FIAT 500X 2017 Instructieboek (in Dutch)

Page 111 of 280

Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), wijst dit niet op een storing van
het systeem.
De frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling
hierop. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
Bij een botsing worden degenen die
geen veiligheidsgordel dragen naar
voren geworpen en kunnen zo in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
In de volgende omstandigheden kan
het voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
❒frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet het
front van het voertuig zijn (bijv. spatbord
tegen de vangrail, enz. );
❒de auto schuift onder andere auto’s
of veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld
onder vrachtwagens of vangrails).Als de airbags onder de hierboven
beschreven omstandigheden niet
opgeblazen worden, dan bieden ze
geen aanvullende bescherming ten
opzichte van de veiligheidsgordels,
zodat hun activering geen zin heeft.
In deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing
van het systeem.
Frontairbag bestuurderszijde
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
is geplaatst fig. 83.
Frontairbag passagierszijde
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het dashboard is
opgeborgenfig. 84; deze airbag heeft
een groter volume dan de
bestuurdersairbag.
Frontairbag passagier en
kinderzitjes
PlaatsNOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het etiket op de zonneklep aan
passagierszijde in acht fig. 85.
83F1B0125C
84F1B0126C
85F1B0127C
109

Page 112 of 280

Knieairbag bestuurderszijde(waar aanwezig)
Deze airbag zit in een speciale ruimte
onder het dashboard achter een
speciaal deksel fig. 86. Deze biedt extra
bescherming in het geval van een
frontale botsing.
Uitschakeling frontairbag passagier
en in de stoel gemonteerde
zijairbag ter bescherming van
bekken, borst en schouders
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden,
schakel dan de frontairbag en de
zijairbag aan passagierszijde uit.
Gebruik het displaymenu voor het
uitschakelen van de airbags (zie de
paragraaf "Display" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel").De leds
OFFenONbevinden
zich in het midden van het
instrumentenpaneelfig. 87.
Als de startinrichting op MAR wordt
gezet, gaan de twee leds gedurende
ongeveer 8 seconden branden. Als dit
niet het geval is, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
Tijdens de eerste seconden geeft het
branden van de led niet de werkelijke
toestand van de
passagiersbescherming aan, maar
heeft alleen tot doel om de correcte
werking ervan te controleren. Na een
test van enkele seconden zullen de leds
de beschermingsstatus van de
passagiersairbag aangeven.
Bescherming passagier
ingeschakeld:deled
ONgaat
continu branden.Bescherming passagier
uitgeschakeld:deled
OFFgaat
continu branden.
De leds kunnen met verschillende
lichtsterkte branden, afhankelijk van de
voertuigcondities. De lichtsterkte kan
tijdens dezelfde sleutelcyclus variëren.
86F1B0132C
87F1B0128C
110
VEILIGHEID

Page 113 of 280

Frontairbag passagier en kinderzitje: WAARSCHUWING
88F1B0129C
111

Page 114 of 280

ZIJAIRBAGS
Om de bescherming van de inzittenden
in geval van een flankbotsing te
vergroten, is de auto uitgerust met
zijairbags voorin en hoofdairbags.
Zijairbags
Deze bestaan uit twee kussens die zich
in de rugleuning van de voorstoelen
bevinden fig. 89 en die het bekken, de
borst en schouders van de inzittenden
bij middelzware flankbotsingen
beschermen.
De plaats van deze airbags is
gemarkeerd met het etiket "AIRBAG"
bevestigd op de buitenzijde van de
voorstoelen.
Hoofdairbag
Deze bestaat uit twee “omlaag
vallende” kussens, die zich achter de
bekleding aan de zijkant van het dak
bevinden en die afgedekt zijn met
afwerkingselementen fig. 90.
Deze zijn ontworpen om het hoofd van
de inzittenden voorin en achterin te
beschermen bij flankbotsingen, dankzij
het grote oppervlak dat in opgeblazen
toestand wordt beslagen.
Bij lichte flankbotsingen is het opblazen
van de hoofdairbags niet vereist.
Het systeem biedt de beste
bescherming bij een flankbotsing als de
passagier correct op zijn stoel zit,
zodat de hoofdairbag zo goed mogelijk
opgeblazen kan worden.
89) 90) 91) 92) 93) 94) 95) 96) 97) 98) 99) 100) 101)
102) 103) 104)
Belangrijk
Reinig de stoelen niet met water of
stoom onder druk (met de hand of in
een automatisch wasapparaat).
De front- en/of zijairbags kunnen in
werking treden bij heftige botsingen
tegen de onderkant van het voertuig
(bijv. botsing met treden, trottoirbanden,
kuilen of verkeersdrempels, enz.).
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt er een kleine hoeveelheid
poeder: dit poeder is niet schadelijk en
duidt niet op het begin van een brand.
Dit poeder kan echter de huid en ogen
irriteren: was ze in dit geval met
neutrale zeep en water.
De controle, reparatie en vervanging
van de airbags moeten door het Fiat
Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als het voertuig wordt gesloopt, moet
het airbagsysteem buiten werking
gesteld worden bij een werkplaats van
het Fiat Servicenetwerk.
Gordelspanners en airbags worden op
verschillende manieren geactiveerd,
afhankelijk van het type botsing. Als
een of meerdere van deze
voorzieningen niet in werking treden,
dan duidt dat niet op een storing in het
systeem.
89F1B0130C
90F1B0131C
112
VEILIGHEID

