CITROEN C5 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 31 of 340
I
29 
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
BOORDCOMPUTER 
  De boordcomputer geeft tijdens het 
rijden verschillende informatie over 
het afgelegde traject (actieradius, 
brandstofverbruik, ...).  
 
 
   
Weergave van de informatie    
Traject op nul zetten   
De informatie van de boordcompu-
ter wordt weergegeven op het dis-
play van het instrumentenpaneel. 
   
 
 ) 
 Draai aan de linker rolknop  A 
 
van het stuurwiel om achtereen-
volgens de verschillende stan-
den van de boordcomputer weer 
te geven: 
   
 
-   de actuele informatie wordt bij  B 
 
op het instrumentenpaneel weer-
gegeven, met: 
   
 
● 
 de actieradius, 
   
● 
  het brandstofverbruik op dat 
moment, 
   
● 
  de digitale weergave van de 
wagensnelheid of het aan-
tal seconden dat de motor 
is gestopt door het Stop & 
Start-systeem.  
   
-  traject " 1 
" wordt bij  C 
 op het 
instrumentenpaneel weerge-
geven, met: 
   
 
● 
  de afgelegde afstand, 
   
● 
 het gemiddelde brandstof-
verbruik, 
   
● 
  de gemiddelde snelheid,   
  voor het eerste traject.  
   
-  traject " 2 
" wordt bij  C 
 op het 
instrumentenpaneel weerge-
geven, met: 
   
 
● 
  de afgelegde afstand, 
   
● 
 het gemiddelde brandstof-
verbruik, 
   
● 
  de gemiddelde snelheid,   
  voor het tweede traject.  
 
 
    
 
 ) 
  Druk de linker rolknop van het 
stuurwiel langer dan twee se-
conden in zodra het gewenste 
traject wordt aangegeven.  
  De trajecten " 1 
" en " 2 
" zijn onafhan-
kelijk en hebben dezelfde eigen-
schappen .
  Het traject " 1 
" kan bijvoorbeeld ge-
bruikt worden voor een dagelijks 
verbruik en traject " 2 
" voor een 
maandelijks verbruik.  
  
Page 32 of 340
I
30
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
   
 
 
 
 
 
Enkele definities... 
 
 
Actieradius 
  (km of miles)    
Momenteel verbruik 
  (l/100 km, km/l of mpg) 
   
Gemiddeld verbruik 
  (l/100 km, km/l of mpg) 
   
Gemiddelde snelheid 
  (km/h of mph)    
Afgelegde afstand 
  (km of miles) 
  De actieradius geeft aan hoeveel 
kilometer u nog met de resterende 
hoeveelheid brandstof kunt rijden, 
berekend op basis van het gemid-
delde verbruik over de laatste afge-
legde kilometers. 
  Deze waarde kan variëren door 
een gewijzigde rijstijl of het rijden 
op een helling, waardoor het mo-
mentele brandstofverbruik aan-
zienlijk kan wijzigen. 
  Als de actieradius minder dan 
30 km bedraagt, verschijnen streep-
jes op het display. Na het tanken van 
minimaal 5 liter brandstof wordt de 
actieradius opnieuw berekend en 
weergegeven als deze meer dan 
100 km bedraagt. 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk 
of een gekwalifi ceerde  werkplaats 
als tijdens het rijden de streepjes 
continu worden weergegeven.    Deze functie wordt alleen weergege-
ven bij snelheden vanaf 30 km/h.     Dit is het gemiddelde brandstofver-
bruik over de laatste seconden. 
  Dit is het gemiddelde verbruik sinds 
de laatste nulstelling van de boord-
computer.  
  Dit is de gemiddelde snelheid sinds 
de laatste nulstelling van de boord-
computer (contact aan).    Deze afstand wordt berekend sinds 
de laatste nulstelling van de boord-
computer.  
 
   
 
 
 
 
 
 
Stop & Start-teller 
 
(minuten/seconden of uren/
minuten) 
  Als uw auto is uitgerust met Stop & 
Start, registreert een teller hoelang 
de STOP-stand tijdens een traject is 
geactiveerd.  
De teller wordt, elke keer als u het 
contact met de sleutel aanzet, weer 
op nul gezet.  
  
