CITROEN DS3 CABRIO 2013 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 171 of 421

169Rijden

Handmatig schakelen
Op het instrumentenpaneel verdwijnt
de aanduiding Den verschijnen achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D(rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
versnellingsbak automatisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden in
geschakeld in de handbediende stand.
Onjuiste waarde bij handmatigebediening
)Selecteer de stand Mom sequentieel
teschakelen tussen de vier versnellingen.)Duw de selectiehendel naar het symbool +om één versnelling op te schakelen. )Trek de selectiehendel naar het symbool -om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
k
an alleen als de snelheid van de auto enhet toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening. Dit s
ymbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u deselectiehendel in de stand P of N
bewegen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de
auto stil te zetten. Als bi
j aangezet contact dit
verklikkerlamp
je gaat branden incombinatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display, duidtdit op een storing in de versnellingsbak. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok voelen
bij het selecteren van R vanuit de stand RP , of PPR vanuit Rde stand N . Dit beschadigt de versnellingsbak niet.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Storing
Als de selectiehendel niet in de stand
Pstaat, verschijnt bij het openen vanhet bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een melding op het multifunctionele display.)
Zet de selectiehendel in de stand P
; de melding verdwijnt.

De automatische versnellingsbak kan beschadigd raken:


- als u gelijktijdig het gas- en hetrempedaal intrapt,

- als u, wanneer de accu geen stroom lever t, de selectiehendelgeforceerd in de stand P
of een andere stand zet.

Als u langere tijd stilstaat met draaiende motor (files...), kuntu, om brandstof te besparen, deselectiehendel in de stand Nzetten ende handrem aantrekken.

Page 172 of 421












Stop & Start-systeem Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart(STA R T- s t a n d) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeur t direct, snel en stil.
Het
Stop&Start-systeem is perfect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Werking
Overgang naar de
STOP-stand
Het systeem werkt de eerste10 seconden na het inschakelen van deachteruitversnelling niet. Als de motor door het systeem in deSTOP-stand wordt gezet, blijven alleandere componenten zoals de remmenen de stuurbekrachtiging normaalfunctioneren.
Tank nooit als de motor door het Stop &Start-systeem in de STOP-stand is gezet. Zet in dat geval altijd het
contact af en neem de sleutel uit het contactslot. Het controlelamp
je "ECO"
op het instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt in de STOP-stand gezet:
- als u,
bij een handgeschakelde
versnellingsbak,bij een snelheid lager
dan 20 km/h de versnellingshendel in
de neutraalstand zet en vervolgens het koppelingspedaal loslaat.
- a
ls u, bij een EGS-versnellingsbak met
5 of 6 versnellingen, bij een snelheid lager dan 8 km/h het rempedaal intrapt of de selectiehendel in de stand N
zet.

Een teller telt de duur van de
momenten dat de motor a
fgezet
is, op. Elke keer als u het contactopnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0 gezet. De STOP-stand wordt niet
geactiveerd als:


- het bestuurderportier geopend is,

- de autogordel van de bestuurder losgemaakt is,

- de auto sinds de laatste start met de sleutel niet sneller dan 10 km/h heeft gereden,

- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,

- de voorruitontwasemin
g is ingeschakeld,

- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motor temperatuur, rembekrachtiging, buitentemperatuur...).

Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
Het controlelampje "ECO"knippert een
paar seconden en gaat vervolgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.

Page 173 of 421

171Rijden

Overgang naar de START-stand
Het controlelampje "ECO"gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:


-
bij een handgeschakelde
versnellingsbak , als u het
koppelingspedaal intrapt,

- bij een EGS-versnellingsbak met 5 of
6 versnellingen :

met de selectiehendel in de stand A
of M
, wanneer u het rempedaal loslaat,

met de selectiehendel in de stand N
en het rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de selectiehendel in de stand A
of Mzet,

of wanneer u de achteruitversnellinginschakelt.
Bijzonderheden: automatischactiveren van de START-stand


Als het systeem in de STOP-stand wordt uitgeschakeld, dan wordt demotor direct weer gestart.
U kunt deze
functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"
in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display.

Uitschakelen
Uit veiligheids- of comfortoverwegingen kan deSTART-stand automatisch worden geactiveerd als:
- het bestuurderpor tier wordt geopend,
- de autogordel van de bestuurder wordt losgemaakt,
- de snelheid van de auto hoger is dan
11 k m/h (EGS-versnellingsbak),
- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,rembekrachtiging, instellingairconditioning...).
Het controlelamp
je "ECO"
knippert een
paar seconden en gaat vervolgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal
.
Als u bij een auto met eenhandgeschakelde versnellingsbak in de STOP-stand een versnelling inschakelt, maar daarbij het koppelingspedaal niet
helemaal intrapt, verschijnt er een melding met het verzoek het koppelingspedaalhelemaal in te trappen, omdat anders demotor niet gestart kan worden.

Page 174 of 421


Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contactopnieuw aanzet.

Inschakelen

Dit systeem heeft specifieke kenmerkenen maakt gebruik van een speciale accu(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem. Bij een storing in het systeem gaat het controlelampje in de schakelaar "ECO OFF"knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storin
g zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet
meer wil aanslaan of direct afslaat. Allecontrolelampjes op het instrumentenpaneel
branden. Zet in dat geval het contact af en star t
de auto dan met behulp van de sleutel.

Storingen
Onderhoud


Schakel omwille van de veiligheid hetStop & Star t-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren.


Het Stop & Start-systeem maaktgebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamhedenaan dit type accu uitvoeren door het CITROËN-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats. Druk no
gmaals op de schakelaar "ECO OFF".Het systeem is dan weer ingeschakeld; hetcontrolelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.

