CITROEN BERLINGO MULTISPACE 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 61 of 306
 59
ERGONOMI
E
en
 COMFOR
T
3
   
Selecteren van de functie 
 
 
 
-   Draai de knop in de stand  LIMIT 
. 
De begrenzer is dan geselecteerd, 
maar nog niet actief. Het display 
geeft de laatst ingestelde snelheid 
weer.  
 
 
 
Instellen van een snelheid 
 
Er kan, bij draaiende motor, een 
snelheid worden ingesteld zonder de 
begrenzer in te schakelen. 
  Verhogen van de ingestelde snelheid: 
   
 
-   druk op de toets  Set + 
.  
  Druk de toets kort in om de snelheid 
met 1 km/h te verhogen. 
  Houd de toets ingedrukt om de 
snelheid in stappen van 5 km/h te 
verhogen. 
  Verlagen van de ingestelde snelheid: 
   
 
-   druk op de toets  Set - 
.  
  Druk de toets kort in om de snelheid 
met 1 km/h te verlagen. 
  Houd de toets ingedrukt om de 
snelheid in stappen van 5 km/h te 
verlagen.  
 
 
Inschakelen/uitschakelen (Off) 
 
Druk één keer op deze toets om 
de begrenzer in te schakelen. Druk 
nogmaals op de toets om de begrenzer 
uit te schakelen (OFF).      
 
Stuurkolomschakelaars  
  
Page 62 of 306
60
   
Overschrijden van de ingestelde 
snelheid 
  Als het gaspedaal geleidelijk dieper 
wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet 
verhoogd. Als het gaspedaal echter 
  met kracht 
 wordt ingetrapt, tot voorbij 
het  zware punt 
, 
  wordt de begrenzer tijdelijk 
uitgeschakeld en knippert de 
ingestelde snelheid op het display. 
  Laat om de begrenzer weer in te 
schakelen de snelheid zakken tot 
een snelheid lager dan de ingestelde 
snelheid.  
 
 
Uitschakelen van de functie 
 
 
 
-   Draai de knop in de stand  0  
of zet 
het contact af om het systeem uit te 
schakelen.  
  De laatst ingestelde snelheid blijft in 
het geheugen opgeslagen.  
 
 
Storing 
 
De ingestelde snelheid wordt gewist 
en in plaats daarvan verschijnen drie 
streepjes op het display. 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk of 
een gekwalifi ceerde werkplaats om het 
systeem te laten controleren. 
   
Gebruiksvoorschrift  
 
 
 
Knipperen van de 
snelheidsweergave 
  De snelheid knippert: 
   
 
-   als het gaspedaal tot voorbij het 
zware punt wordt ingetrapt, 
   
-   als de begrenzer door het profi el 
van de weg of bij een steile 
afdaling niet kan voorkomen dat 
de ingestelde snelheid wordt 
overschreden, 
   
-   tijdens snel accelereren.  
   Bij het gebruik van de 
snelheidsbegrenzer moet de 
bestuurder te allen tijde de 
snelheidslimiet in acht nemen, zijn 
aandacht op het verkeer blijven 
vestigen en zijn verantwoordelijkheid 
nemen. 
  Let op uw snelheid als deze door 
het profi el van de weg of door snel 
accelereren kan worden overschreden, 
zodat u optimaal de controle over uw 
auto kunt bewaren. 
  Om te voorkomen dat de werking van 
de pedalen wordt gehinderd: 
   
 
-   controleer of de mat goed op 
zijn plaats ligt en op de vloer is 
bevestigd, 
   
-   leg nooit meerdere matten boven 
op elkaar.      
 
Stuurkolomschakelaars  
  
Page 63 of 306
 61
ERGONOMI
E
en
 COMFOR
T
3
Ventilatie
 VENTILATIE
  de zijventilatieroosters en 
middelste ventilatieroosters, 
   
Luchtopbrengst 
 
de beenruimte, 
  de voorruit en de beenruimte,
   
de voorruit. 
  De luchtverdeling kan worden 
gevarieerd door de knop in 
een tussenstand te zetten, 
aangegeven door "●".  
 
 
Handmatige bediening: 
   
Luchtverdeling 
 
De bediening van de luchtverdeling 
wordt aangegeven door middel van de 
volgende pictogrammen:    naar rood, toevoer van 
warme lucht.     van blauw, toevoer van koude 
lucht,   De kracht van de luchttoevoer 
via de uitstroomopeningen 
varieert van 1 tot 4. In de stand 
0 is er geen luchttoevoer. 
  Zet de knop in de gewenste 
stand voor een optimaal 
comfort.      
 
