CITROEN DS5 HYBRID 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 51 of 358

49Hybridesysteem

De tractiebatterij (hoogspanningsbatterij) magnooit door middel van een extern apparaat
worden opgeladen. Laat werkzaamheden
aan de tractiebatterij uitsluitend over aan een gekwalificeerde technicus.
Het onoordeelkundig uitvoeren van
werkzaamheden aan de tractiebatterij kan leiden
tot ernstige brandwonden en elektrische schokkendie levensgevaarlijk letsel kunnen veroorzaken.
Een hoogspanningsbatterij van het type Ni-MH(nikkel-metaalhydride) dient aan het einde van
de levenscyclus op de voorgeschreven wijze
te worden afgevoerd via de werkplaats, zodat
door de recycling van de batterij het milieu kan
w
orden ontzien.

Hoogspanning

De elektromotor werkt met een spanning van
150 tot 270 V.
Let op de waarschuwin
gsstickers die op de
auto zijn aangebracht.
Wees uiterst voorzichtig bij werkzaamheden in
de buurt van onderdelen met hoogspanning en onderdelen die heet kunnen worden door deelektrische stroom.
Noodonderbreker
In het geval van een aanrijding worden
de hoogspanning en de voeding van de
brandstofpomp onderbroken door een
noodonderbreker, waardoor uw auto niet meer gestart kan worden.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk om hethybridesysteem weer in te schakelen.
Een aantal hoo
gspanningskabels zijn aan deonderzijde van de auto bevestigd; rijd om te
voorkomen dat deze beschadigd raken daarom
niet op slecht begaanbaar terrein.
Zet alvorens
werkzaamheden uit te
voeren altijd het contact
af (controlelampje Readygedoofd).


Waarschuwingen m.b.t. de tractiebatterij


Hoogspanningskabels
Breng hefsystemen (krik,tweekolomsbrug, ...) aan onder de daarvoor bestemdesteunpunten om beschadiging van dekabels te voorkomen.

Raak onderdelen, (oranje) kabels en stekkers van het hoogspanningscircuit nooit aan, ook niet na een aanrijding.

Page 52 of 358






Voorzorgsmaatregelen/waarschuwingen motorruimte
Ook de dynamo/startmotor van uw hybrideauto
wordt met hoogspanning gevoed. Wanneer u
de motorka
p opent zonder eerst het contactaf te zetten, kan het voorkomen dat de motor plotseling door de dynamo/startmotor weer
wordt gestart.Zet, voordat u de
motorkap opent,
altijd het contact af (verklikkerlampje Ready gedoofd).
Zet het contact eveneens af voordat u brandstof gaat tanken, om te voorkomen dat tijdens het tanken demotor opnieuw wordt gestar t.

Page 53 of 358

51Hybridesysteem








Slepen

Voordat u werkzaamheden uitvoer t: trap het
rempedaal in ter wijl het contact aanstaat, zetde selectiehendel in de stand Nen schakelvervolgens het hybridesysteem uit.
Gebruik de sleepogen uitsluitend voor het lostrekken van de auto of om de auto op een bergingsauto te vervoeren.
De auto mag maximaal 10 meter worden
ver
plaatst met een snelheid van maximaal
10 km/h als de omstandigheden (bijvoorbeeld
een slechte toegankelijkheid) dit vereisen.

De auto mag niet worden gesleept met de voor- of achter wielen op degrond, de auto mag uitsluitend wordenvervoerd op een bergingsauto of trailer.

Page 54 of 358

001
Controle van de werking

Page 55 of 358

Page 56 of 358









Instrumentenpaneel
1.
Energiemeter (beschikbaar vermogen in procenten).
Raadplee
g voor meer informatie het hoofdstuk "Hybridesysteem".2. Brandstofniveaumeter.3.Koelvloeistoftemperatuurmeter. 4.
Snelheidsmeter (km/h of mph).5.
Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer.A
.Dimmer dashboardverlichting en verlichting
bedieningselementen.
B
.- Herhaaldelijk kor t indrukken: detectie
te lage bandenspanning, opnieuw
weergeven onderhoudsinformatie,
logboek waarschuwingsmeldingen.
- Lang indrukken: resetten
van de geselecteerde functie (onderhoudsintervalindicator of dagteller).
6
. Ingeschakelde versnelling.
7.Display van het instrumentenpaneel:
energiestromen, dagteller,
waarschuwingsmeldingen, meldingen over de status van functies (bijv.: oliedruk,
accu, geopend por tier, ...), boordcomputer,
multimedia, navigatie.8. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph). 9.Controlelampje Ready: geeft aan of de
auto klaar is om te rijden.

