CITROEN C3 PICASSO 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 121 of 290

8
Veiligheid
119

Pictogrammendisplay veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt
1.
Pictogram veiligheidsgordels voor en/of achter losgemaakt/niet vastgemaakt. 2.Pictogram veiligheidsgordel links voor.3.Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.4.
Pictogram veiligheidsgordel rechtsachter.
5. Pictogram veiligheidsgordel midden achter.
6.Pictogram veiligheidsgordel links achter.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een
driepunts veiligheidsgordel met oprolautomaat
en gordelkrachtbegrenzer (behalve de
middelste zitplaats).
Vastzetten
Als u de gordels op de zijzitplaatsen achterin
niet gebruikt, kunt u ze vastzetten. Ga als volgt
te werk: ) Zet houder A
in de hoogste stand.

Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
) Druk op de rode knop van de gordelsluiting.)
Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.


Op het pictogrammendisplay van de
veiligheidsgordels en de airbag aanpassagierszijde gaat het verklikkerlampje 2 of 3
rood branden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt of weer is losgemaakt.


Verklikkerlampje
veiligheidsgordel
Als een achterpassagier zijn gordel losmaakt, gaat dit verklikkerlampje
branden op het instrumentenpaneel of op
het displa
y van de lampjes van de gordelen frontairbag aan passagierszijde.
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knipper t het verklikkerlampje gedurende twee minuten incombinatie met een geluidssignaal. Na deze 2minuten blijft het verklikkerlampje branden zolang de
achterpassagiers hun gordels niet hebben vastgemaakt.

Page 122 of 290

Veiligheid
120

Losmaken en opbergen



)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting
B
en ver volgens op die van gordelsluiting A
.

)
Houd de riem tijdens het oprollen vast
en breng de gesp B
en vervolgens de
gesp A
aan op de magneet van het
bevestigingspunt in het dak.




Vast maken



)
Trek aan de riem en steek de gesp A
in de
linker gordelsluiting.

)
Steek de gesp B
in de rechter
gordelsluiting.

)
Controleer of beide gordelsluitingen zijn
vergrendeld door aan de riem te trekken.
De veiligheidsgordel voor de middelste zitplaats
is geïntegreerd in de hemelbekleding achter.
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt
Als het contact wordt aangezet, worden de pictogrammen 4, 5en 6
ongeveer 30 seconden rood weergegeven als de desbetreffende
gordel niet is vastgemaakt.

Als bij draaiende motor het pictogram 4, 5of 6rood wordt weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding ophet multifunctionele display, is de gordel van
de desbetreffende achterpassagier weer losgemaakt.

Page 123 of 290

8
Veiligheid
121
Voor een effectieve werking van deveiligheidsgordel:- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen, - moet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,- mag deze door niet meer dan éénpersoon worden gedragen,- mag deze geen beschadigingen of rafels ver tonen, - mag er om te voorkomen dat de gordelniet goed werkt, niets aan wordengewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan deveiligheidsgordels worden uitgevoerd door hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerdewerkplaats, die tevens voor de garantiezorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert. Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels beschadigingen vertonen. Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk. Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordelzich op de juiste plaats bevindt en goed isopgerold.

Voorschriften voor kinderen

Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.


Bij aanrijdingen

De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding
, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.Het activeren van de gordelspanners gaatgepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van depyrotechnische lading die in het systeem isgeïntegreerd.

In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren en eventueel vervangen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan envastgemaakt.
Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook albetreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief. De veiligheidsgordels zijn voorzien van eenoprolautomaat die er voor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik vande gordel of deze goed is opgerold. De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het hollegedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting diein werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichtingdeblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat deriem weer een stukje wordt opgerold.

Page 124 of 290

Veiligheid
122
Airbags
Frontair bags

De frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags - behalve de airbag aan passagierszijde als deze is uitgeschakeld - worden opgeblazen bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A)
, in de lengterichting van de auto en horizontaal vanaf de
voorzijde richting de achterzijde van de auto. De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het dashboard om
te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.

Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór. B.
Impactzone opzij. De airba
gs zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter). De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te helpen beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordtbelemmerd en de inzittenden de autoeventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of eenaanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels helpen u in dezesituaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als hetcontact aan is. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat rook en een knal,als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in hetsysteem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een kor te periode enigszinsverminderen.

Page 125 of 290

8
Veiligheid
123

Storing

Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele
display, laat het systeem dan controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat deairbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje "met de rug in derijrichting" hebt ver wijderd, zet dan de schakelaar 1weer op "ON"
om de airbagopnieuw in te schakelen en zo de veiligheid vanuw passagier te garanderen.

Als het contact is aangezet en de airbag aan passagierszijde opnieuw wordt ingeschakeld, gaat dit
lampje op het instrumentenpaneel
of op het display van de
waarschuwingslampjes van de
autogordels en de airbag aan
passagierszijde gedurende ongeveer
1 minuut branden. A
fhankelijk van de uitvoering
van uw auto brandt dit lampje hetzij op het instrumentenpaneel,hetzij op het display voor dewaarschuwingslampjes van deautogordels en de airbag aanpassagierszijde, bij aangezet contact
en zo
lang de airbag is uitgeschakeld. Als dit lamp
je knipper t, raadpleeg
dan het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats. Dekans bestaat dat de airbag aanpassagierszijde bij een ernstigeaanrijding niet wordt geactiveerd.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld: )zet het contact af , steek de sleutel in defschakelaar voor uitschakelen van de airbagaan passagierszijde 1,)draai deze in de stand "OFF"
, )ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Schakel voor de veiligheid van uw kindde airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in derijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Plaats geen kinderzitje op devoorstoel als minimaal één van beide waarschuwingslampjes van de airbagspermanent blijft branden.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.