Bedieningspaneel verwarming    
Bedieningspaneel airconditioning  
 
 
Temperatuur 
 
Zet de knop in de gewenste stand:  
Page 64 of 306
62
   
 
Ventilatie  
 
 
 
Toevoer van buitenlucht 
   
Luchtrecirculatie in het interieur    
Airconditioning A/C 
 
Het lampje van de toets is uit. 
Gebruik deze stand zo veel 
mogelijk.  
  Druk op de toets om 
de airconditioning in te 
schakelen; het lampje gaat 
branden. Druk nogmaals op 
de toets om de airconditioning 
uit te schakelen; het lampje 
gaat uit. 
  De airconditioning werkt niet als de 
knop van de aanjager in de stand 0 
staat.     De airconditioning werkt uitsluitend bij 
draaiende motor. 
  Het lampje van de toets 
brandt. Deze stand dient om 
de toevoer van buitenlucht 
bij stank en rookoverlast af te 
sluiten. 
  Als deze stand gebruikt wordt en de 
aanjager (stand 1 t/m 4) is ingeschakeld, 
wordt de capaciteit van de verwarming 
(knop temperatuurregeling naar 
rood) of de airconditioning (knop 
temperatuurregeling naar blauw) sneller 
vergroot. 
  Gebruik de luchtrecirculatie niet 
langer dan nodig is. Schakel zodra 
de omstandigheden dit toelaten de 
toevoer van buitenlucht weer in om 
de lucht in het interieur te verversen 
en het beslaan van de ruiten te 
voorkomen. Gebruik deze stand zo 
veel mogelijk.   
Page 65 of 306
 63
ERGONOMI
E
en
 COMFOR
T
3
Ventilatie
   
Gebruiksvoorschrift 
 
Om het interieur maximaal te koelen 
of te verwarmen kan de temperatuur 
lager dan 15 worden ingesteld door de 
knop naar links te draaien tot LO wordt 
weergegeven of hoger dan 27 worden 
ingesteld door de knop naar rechts te 
draaien tot HI wordt weergegeven. 
  Als de temperatuur in de auto bij 
het instappen veel lager of hoger 
is dan de ingestelde waarde, heeft 
het geen zin om voor het gewenste 
comfort de ingestelde waarde te 
wijzigen. Het systeem compenseert 
automatisch en zo snel mogelijk het 
temperatuurverschil.  
 
 
Automatische werking 
 
 
Automatisch programma "comfort" 
  Dit is de normale gebruiksstand van de 
airconditioning.    
Ingestelde waarde bestuurders- of 
passagierszijde 
  De op het display weergegeven waarde 
heeft betrekking op een bepaald 
comfortniveau en niet op de temperatuur 
in graden Celsius of Fahrenheit. 
  Draai deze knop naar links of 
naar rechts om de waarde te 
verlagen of te verhogen. Voor 
een optimaal comfort wordt 
de waarde 21 aanbevolen. 
Niettemin is afhankelijk van uw 
wensen een afstelling tussen 18 en 
24 gebruikelijk. 
  Zorg ervoor dat de zonnesensor 
op het dashboard niet wordt 
afgedekt.  
 
  Druk op deze toets. Het 
symbool  AUTO 
 verschijnt. 
  Afhankelijk van de gekozen 
instellingen regelt het 
systeem de luchtverdeling, 
de luchtopbrengst en de luchttoevoer 
om het comfort en de luchtcirculatie 
in het interieur optimaal te houden. U 
hoeft het systeem niet meer zelf bij te 
regelen.   Om bij koude motor de toevoer van 
koude lucht te beperken, wordt de 
luchtopbrengst geleidelijk op het 
optimale niveau gebracht. 
  Voor uw comfort worden de instellingen 
tussen twee startmomenten 
opgeslagen. 
  De automatische stand wordt 
uitgeschakeld zodra u de instellingen 
handmatig wijzigt (AUTO verdwijnt).  
BESTUURDER EN PASSAGIER  
Page 66 of 306
64
   
 
Ventilatie  
 
 
 
Handmatig verstellen 
 
Al naar gelang uw wensen kunt u 
de automatische bediening van het 
systeem handmatig aanpassen. De 
overige functies worden automatisch 
geregeld. Bij het indrukken van de 
toets  AUTO 
 zal het systeem weer 
volledig automatisch functioneren. 
   