Page 33 of 340
I
31 
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
   
Terug naar de 
standaardweergave 
van het display van het 
instrumentenpaneel 
  Door meerdere keren aan de linker 
rolknop op het stuurwiel te draaien, 
kunt u terugkeren naar de stan-
daardweergave van het display van 
het instrumentenpaneel (weerga-
ve van de wagensnelheid). Hierbij 
wordt eerst het scherm met de na-
vigatie-informatie weergegeven en 
vervolgens het scherm met alleen 
de kilometerteller en, in het onderste 
gedeelte, de dagteller.  
 
 
Weergave van 
navigatie-informatie 
op het display van het 
instrumentenpaneel 
  U kunt ook kiezen voor weergave 
van de navigatie-informatie op het 
display van het instrumentenpaneel 
door aan de linker rolknop op het 
stuurwiel te draaien.  
 
 
Functie Check 
 
Met deze functie kan het waarschu-
wingenlogboek worden weergegeven. 
   
 
 ) 
  Druk op de toets  A 
.  
  De volgende meldingen verschijnen 
achtereenvolgens op het display van 
het instrumentenpaneel: 
   
 
-  Bandenspanningscontrole. 
   
-  Onderhoudsintervalindicator. 
 
 
-  Eventuele waarschuwingsmeldingen. 
 
 
-  Motorolieniveau.  
  
Page 34 of 340
I
32
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
   
 
 
 
 
 
 
 
 
Verklikkerlampjes 
 
De verklikkerlampjes waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing 
(waarschuwingslampje) of geven de bestuurder informatie over de werking van 
een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld). 
   
 
Controlelampje 
 
   
 
brandt 
 
   
 
Oorzaak 
 
   
 
Acties / Opmerkingen 
 
 
   
 
  
 
 
STOP 
 
 
 
 
permanent in 
combinatie 
met een ander 
waarschuwingslampje.   
Dit waarschuwingslampje brandt 
bij een lekke band, een storing met 
betrekking tot het remsysteem of bij 
een te hoge koelvloeistoftemperatuur.   Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. 
  Zet het contact af en neem contact op met 
het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde 
werkplaats. 
   
 
  
 
 
Service 
 
    
tijdelijk.    Er is een kleine 
storing opgetreden 
waarbij geen specifi ek 
waarschuwingslampje gaat 
branden.   Identifi ceer de storing met behulp van de 
melding op het display, bijvoorbeeld: 
   
 
-   het sluiten van de portieren, de 
achterklep, de achterruit of de 
motorkap, 
   
-   de batterij van de afstandsbediening, 
   
-  de bandenspanning, 
   
-   vervuiling van het roetfi lter (diesel).  
  Raadpleeg in andere gevallen het 
CITROËN-netwerk of eengekwalifi ceerde 
werkplaats. 
   
permanent.    Er is een ernstige storing 
opgetreden waarbij geen 
specifi ek waarschuwingslampje 
gaat branden.   Identifi ceer de storing met behulp van de 
melding op het display en raadpleeg het 
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde 
werkplaats.     
Bij het aanzetten van het contact 
  Als het contact wordt aangezet, gaan sommige waarschuwingslampjes enkele 
seconden branden.  
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.  
Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie 
het betreft.  
   
Bijbehorende waarschuwingen 
  Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op het display.     
Waarschuwingslampjes 
  Als bij draaiende motor of tijdens het 
rijden één van de volgende verklik-
kerlampjes gaat branden, wijst dit 
op een storing in het desbetreffende 
systeem en moet de bestuurder ac-
tie ondernemen. 
  Een waarschuwingslampje gaat al-
tijd branden in combinatie met een 
aanvullende melding om u te helpen 
bij het opsporen van de storing. 
  Raadpleeg indien nodig het 
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.  
  