Meters en displays Bedieningstoetsen

Page 57 of 358

Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een geluidssignaalen een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Verklikkerlamp
jes kunnen constant branden of knipperen.
Sommige verklikkerlampjes kunnen optwee manieren oplichten: permanent of knipperend.


Aan de manier van oplichten in combinatie met de werkingsfase van de auto valt af te lezen of er sprake is van een normale situatie of een storing. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor meer informatie.
De verklikkerlampjes geven de bestuurder
informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of
waarschuwen de bestuurder in het geval van
een storing (waarschuwingslampje).

Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel en/of op het display van
het instrumentenpaneel enkele seconden branden.

Page 58 of 358

Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen




Richtingaanwijzer linksknippert, metgeluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.



Richtingaanwijzer rechtsknipper t, metgeluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoogbeweegt.




Parkeerlichtenpermanent.De lichtschakelaar staat in de stand "Parkeerlichten".




Dimlichtpermanent.De lichtschakelaar staat in de stand
"Dimlicht".



Grootlichtpermanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelennaar dimlicht.



Mistlampen vóórpermanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om demistlampen vóór uit te schakelen.

Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar het hoofdstuk "Zicht".




Automatischeschakelinggrootlicht/dimlicht
permanent.U hebt de lichtschakelaar naar u toe getrokken en de toets (links van hetstuurwiel) is ingedrukt.
Het controlelampje van de toets
brandt.De camera op de binnenspie
gel geeft al of niet
toestemming voor het overschakelen van het grootlichtnaar het dimlicht, afhankelijk van de buitenverlichting en de verkeerssituatie.
Trek de lichtschakelaar naar u toe om het dimlicht
weer in te schakelen.
Ready(gereed) permanent. De auto is rijklaar en u kunt het gaspedaal intrappen. Het verklikkerlampje brandt als de hoogspanning is
ingeschakeld.

Page 59 of 358

57
Controle tijdens het rijden



Mistachterlichten

permanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten uit te schakelen.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen




Voorgloeien dieselmotor
permanent.De star tknop "STA R T/STOP"
is
ingedrukt (Contact). Wacht met star ten tot het controlelampje uitgaat .
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden (in extreme gevallen30 seconden).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af. Zet het contact vervolgens weer aan en wacht opnieuw
tot het lampje uitgaat voordat u de motor star t.

Elektrische parkeerrem
permanent.De elektrische parkeerrem is
aangetrokken. Zet de elektrische parkeerrem vrij zodat het
verklikkerlampje uitgaat: trap het rempedaal in en trek
aan de hendel van de elektrische parkeerrem.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer
informatie over de elektrische parkeerrem.

Uitschakelingvan de automatische werking van de elektrischeparkeerrem
permanent. D
e functies "automatisch aantrekken" (bij het afzetten van de motor)en "automatisch vrijzetten" zijn
uitgeschakeld of werken niet.
Activeer de functie (volgens land van bestemming)
via het configuratiemenu van de auto of raadpleeg hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
als de parkeerrem niet meer automatisch wordt
aan
getrokken of vrijgezet.
De parkeerrem kan met behulp van de procedure voor
de noodont
grendeling handmatig worden vrijgezet.
Raadpleeg voor meer informatie over de elektrischeparkeerrem het hoofdstuk "Rijden".

Page 60 of 358

StatusOorzaakActies / Opmerkingen



Automatische
ruitenwisserspermanen
t.De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewo
gen.D
e automatische stand van de ruitenwissers vóór is
geactiveerd.Beweeg om de automatische stand van de
ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand.



Airbag aanpassagierszijdepermanent op hetdisplay van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aan passagierszijde.
De schakelaar in het dashboardkastjestaat in de stand "ON".De passagiersairbag vóór is geactiveerd.Plaats in dit geval geen kinderzitje met de rug in de rijrichting op de stoel
van de voorpassagier.
Zet de schakelaar in de stand "OFF"
om depassagiersairbag vóór uit te schakelen.In dit geval kunt u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting plaatsen.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 360 next >