Regeling luchtverdeling 
  Druk deze toets herhaalde 
malen in om de luchtstroom 
te verdelen naar: 
   
 
-  de voorruit, 
   
-   de voorruit en de beenruimte, 
   
-  de beenruimte, 
   
-   de linker, rechter en middelste 
ventilatieroosters en de beenruimte, 
   
-   de linker, rechter en middelste 
ventilatieroosters.  
    
Regeling luchtopbrengst  
De luchtopbrengst kan vergroot of 
verkleind worden door respectievelijk 
de toets  "kleine propeller" 
 of  "grote 
propeller" 
 in te drukken. 
 
Het symbool van de luchtopbrengst op het 
display, de propeller, wordt afhankelijk van 
de ingestelde waarde geleidelijk voller.  
 
 
Airconditioning AAN/UIT 
   
Druk op deze toets: 
het symbool  A/C 
 wordt 
weergegeven en de 
airconditioning wordt 
geactiveerd.     
Uitschakelen van het systeem 
  Druk op de toets  "kleine 
propeller" 
 van de 
luchtopbrengstregeling tot het 
symbool van de propeller van 
het display is verdwenen. 
  Alle functies van de airconditioning 
worden dan uitgeschakeld, 
behalve de luchtrecirculatie en de 
achterruitverwarming (volgens uitvoering). 
De ingestelde waarde wordt niet meer 
geregeld en verdwijnt van het display.    
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie 
   
Bij het indrukken van deze toets 
wordt de lucht in het interieur 
gerecirculeerd. Het symbool 
van de luchtrecirculatie wordt 
weergegeven. 
Druk op de toets  "grote 
propeller" 
 of op de toets 
  AUTO 
 om het systeem weer 
met de laatst ingestelde 
waarden in te schakelen.  
 
De luchtrecirculatie dient om de toevoer 
van buitenlucht bij stank en stofoverlast 
af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie 
alleen als dit echt nodig is (om te 
voorkomen dat de ruiten beslaan en de 
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat). 
  Druk de toets zodra de luchtrecirculatie 
niet meer nodig is nogmaals in om de 
toevoer van buitenlucht te hervatten.  
  Druk nogmaals op deze toets om de 
aircondioning uit te schakelen.  
   
De ventilatieopening in het 
dashboardkastje verspreidt koele 
lucht (als de airconditioning is 
ingeschakeld), onafhankelijk van de 
ingestelde temperatuur in het interieur 
en de buitentemperatuur.  
    Het is raadzaam om niet langdurig 
met uitgeschakelde airconditioning te 
rijden.  
Page 67 of 306
 65
ERGONOMI
E
en
 COMFOR
T
3
Ventilatie
  ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN 
   
Handbediening 
 
Zet de knop van de 
temperatuurregeling in 
deze stand. 
  Zet de aanjager in de 
hoogste stand.   Schakel de airconditioning in.  
 
Schakel zodra de 
omstandigheden dit toelaten de 
toevoer van buitenlucht weer in 
om de lucht in het interieur te 
verversen (lampje uit).  
 
Zet de schakelaar van de 
luchtverdeling in deze stand. 
   
Achterruitverwarming en/of 
verwarming buitenspiegels 
  Druk bij draaiende motor 
op deze toets om de 
achterruitverwarming en/of de 
verwarming van de elektrisch 
verstelbare buitenspiegels in 
te schakelen. 
  Deze functie wordt uitgeschakeld: 
   
 
-   door op de toets te drukken, 
   
-   door de motor af te zetten, 
   
-   automatisch, om onnodig 
stroomverbruik te voorkomen.  
  
Page 68 of 306
66
   
 
Ventilatie  
 
 
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN  GEBRUIKSVOORSCHRIFT 
   
Ventilatieroosters 
 
 
Houd de ventilatieroosters altijd 
geopend 
 
  Voor een optimale verdeling van de 
lucht over het interieur hebt u de 
beschikking over 4 ventilatieroosters 
in het midden en opzij, die gekanteld 
en naar links of rechts en omhoog of 
omlaag gedraaid kunnen worden. Sluit 
de ventilatieroosters niet, maar richt de 
luchtstroom voor een optimaal comfort 
tijdens het rijden naar de zijruiten. 
Uitstroomopeningen in de beenruimte 
en bij de voorruit completeren het 
geheel. 
   
 
Dek de uitstroomopeningen bij de 
voorruit en de openingen van de 
luchttoevoer in de bagageruimte niet af.  
 