Page 115 of 280

BELANGRIJK
89)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag, op de zijkant van de
dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats
nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons)
op het dashboard aan passagierszijde,
omdat deze het correct openen van de
airbag kunnen hinderen en tevens de
inzittenden ernstig kunnen verwonden.
90)Rijd altijd met de handen op de
stuurwielrand zodat de airbag indien nodig
ongehinderd opgeblazen kan worden.
Rijd niet met voorover gebogen lichaam.
Houd de rug goed rechtop tegen de
rugleuning gedrukt.
91)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de passagiersstoel van
auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag ernstig letsel en zelfs de dood van
het kind tot gevolg hebben. Daarom moet
de passagierszijairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.92)Om de airbag uit te schakelen de
beschrijving raadplegen in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel", paragraaf
"Menuopties".
93)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
94)Steun niet met uw hoofd, armen of
ellebogen tegen het portier, de ruiten of in
het gebied van de hoofdairbag om mogelijk
letsel tijdens het opblazen te voorkomen.
95)Steek nooit uw hoofd, armen of
ellebogen uit het raam.
96)Als de startinrichting naar MAR wordt
gedraaid en het lampje
niet gaat
branden of blijft branden tijdens het rijden,
dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen. In dat geval kunnen
de airbags of gordelspanners niet
geactiveerd worden bij een botsing of, in
een zeer beperkt aantal gevallen, per
ongeluk geactiveerd worden. Neem.
voordat er verder wordt gereden,
onmiddellijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
97)Bij sommige versies gaat, als de led
OFFofON(op de sierlijst van het
dashboard) defect is, het lampjeop het
instrumentenpaneel branden.
98)Indien er een zijairbag aanwezig is, de
rugleuningen van de voorstoelen niet
bedekken met extra hoezen.
99)Rijd niet met voorwerpen op schoot,
vóór uw borst of tussen uw lippen (pijp,
potlood, enz.). Deze zouden ernstig letsel
kunnen veroorzaken als de airbag wordt
opgeblazen.100)Als het voertuig betrokken is bij
diefstal, een poging tot diefstal,
vandalisme, of overstroming, het
airbagsysteem laten inspecteren bij een
werkplaats van het Fiat Servicenetwerk.
101)Als de startinrichting in MAR staat,
kunnen, zelfs als de motor is afgezet,
de airbags opgeblazen worden wanneer
het voertuig stil staat en geraakt wordt
door een ander voertuig. Daarom mag,
wanneer de passagiersairbag is
ingeschakeld, en ook al staat de auto stil,
GEEN tegen de rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de voorstoel gemonteerd
worden. Als bij een botsing de airbag
wordt opgeblazen, kan dit leiden tot ernstig
letsel en zelfs tot de dood van het kind.
Daarom moet de passagierszijairbag altijd
uitgeschakeld worden als een kinderzitje
tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op
de voorste passagiersstoel. Bovendien
moet de voorste passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren zijn geschoven om
te voorkomen dat het kinderzitje eventueel
in aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de startinrichting in
de stand STOP staat, bij een ongeval
geen enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In
dat geval duidt de uitgebleven in
werkintreding niet op een storing van het
systeem.
113