Page 126 of 290

Veiligheid
124
Zijairbags

Activering

De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij ( B
), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende
portierpaneel.
Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste
passagier achter) bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.


Storing
Activerin
g

De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de ruiten.

Detectiezones voor een
aanrijding


A.
Impactzone vóór.

B.
Impactzone opzij.

Als dit waarschuwingslampje gaatbranden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, raadpleeg
dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat deairbag niet wordt geactiveerd.

Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd.
De zijairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de por tierzijde.

Page 127 of 290

8
Veiligheid
125
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuur wielkussen rusten.De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten. Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandendesigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie metactieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschiktzijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het CITROËN-netwerk.Raadpleeg de rubriek "Accessoires".Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot ver wondingen aan armen of borstkas.Ga niet onnodig dicht tegen het por tierpaneel zitten.

Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbagskunnen leiden tot hoofdletsel. Demonteer nooit de handgrepen van het dak (indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.

Zorg dat er zich niets bevindt tussende airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goedewerking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uwauto de airbagsystemen controleren. Werkzaamheden aan airbagsystemenmogen uitsluitend door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerdewerkplaats worden uitgevoerd.

Zelfs als alle bovenstaande voorschriftenworden nageleefd, blijft de kans bestaanop letsel of lichte brandwonden aan hethoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt ver volgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.
Houd u aan de volgendeveiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit vande airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgesteldeautogordel.

Page 128 of 290

Rijden
126





Parkeerrem
Aantrekken



)
Trek de hefboom van de parkeerrem
volledig aan om uw auto stil te zetten.

Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje
en het verklikkerlampje STOP
branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele
display, geeft dit aan dat de parkeerrem
nog (iets) is aangetrokken.
Vrijzetten


)
Trek de hefboom van de parkeerrem licht
omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag.









Handgeschakelde
6-versnellingsbak

Inschakelen van de 5 eof de
6 eversnelling
) Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5 eof de 6e
versnelling in te schakelen.



Inschakelen van de
achteruitversnelling
)Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerstnaar links en dan naar voren.

Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan en
schakel een versnelling in.


Schakel de achteruitversnelling alleenin als de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:


- zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,

- trap het koppelingspedaal in.

Page 129 of 290

9
Rijden
127











Opschakelindicator *


Werking

Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u
rustig rijdt.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op teschakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in tehoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellin
gen ook daadwerkelijk in te schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van desituatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve
altijd zelf verantwoordelijk voor het al danniet opvolgen van een schakeladvies van het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld. V
oorbeeld:
- U rijdt in de derde versnelling.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op het instrumentenpaneel weergegeven, incombinatie met het nummer van de aanbevolen
versnelling.

*
Afhankeli
jk van de motoruitvoering. - U trapt het
gaspedaal geleidelijk in.
- Het s
ysteem kan u in dit geval advisereneen hogere versnelling in te schakelen.

In rijsituaties waarin veel van de motor wordt gevraagd (diep intrappen van het gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens eeninhaalmanoeuvre...) zal het systeem geen schakeladvies geven.
Het systeem zal u nooit adviseren om:


- de eerste versnelling in te schakelen,

- de achteruitversnelling in te schakelen,

- terug te schakelen. Dit s
ysteem adviseert de bestuurder op
te schakelen om het brandstofverbruik teverminderen (auto's met handgeschakelde
versnellingsbak).

Page 130 of 290

Rijden
128














EGS 6-versnellingsbak
Bij de EGS 6 -versnellingsbak kunt u kiezen
tussen automatische bediening en handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft twee gebruiksmogelijkheden: -automatische bediening, waarbij het
op- en terugschakelen volledig automatischwordt geregeld, zonder dat de bestuurder
iets hoeft te doen,
- handmatige
bediening, waarbij de
bestuurder zelf sequentieel kan schakelen
met de selectiehendel of de flippers achter het stuurwiel. Tijdens de automatische bediening kunt u opelk gewenst moment tijdelijk zelf schakelen.


Selectiehendel
R.
Achteruit.)
Tr ap het rempedaal in en duw deselectiehendel naar voren om dezeversnelling in te schakelen.
N.
Neutraalstand. )
Trap het rempedaal in en selecteer dezestand om de motor te kunnen starten.A.
Automatische bediening.
)
Duw de selectiehendel naar achteren omdeze stand te selecteren. M + / -.

Handmatige bediening om
sequentieel te schakelen.
) Duw de selectiehendel naar achteren en
ver volgens naar links om deze stand teselecteren en:



beweeg de hendel kort naar voren om op
te schakelen,


of beweeg de hendel kort naar achterenom terug te schakelen.


+. Opschakelen (rechts van het stuur wiel).)Tr e k d e flipper "+"aan de rechterzijdeachter het stuurwiel een keer naar u toe om
op te schakelen.
-.
Te r ugschakelen (links van het stuur wiel).)Trek de flipper "-"aan de linkerzijde achter het stuur een keer naar u toe om terug te schakelen.


Flippers achter het stuurwiel


Het is niet mogelijk om de neutraalstand of de achteruitversnelling met behulpvan de flippers te selecteren.

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 290 next >