan "Langdurige stilstand van de auto” in het
hoofdstuk "Starten en rijden".
Als men na aanschaf van het voertuig accessoires wil monteren die
constante elektrische voeding nodig hebben (diefstalalarm, enz.)
of veel stroom verbruiken, dient men contact op te nemen met het
gespecialiseerde personeel van het Alfa Romeo Servicenetwerk. Zij
kunnen het totale benodigde stroomverbruik beoordelen.
Accuvloeistof is giftig en corrosief. Vermijd contact met
huid en ogen. Houd open vuur en bronnen van vonken
uit de buurt van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.Als de accu met onvoldoende vloeistof werkt, kan dit
de accu onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.Verkeerde installatie van elektrische en elektronische
apparatuur kan ernstige schade aan de auto toebrengen.
Als men na aanschaf van de auto accessoires wil monteren
(alarm, mobiele telefoon enz.), wordt geadviseerd contact op te nemen
met het Alfa Romeo Servicenetwerk, dat de meest geschikte apparaten
zal aanraden en zal controleren of een accu met een grotere capaciteit
gemonteerd moet worden.
Accu’s bevatten stoffen die zeer gevaarlijk zijn voor het
milieu. Neem steeds contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om de accu te laten vervangen.Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt onder
extreem koude weersomstandigheden, dan moet de
accu worden verwijderd en op een verwarmde plaats
worden bewaard om bevriezing te voorkomen.Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de
accu, moeten de ogen altijd met een speciale bril
beschermd worden.
209WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 214 of 312

WIELEN EN BANDENControleer voor een lange reis en elke twee weken de spanning van de
banden en van het noodreservewiel. Controleer de bandenspanning
wanneer de banden koud zijn.
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning onder normale
omstandigheden toe: zie voor de juiste waarde van de
bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Onjuiste bandenspanning veroorzaakt abnormale slijtage van de
banden fig. 164:
A normale spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak;
B te lage spanning: overmatige slijtage aan de zijkanten van het
loopvlak;
C te hoge spanning: overmatige slijtage in het midden van het
loopvlak.
De banden moeten worden vervangen wanneer de profieldiepte van
het loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.BELANGRIJK
Pas de volgende voorzorgsmaatregelen toe om bandschade te
voorkomen:
❒voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde
schokken van de banden tegen stoepranden, kuilen en andere
hindernissen. Voorkom ook het langdurig rijden op een slecht
wegdek;
❒controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen,
oneffenheden of onregelmatige slijtage op het loopvlak;
❒rijd niet met een te zwaar beladen auto. Stop zo snel mogelijk in
geval van lekke band en verwissel het wiel;
❒verwissel de banden elke 10-15 duizend kilometer van as; houd de
banden aan dezelfde zijde van de auto gemonteerd zodat de
draairichting niet wordt omgekeerd;
❒banden verouderen, ook als ze weinig gebruikt zijn. Scheurtjes in
het loopvlak en op de wangen betekenen dat de band verouderd
is. Laat de banden door gespecialiseerd personeel controleren als ze
langer dan 6 jaar onder de auto zijn gemonteerd. Vergeet ook niet
het reservewiel zorgvuldig te laten controleren;
❒Monteer altijd nieuwe banden en vermijd banden waarvan de
herkomst dubieus is;
❒bij de montage van een nieuwe band moet ook een nieuw ventiel
worden voorzien.
fig. 164
A0J0136
210WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 215 of 312

Onthoud dat de wegligging van de auto in grote mate
van een juiste bandenspanning afhankelijk is.Als de spanning te laag is, raakt de band oververhit,
met mogelijke ernstige beschadiging tot gevolg.Verwissel de banden niet kruiselings door de banden
van de rechterzijde aan de linkerzijde en omgekeerd te
monteren.Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een temperatuur vereisen
boven 150°C. Dit kan de mechanische eigenschappen
van de wielen in gevaar brengen.
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSERWISSERBLADENHet is raadzaam de wisserbladen jaarlijks te vervangen.
Met enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen kan de beschadiging
van het wisserblad worden gereduceerd:
❒bij temperaturen onder het vriespunt moet men controleren of er ijs
tussen het wisserblad en de ruit is. Gebruik zo nodig een
antivriesmiddel om de wissers vrij te maken;
❒verwijder sneeuw van de ruit;
❒gebruik de ruitenwissers/achterruitwisser nooit op een droge ruit.
Rijden met versleten wisserbladen is bijzonder
gevaarlijk, doordat het zicht onder slechte
weersomstandigheden wordt beperkt.
211WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 216 of 312

Wisserbladen vervangenGa als volgt te werk:
❒hef de wisserarm op, druk op het klepje A fig. 165 van de
springveer en schuif het wisserblad van de arm los;
❒monteer het nieuwe wisserblad door het klepje in de speciale zitting
op de wisserarm te blokkeren. Controleer of het goed vastzit;
❒breng de wisserarm voorzichtig tegen de ruit.
Schakel de ruitenwissers niet met van de ruit opgeheven
wisserbladen in.
Wisserbladen optillenGa voor het optillen van de wisserbladen als volgt te werk (bv. om
sneeuw te verwijderen):
❒draai de contactsleutel naar de stand MAR;
❒bedien de hendel rechts van het stuurwiel om een wisslag te maken
(zie paragraaf "Ruiten wassen" in het hoofdstuk "Kennismaking met
de auto");
❒draai de contactsleutel naar de stand MAR STOP wanneer de
wisserarm aan bestuurderszijde tegen de zijstijl van de voorruit komt
en til het wisserblad op naar de ruststand;
❒breng de wisserarm terug tegen de ruit alvorens de ruitenwissers in
te schakelen.
fig. 165
A0J0054
212WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 217 of 312