Page 116 of 280

102)Een storing van het lampjewordt
aangegeven door het aangaan van het
symbool "storing airbag" en een speciaal
bericht op het display van het
instrumentenpaneel. De pyrotechnische
ladingen zijn niet uitgeschakeld. Neem,
voordat er verder wordt gereden,
onmiddellijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
103)De activeringsdrempel van de airbag
is hoger dan die van de gordelspanners. Bij
botsingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
104)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de zijairbags en
de veiligheidsgordels beschermd, die dus
altijd gedragen moeten worden.
114
VEILIGHEID

Page 117 of 280

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.MOTOR STARTEN ..........................116
ELEKTRISCHE PARKEERREM
(EPB)...............................................117
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................120
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK ......................121
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING...................125
START&STOP SYSTEEM ................129
SNELHEIDSBEGRENZER ...............130
ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL.........................131
MOOD SELECTOR
(KEUZESCHAKELAAR RIJMODUS).133
PARK ASSIST SYSTEEM ................135
LANE ASSIST SYSTEEM
(WAARSCHUWING
RIJSTROOKAFWIJKING).................137
ACHTERUITKIJKCAMERA ..............139
AANHANGERS TREKKEN ..............141
TANKEN..........................................145
115

Page 118 of 280

MOTOR STARTEN
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsgordel correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
Indien nodig, kunnen berichten met
aanwijzingen voor de startprocedure
weergegeven worden op het display.
PROCEDURE MOTOR
STARTEN
105) 106) 107) 108)
31) 32) 33) 34)
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak
Ga als volgt te werk:
❒schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in de
vrijstand;
❒draai de contactsleutel naar MAR. Bij
Dieselversies gaat lampje
op het
instrumentenpaneel branden: wacht tot
het lampje uitgaat;
❒trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
❒draai de startinrichting naar AVV en
laat deze los zodra de motor start;❒als de motor niet binnen 10
seconden start, de startinrichting weer
naar STOP draaien en 10-15 seconden
wachten alvorens de startprocedure
te herhalen.
❒nadat de manoeuvre herhaald is, en
het probleem zich blijft voordoen,
contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
Versies met automatische
versnellingsbak
Ga als volgt te werk:
❒schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in P
(Parkeren) of N (Vrijstand);
❒trap het rempedaal volledig in zonder
het gaspedaal aan te raken;
❒draai de startinrichting naar AVV;
❒als de motor niet start, de
startinrichting weer naar STOP draaien
en 10-15 seconden wachten alvorens
de startprocedure te herhalen;
❒nadat de manoeuvre herhaald is, en
het probleem zich blijft voordoen,
contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
STARTPROBLEMEN
De motor starten als de batterij van
de elektronische sleutel (Keyless
Go) leeg is
Als de startinrichting niet reageert
wanneer de betreffende knop wordt
ingedrukt, kan de batterij van de
elektronische sleutel leeg zijn. Daarom
herkent het systeem de aanwezigheid
van de elektronische sleutel aan boord
van het voertuig niet en wordt er een
speciaal bericht weergegeven. Leg
in dat geval de ronde kant van de
elektronische sleutel (de kant tegenover
de metalen baard) op de startinrichting
en druk met de elektronische sleutel
op de knop. Op die manier wordt
de startinrichting geactiveerd en kan de
motor gestart worden.
BELANGRIJK
105)Probeer de motor niet te starten door
brandstof of andere brandbare vloeistof
in de luchtinlaat van het gasklephuis te
gieten: dit kan de motor beschadigen en
mensen in de buurt verwonden.
106)Het is gevaarlijk om de motor te laten
lopen in afgesloten ruimtes. De motor
verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
116
STARTEN EN RIJDEN