Page 35 of 340
I
33 
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
   
 
 
   
 
Remsysteem 
 
    
permanent, in 
combinatie met 
het STOP-lampje.    Het remvloeistofniveau is te 
laag.   Stop onmiddellijk op een veilige plek. 
  Vul het niveau bij met remvloeistof voorzien 
van een artikelnummer van CITROËN. 
  Als het probleem zich blijft voordoen, laat 
het systeem dan controleren door het 
CITROËN-netwerk of eengekwalifi ceerde 
werkplaats. 
   
+  
 
 
permanent, in 
combinatie met het 
waarschuwingslampje 
ABS en het 
STOP-lampje.   
Er is een storing in de 
elektronische remdrukregelaar 
(EBD).   Stop onmiddellijk op een veilige plek. 
  Laat dit controleren door het CITROËN of 
een gekwalifi ceerde werkplaats .    
 
Controlelampje 
 
   
 
brandt 
 
   
 
Oorzaak 
 
   
 
Acties / Opmerkingen 
 
 
   
 
 
 
 
 
Antiblokkeersysteem 
(ABS)   
  
 
permanent.    Er is een storing in het 
antiblokkeersysteem.   De normale remwerking blijft behouden. 
  Rijd voorzichtig met lage snelheid 
en raadpleeg zo snel mogelijk het 
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde 
werkplaats. 
   
 
    
 
Elektrische 
parkeerrem 
 
    
knippert.    Het aantrekken van de 
elektrische parkeerrem is 
onderbroken. 
  Het aantrekken/vrijzetten werkt 
niet.   Zet de auto zo snel mogelijk stil op een 
veilige plaats. 
  Parkeer de auto op een vlakke, horizonale 
ondergrond, zet het contact af en 
raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats. 
   
 
    
 
Storing 
elektrische 
parkeerrem 
 
    
permanent.    Er is alleen een storing in de 
elektrische parkeerrem.   Raadpleeg zo snel mogelijk het 
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde 
werkplaats. 
  De rem kan handmatig worden vrijgezet. 
  Raadpleeg voor meer informatie over 
de elektrische parkeerrem het hoofdstuk 
"Rijden".  
Page 36 of 340
I
34
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
   
 
  
 
 
Dynamische 
stabiliteitscontrole 
(ESP/ASR)   
 
 
 
knippert.    De ESP-/ASR-regeling is 
actief.   Deze functie verbetert de aandrijving en 
zorgt voor een betere koersstabiliteit. 
   
permanent, in combinatie 
met een geluidssignaal 
en een melding op 
het display van het 
instrumentenpaneel.   
Storing in de ESP-/
ASR-regeling, tenzij deze is 
uitgeschakeld en het lampje 
in de schakelaar brandt.   Laat dit controleren door het 
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde 
werkplaats. 
   
 
    
 
Zelfdiagnose 
motor 
 
    
permanent.    Er is een storing in de 
emissieregeling.   Het controlelampje moet doven als de 
motor wordt gestart. 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats als dit niet het 
geval is. 
   
knippert.    Er is een storing in het 
motormanagementsysteem.   Kans op beschadiging van de katalysator. 
  Laat dit controleren door het 
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde 
werkplaats.     
 
Controlelampje 
 
   
 
brandt 
 
   
 
Oorzaak 
 
   
 
Acties / Opmerkingen 
 
 
      
Slijtage 
van de 
remblokken 
 
 
permanent, in 
combinatie met een 
geluidssignaal en 
een melding op het 
multifunctionele display. 
  De remblokken zijn aan 
vervanging toe.   Laat de remblokken vervangen door het 
CITROËN-netwerk of eengekwalifi ceerde 
werkplaats.        
 