 
Stoffilter/geurfilter (actieve kool) 
 
Dit fi lter beperkt het binnendringen van 
stof en stank in het interieur. 
  Zorg ervoor dat dit fi lter in goede staat 
verkeert en laat de fi lterelementen 
regelmatig vervangen. 
 
Zie in de rubriek 6 het gedeelte 
"Controles".  
 
 
Airconditioning 
 
Voor een doeltreffende werking van de 
airconditioning moeten de ruiten onder 
alle weersomstandigheden gesloten 
zijn. Als de auto echter langdurig in de 
zon heeft gestaan en de temperatuur 
in het interieur zeer hoog blijft, kunnen 
de ruiten wel even geopend worden 
om de ventilatie te bevorderen. 
  Het is raadzaam de stand AUTO 
zo veel mogelijk te gebruiken: het 
systeem regelt de luchtopbrengst, de 
comforttemperatuur in het interieur, 
de luchtverdeling, de luchttoevoer of 
-recirculatie automatisch en optimaal. 
  Laat de airconditioning minimaal 
één keer per maand 5 à 10 minuten 
functioneren om het systeem in 
perfecte staat te houden. 
  Condensvorming in de airconditioning 
kan ertoe leiden dat er zich een klein 
plasje water onder de stilstaande auto 
vormt, dit is een normaal verschijnsel. 
  Gebruik de airconditioning niet als 
deze niet koelt en laat het systeem in 
dat geval door het CITROËN-netwerk 
of een gekwalifi ceerde werkplaats 
controleren.      
Automatische stand: programma 
"zicht" 
  Voor het snel ontwasemen of ontdooien 
van de ruiten (bij vocht, veel inzittenden, 
vorst) kan het programma "comfort" 
(AUTO) niet toereikend blijken. 
  Kies dan het programma "zicht". Het 
verklikkerlampje van het programma 
"zicht" gaat branden. 
  Het systeem schakelt de airconditioning 
in, regelt de luchtopbrengst en stuurt de 
optimale luchtstroom naar de voorruit 
en de zijruiten. 
  De luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld.  
  
Page 69 of 306
 67
ERGONOMI
E
en
 COMFOR
T
3
   
 
Stoelen  
 
 VOORSTOELEN
 
De volgende verstellingen zijn 
mogelijk:     
1 - Verstelling in lengterichting 
  Til de beugel op en schuif de stoel naar 
voren of naar achteren tot de gewenste 
stand is bereikt.     
3 -  Hoogteverstelling van de 
bestuurdersstoel 
  Omhoog: trek de hendel omhoog en 
verlicht de druk op de stoel. 
  Omlaag: trek de hendel omhoog en 
laat uw gewicht op de stoel rusten.  
   
2 - Rugleuningverstelling 
  Trek de hendel naar voren en zet 
de rugleuning in de gewenste stand 
door met uw rug tegen de leuning te 
drukken.   
Page 70 of 306
68
Stoelen
  Rijd nooit zonder hoofdsteunen, 
deze dienen te zijn geplaatst en 
correct afgesteld.     
Verstelbare armsteun 
  Omhoogklappen van de armsteun: 
beweeg de armsteun omhoog tot deze 
wordt vergrendeld. 
  Klap de armsteun omlaag om hem in 
de gebruiksstand te zetten. 
  Verwijderen: zet de armsteun 
in verticale positie, druk op de 
ontgrendelingsknop en verwijder de 
armsteun. 
  Terugplaatsen: klik de armsteun vast in 
verticale positie. 
  Om de passagiersstoel neer te kunnen 
klappen in de tafelstand, moet de 
extra console of de armsteun worden 
verwijderd.  
 
 
 
Schakelaars stoelverwarming 
vóór 
  Elke voorstoel kan worden uitgerust 
met een schakelaar aan de zijkant van 
de zitting. 
  Druk op de schakelaar om de 
stoelverwarming in te schakelen. 
  Druk nogmaals op de schakelaar om 
de verwarming uit te schakelen.      
Hoogteverstelling van de hoofdsteun 
  Omhoog: schuif de hoofdsteun 
omhoog in verticale richting. 
  Omlaag: druk de knop in en schuif de 
hoofdsteun omlaag in verticale richting. 
  De hoofdsteun is correct afgesteld als 
de bovenzijde van het hoofd en de 
bovenzijde van de hoofdsteun zich op 
dezelfde hoogte bevinden. 
  Verwijderen: druk op de knop en trek 
de hoofdsteun omhoog. 
  Terugplaatsen: steek de stangen van 
de hoofdsteunen in de desbetreffende 
openingen, onder dezelfde hoek als de 
rugleuning.