Wisserblad achterruit vervangenGa als volgt te werk:
❒til de dop A fig. 166 op, draai de moer B los en verwijder de
wisserarm C;
❒monteer de nieuwe wisserarm op correcte wijze, draai de moer B
volledig vast en breng de dop A omlaag.RUITENSPROEIERSRuitensproeier
De ruitensproeiers zijn niet verstelbaar fig. 167.
Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit (zie “Controle van
vloeistofniveaus” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de sproeikoppen niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een speld om ze vrij te maken.Achterruitsproeier
De sproeierhouder bevindt zich boven de achterruit fig. 168.
De sproeiers van de achterruit zijn niet verstelbaar.
fig. 166
A0J0057
fig. 167
A0J0053
fig. 168
A0J0055
213WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 218 of 312

KOPLAMPSPROEIERS(voor bepaalde versies/markten)
De koplampsproeiers bevinden zich in de voorbumper fig. 169.
De koplampsproeiers worden ingeschakeld wanneer bij brandend
dimlicht en/of grootlicht de ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Controleer regelmatig de werking en de aanwezigheid van vuil in de
koplampsproeiers.
CARROSSERIEBESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE
INVLOEDENOp de auto zijn de beste technologische oplossingen toegepast om de
carrosserie tegen roest te beschermen.
De belangrijkste oplossingen zijn:
❒lakproducten en lakspuitsystemen die de auto de benodigde
weerstand tegen roest en schurende elementen verschaffen
❒toepassing van verzinkte (of voorbehandelde) plaatdelen met een
hoge corrosiebestendigheid;
❒het aanbrengen van kunststofmaterialen met een beschermende
functie op de meest blootgestelde delen: onderzijde portieren,
binnenzijde spatborden, randen enz.;
❒toepassing van "open" holle ruimtes om te voorkomen dat
condensvorming en vochtophoping roest van binnenuit bevorderen;
❒toepassing van speciale beschermlagen op slijtagevoelige delen (bv.
achterklep, portieren, etc.).
fig. 169
A0J0029
214WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 219 of 312

CARROSSERIEGARANTIEDe auto bezit een garantie tegen doorroesten, veroorzaakt door
corrosie, van alle originele structuur- of carrosseriedelen. Voor de
algemene voorwaarden van deze garantie wordt verwezen naar het
garantieboekje.TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE
CARROSSERIELak
Werk beschadigingen van de laklaag, zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te voorkomen.
Het normale onderhoud van de lak beperkt zich tot het wassen van de
auto: de frequentie is afhankelijk van het gebruik van de auto en van
de omgeving. Zo is het bijvoorbeeld raadzaam de auto vaker te
wassen in gebieden met sterke luchtverontreiniging of bij het rijden
over wegen met strooizout.
Ga als volgt te werk om de auto correct te wassen:
❒verwijder de antenne van het dak als de auto in een wastunnel
wordt gewassen;
❒als voor het wassen van de auto hogedrukreinigers worden
gebruikt, houd dan een afstand van minimaal 40 cm t.o.v.
de carrosserie aan om beschadiging of aantasting te voorkomen.
Onthoud dat stagnerend water op lange termijn de auto kan
beschadigen.
❒maak de carrosserie eerst nat met een waterstraal onder lage druk;
❒was de carrosserie met een zachte spons met een lichte
zeepoplossing en spoel de spons regelmatig uit;
❒spoel goed af met schoon water en droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.Droog de minder zichtbare delen (bijv. randen van portieren,
motorkap, koplampranden) zorgvuldig, aangezien in deze zones
water makkelijker kan stagneren. Was de auto nooit als hij in de zon
heeft gestaan of als de motorkap nog warm is: de glans van de lak
kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten op dezelfde wijze als de rest van
de auto gewassen worden.
Schoonmaakmiddelen verontreinigen het milieu. Was
daarom de auto op een plaats waar het afvalwater direct
wordt opgevangen en gezuiverd.Om de esthetische eigenschappen van de lak te behouden,
mogen er geen schuur- en/of poetsproducten voor het
reinigen van de auto worden gebruikt.
BELANGRIJK
Parkeer de auto zo min mogelijk onder bomen: de hars die uit de
bomen druppelt, maakt de lak mat en vergroot de kans op
roestvorming.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed mogelijk verwijderd worden,
omdat hierin bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
215WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 220 of 312

Ruiten
Gebruik specifieke schoonmaakmiddelen en schone, zachte doeken
om krassen en beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het binnenoppervlak van de achterruit voorzichtig
met een doek af, en volg hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de achterruitverwarming niet te beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de plastic lampglazen van de koplampen te
reinigen.Motorruimte
Spuit de motorruimte na het winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de elektronische regeleenheden
of op de motoren van de ruitenwissers worden gericht. Laat deze
werkzaamheden uitvoeren door een gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de motorruimte moet de
contactsleutel in de stand STOP staan en de motor koud zijn.
Controleer na het reinigen of de verschillende beschermingen (bijv.
rubberen doppen en kappen) niet verwijderd of beschadigd zijn.
216WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page:   < prev 1-10 ... 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 ... 320 next >