Uitschakeling 
van de 
automatische 
werking van 
de elektrische 
parkeerrem 
 
    
permanent.    De functies "automatisch 
aantrekken" (bij het 
afzetten van de motor) en 
"automatisch vrijzetten" zijn 
uitgeschakeld of werken niet. 
  Activeer de functie (volgens land van 
bestemming) via het confi guratiemenu van 
de auto of raadpleeg het CITROËN-netwerk 
of een gekwalifi ceerde werkplaats als de 
parkeerrem niet meer automatisch wordt 
aangetrokken of vrijgezet. 
  De parkeerrem kan met behulp van de 
procedure voor de noodontgrendeling 
handmatig worden vrijgezet. 
  Raadpleeg voor meer informatie over de 
elektrische parkeerrem het hoofdstuk "Rijden".  
Page 37 of 340
I
35 
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
   
 
Controlelampje 
 
   
 
brandt 
 
   
 
Oorzaak 
 
   
 
Acties / Opmerkingen 
 
 
   
 
 
 
 
 
Laag 
brandstofniveau 
 
  
 
permanent.    Als het lampje gaat branden 
zit er nog  ongeveer 5 liter 
 
 
   
brandstof 
 in de tank.   Ga zo snel mogelijk tanken om te 
voorkomen dat u met een lege tank strandt.  
Dit verklikkerlampje gaat elke keer na het 
aanzetten van het contact branden zolang er 
niet voldoende brandstof getankt is. 
  Inhoud brandstoftank: 71 liter. 
  Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, 
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem 
en het injectiesysteem beschadigd raken. 
   
 
 
 
 
 
Te hoge 
koelvloeistoftemperatuur 
 
  
 
permanent rood.    De temperatuur van de 
koelvloeistof is te hoog. 
  Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. 
  Wacht met het eventueel bijvullen van de 
koelvloeistof tot de motor is afgekoeld. 
  Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg 
dan het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde 
werkplaats. 
   
 
    
 
Laadstroom 
accu 
 
    
permanent.  
 
Er is een storing in het 
laadstroomcircuit van de accu 
(vervuilde of losgeraakte 
accuklemmen, aandrijfriem dynamo 
ontspannen of gebroken...).   Het lampje moet bij het starten van de motor 
uitgaan. Parkeer de auto op een veilige plek. 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats als dit niet het 
geval is. 
   
+  
 
 
 
Autogordel niet 
vastgemaakt / 
   
losgemaakt   
  
 
permanent.  
  De bestuurder en/of de 
voor-/achterpassagier 
heeft zijn autogordel niet 
vastgemaakt of losgemaakt.   Trek aan de gordel en klik de gesp vast in 
de gesphouder. 
   
 
Autogordels 
losgemaakt 
of niet 
vastgemaakt 
 
 
 
 
permanent, in 
combinatie met het 
waarschuwingslampje 
autogordel 
losgemaakt/niet 
vastgemaakt.  
 
De verlichte punten stellen de passagiers voor 
die geen autogordel dragen. 
  De punten: 
   
 
-   branden gedurende 30 seconden na het 
starten van de auto, 
   
-   branden in de loop van de rit bij een 
wagensnelheid tussen 0 en 20 km/h, 
   
-   knipperen bij een wagensnelheid hoger 
dan 20 km/h ongeveer 120 seconden in 
combinatie met een geluidssignaal.   
Page 38 of 340
I
36
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
   
 
    
 
Mistlampen 
vóór 
 
    
permanent.    De mistlampen vóór zijn 
ingeschakeld.   Draai de ring twee standen naar 
achteren om de mistlampen vóór uit 
te schakelen. 
   
 
 
 
 
 
Mistachterlichten 
 
  
 
permanent.    De mistachterlichten zijn 
ingeschakeld.   Draai de ring naar achteren om de 
mistachterlichten uit te schakelen.     
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Controlelampjes ingeschakelde functies 
  De volgende controlelampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.  
Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.  
 
   
 
Controlelampje 
 
   
 
brandt 
 
   
 
Oorzaak 
 
   
 
Acties / Opmerkingen 
 
 
   
 
 
 
 
 
Richtingaanwijzer 
links     
 
knippert, met 
geluidssignaal.    Als u de lichtschakelaar omlaag 
beweegt.    
   
 
 
 
 
 
Richtingaanwijzer 
rechts   
  
 
knippert, met 
geluidssignaal.    Als u de lichtschakelaar omhoog 
beweegt.    
   
 
  
 
 
Parkeerlichten 
 
   
permanent.    De lichtschakelaar staat in de stand 
"Parkeerlichten".    
   
 
  
 
 
Dimlicht 
 
   
permanent.    De lichtschakelaar staat in de stand 
"Dimlicht".    
   