Page 175 of 421

173Rijden





Hill Start Assist
Dit systeem houdt bij het wegrijden op eenhelling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:


- als de auto volledi
g stilstaat met het rempedaal ingetrapt,

- bij het samenvallen van een aantalhellingcondities,

- als het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordtdeze even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat:- als bij de EGS-versnellingsbak de
automatische stand (stand A ) of de Ahandbediende stand (stand M ) is ingeschakeld.

Verlaat de auto niet in de korte periodedat u de Hill Star t Assist gebruikt. Als u de auto verlaat ter wijl de motor draait, gebruik dan de handrem en controleer of het controlelampje van dehandrem op het instrumentenpaneelblijft branden.
Werking
Als de auto bergafwaarts stilstaat en deachteruitversnelling ingeschakeld is, wordtde auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.

Storing

Bij een storing in de Hill Star t Assist gaan
deze controlelampjes branden. Raadpleeg
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het s
ysteem te laten controleren.

Page 176 of 421

De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaalgeen effect.
Het inschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.Het uitschakelenvan de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het
gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid
tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in hetgeheugen.





Snelheidsbegrenzer
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A
.
1
.Knop voor het selecteren van desnelheidsbegrenzer
2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid4.Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzer



Stuurkolomschakelaars

De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5
. Snelheidsbegrenzer A AN/UIT
6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd
7. Ingestelde snelheid


Weergave op het display

Page 177 of 421

175
Rijden
)Draai de knop 1
in de stand "LIMIT": desnelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen. )Stel de snelheid in door op de toets 2of 3te drukken (bijv.: 90 km/h).


Programmeren
U kunt de ingestelde snelheid ver volgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:


- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. )Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4
. )Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUS E). )Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4.

Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd. Als het gaspedaal met krachtwordt ingetrapt, tot voorbijhet zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat deingestelde snelheid op het display knipperen.

Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gaspedaal wordt losgelaten.

Bij een steile afdaling of bij het krachtigintrappen van het gaspedaal kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalenblijven hangen:



- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,

- leg nooit meerdere matten op elkaar.


Uitschakelen van de
snelheidsbe
grenzer ) Draai de knop 1in de stand "0"
: de selectie van de snelheidsbegrenzer wordt
ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.



Storing
In het geval van een storing in de snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheidgewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.

Page 178 of 421






Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een constante ingesteldesnelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig waarbij de ingestelde snelheid minimaal 40 km/h dient te bedragen en:
- de vierde versnelling moet zijn ingeschakeld bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
- de tweede versnellin
g moet zijningeschakeld bij rijden in de handmatige
stand bij een EGS-versnellingsbak of automatische versnellingsbak,
- bij een EGS-versnellingsbak moet stand Azijn geselecteerd en bij een automatische
versnellingsbak moet stand D zijn geselecteerd.
Het uitschakelenvan de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de hendel, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit
veiligheidsoverwegingen, door activering vanhet ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kande ingestelde snelheid tijdelijk wordenoverschreden.
Na het afzetten van het contact worden alleingestelde snelheden gewist. Om weer terug
te keren naar de ingestelde snelheid is het
voldoende het gaspedaal los te laten.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moetde bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet
in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
De bediening van de snelheidsregelaar is
ondergebracht in de hendel A.
1. Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar
2.Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid3.Toets voor het verhogen van de ingesteldesnelheid 4.Toets voor het in-/uitschakelen van desnelheidsregelaar



Stuurkolomschakelaars
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. De in
formatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5
. Snelheidsregelaar A AN/UIT
6. Snelheidsregelaar geselecteerd7. Ingestelde snelheid


Weergave op het display

Page 179 of 421

177Rijden

Programmeren
)Draai de knop 1in de stand "CRUISE":de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE).)Stel de snelheid in door de
wagensnelheid op het gewenste niveau
te bren
gen en vervolgens op de toets 2 of
3te drukken (bijv.: 110 km/h).

U kunt de ingestelde snelheid ver volgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:

- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. )Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4: het
uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUS E).
)Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op de
toets 4 .



Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.


Uitschakelen van de snelheidsregelaar
)Draai de knop 1in de stand "0"
: de selectie van de
snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.

Storing

In het geval van een storing in de snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Let tijdens het gebruik van desnelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van dewagensnelheid veroorzaken. Gebruik de snelheidsregelaar niet opgladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomendat de ingestelde snelheid wordtoverschreden. Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt geblokkeerd:


- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,

- gebruik nooit meer dan één mat
per plaats.

Page 180 of 421






Parkeerhulp achter
Dit systeem bestaat uit vier parkeerhulpsensoren die zijn aangebracht in deachterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich achter de auto bevindt.
Het systeem waarschuwt echter nietvoor objecten die zich direct onder de bumper bevinden. Paaltjes, pionnen bijwegwerkzaamheden of gelijksoortigevoorwerpen worden waargenomen bij aanvang van de manoeuvre, maar nietmeer wanneer de auto te dicht genaderd is.
De parkeerhulp is een hulpmiddelvoor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is. Het systeem wordt geactiveerd zodra u de
achteruitversnelling inschakelt. Dit wordt
aangegeven door een geluidssignaal. De
a
fstand tot het obstakel wordt aangegeven door:


- geluidssignalen die elkaar sneller opvolgen
naarmate de de auto dichter bij het obstakel
komt,

- een grafische weergave (volgens uitvoering) op het multifunctionele display, met blokjes
die steeds dichter bij de auto komen.


Inschakelen
Als de achterzijde van de auto minder dan30 centimeter van het obstakel ver wijderd is, is hetgeluidssignaal continu hoorbaar en verschijnt het symbool "Gevaar" op het multifunctionele display.
Het systeem wordt gedeactiveerd als de
versnellingsbak in een andere stand wordtgeschakeld.

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 430 next >