 
  
 
 
Grootlicht 
 
   
permanent.    Als u de lichtschakelaar naar u toe 
trekt.   Trek aan de lichtschakelaar om 
terug te schakelen naar dimlicht.     
 
 
 
 
 
Alarmknipperlichten 
 
  
 
knippert, met 
geluidssignaal.    De schakelaar voor de 
alarmknipperlichten op het 
dashboard is ingedrukt.   De richtingaanwijzers links en rechts 
en de bijbehorende verklikkerlampjes 
knipperen tegelijkertijd.  
Page 39 of 340
I
37 
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
   
 
Controlelampje 
 
   
 
brandt 
 
   
 
Oorzaak 
 
   
 
Acties / Opmerkingen 
 
 
   
 
    
 
Voorgloeien 
dieselmotor 
 
    
permanent.    Het contactslot staat in de tweede 
stand (Contact).   Wacht met starten tot het 
controlelampje is gedoofd. 
  De wachttijd is afhankelijk van de 
weersomstandigheden. 
   
 
  
 
 
Handrem 
 
    
permanent.   De handrem is aangetrokken.   Zet de handrem vrij zodat het 
controlelampje uitgaat; trap het 
rempedaal in. 
  Houd u aan de 
veiligheidsvoorschriften. 
  Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" 
voor meer informatie over de 
handrem.     
knippert.    De handrem is niet goed 
aangetrokken of vrijgezet. 
   
 
 
 
 
Passagiersairbag 
  
permanent.   De schakelaar in het 
dashboardkastje staat in de stand 
" ON 
".  
De passagiersairbag is 
ingeschakeld. 
  Plaats in dit geval geen kinderzitje 
met de "rug in de rijrichting".   Zet de schakelaar in de stand 
" OFF 
" om de passagiersairbag uit te 
schakelen.  
U kunt nu een kinderzitje plaatsen 
met de "rug in de rijrichting". 
    
 
 
Stop & Start 
 
    
permanent.    Het Stop & Start-systeem heeft 
de motor in de STOP-stand gezet 
(verkeerslicht, stopbord, opstopping, 
enz.).   Het lampje gaat uit en de motor 
wordt automatisch gestart als u wilt 
wegrijden. 
   
knippert enkele 
seconden en gaat 
dan uit.    De STOP-stand is nu niet 
beschikbaar. 
  of 
  De motor wordt automatisch gestart.   Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden - § 
Stop & Start-systeem" voor 
bijzonderheden van de Stop- en 
Start-stand.  
Page 40 of 340
I
38
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
   
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies 
  De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.  
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.  
 
   
 
Controlelampje 
 
   
 
brandt 
 
   
 
Oorzaak 
 
   
 
Acties / Opmerkingen 
 
 
   
 
 
 
 
 
Passagiersairbag 
 
  
 
permanent.    De schakelaar in het 
dashboardkastje staat in de 
stand " OFF 
". 
  De frontairbag aan 
passagierszijde is 
uitgeschakeld.  
In dit geval kunt u een 
kinderzitje met de "rug in de 
rijrichting" plaatsen.   Zet de schakelaar in de stand " ON 
" om de 
frontairbag aan passagierszijde in te 
schakelen.   
Bevestig in dit geval op deze zitplaats 
geen kinderzitje met de "rug in de 
rijrichting". 
   
 
  
 
 
ESP/ASR 
 
   
permanent.  
 
De toets midden op het dashboard 
wordt ingedrukt. Het bijbehorende 
controlelampje gaat branden. 
  De functie ESP/ASR wordt 
uitgeschakeld. 
  ESP: dynamische 
stabiliteitscontrole. 
  ASR: antispinregeling.   Druk op de toets om de functie ESP/ASR 
in te schakelen. Het controlelampje dooft. 
  De functie ESP/ASR wordt automatisch 
ingeschakeld als de motor wordt gestart. 
  Wanneer het systeem is uitgeschakeld 
wordt het automatisch opnieuw 
ingeschakeld bij snelheden hoger dan 
ongeveer 50 km/h.