Page 119 of 280

107)De rembekrachtiging werkt niet zolang
de motor niet gestart is; daarom moet u
veel meer kracht gebruiken dan gewoonlijk
om het rempedaal te gebruiken.
108)Start de motor niet door het voertuig
aan te duwen, te slepen of van een helling
af te laten rijden. Hierdoor kan de
katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
31)Tijdens de eerste gebruiksperiode,
d.w.z. de eerste 1.600 km, adviseren wij
niet de maximale prestaties van het
voertuig te eisen (bijvoorbeeld hard
accelereren, langdurig rijden op
maximumsnelheid, abrupt remmen, enz.).
32)Laat de startinrichting, bij
uitgeschakelde motor, niet op MAR staan
om te voorkomen dat de accu leegloopt.
33)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is vooral schadelijk voor
motoren met turbocompressor.
34)Als het lampje
na het starten of
na langdurig "aanzwengelen" gaat
knipperen, duidt dit op een defect van het
voorgloeisysteem. Als de motor start,
kan het voertuig normaal gebruikt worden,
maar moet er zo snel mogelijk contact
opgenomen worden met het Fiat
Servicenetwerk.
ELEKTRISCHE
PARKEERREM (EPB)
Het voertuig is uitgerust met een
elektrische parkeerrem (EPB) die een
beter gebruik en optimale prestaties
garandeert in vergelijking met een
handbediende parkeerrem.
De elektrische parkeerrem bestaat uit
een schakelaar, die zich op de
tunnelconsole bevindt fig. 91, een
motor met remklauw voor elk achterwiel
en een elektronische regelmodule.
BELANGRIJK Schakel de elektrische
parkeerrem altijd in voordat u het
voertuig verlaat.BELANGRIJK In aanvulling op het
parkeren van het voertuig met de
parkeerrem altijd ingeschakeld, het
stuurwiel gedraaid, wiggen of stenen
geplaatst voor de wielen (indien op een
steile helling), moet er altijd een
versnelling zijn ingeschakeld (de 1
e
versnelling als het voertuig op een
helling omhoog wordt geparkeerd en
de achteruitversnelling bij een helling
omlaag). Bij versies met automatische
versnellingsbak, de versnellingspook
in P (Parkeren) zetten.
BELANGRIJK Als de accu van het
voertuig defect is, moet de accu
vervangen worden om de elektrische
parkeerrem te ontgrendelen.
De elektrische parkeerrem kan op twee
manieren worden ingeschakeld:
❒handmatigtrek aan de schakelaar
fig. 91 die zich op de tunnelconsole
bevindt, in de richting aangegeven door
de pijl;
❒automatischin omstandigheden van
"Safe Hold" of "Autom. Parkeerrem".
De parkeerrem handmatig
inschakelen
109) 110) 111)
Bedien kort de schakelaar die zich op
de tunnelconsole bevindt om de
elektrische parkeerrem in te schakelen
wanneer het voertuig stilstaat.
91F1B0133C
117

Page 120 of 280

Er kan een geluid hoorbaar zijn vanaf
de achterkant van het voertuig wanneer
de elektrische parkeerrem wordt
ingeschakeld.
Er kan een lichte beweging van het
rempedaal gevoeld worden wanneer de
elektrische parkeerrem wordt
ingeschakeld terwijl het rempedaal is
ingetrapt.
Als de elektrische parkeerrem
ingeschakeld is, gaan het lampje
op het instrumentenpaneel en de
led op de schakelaar fig. 91 branden.
BELANGRIJK Als het EPB-
storingslampje brandt, zijn sommige
functies van de elektrische parkeerrem
uitgeschakeld. In dat geval is de
bestuurder verantwoordelijk voor het
inschakelen van de rem en het volledig
veilig parkeren van het voertuig.
Indien, in uitzonderlijke
omstandigheden, het gebruik van de
parkeerrem vereist is terwijl het voertuig
in beweging is, de schakelaar op de
tunnelconsole net zo lang bedienen als
de remwerking nodig is.
Het waarschuwingslampje
kan
gaan branden als het hydraulische
systeem tijdelijk niet beschikbaar is; in
dat geval wordt het remmen geregeld
door de motoren.
De remlichten (stop) gaan ook
automatisch branden.Laat de schakelaar op de tunnelconsole
los om de remwerking bij rijdend
voertuig te stoppen.
Als het voertuig, met deze procedure,
geremd wordt tot een snelheid van
minder dan 3 km/h is bereikt en de
schakelaar nog steeds bediend wordt,
wordt de parkeerrem definitief
ingeschakeld.
BELANGRIJK Het voertuig laten rijden
met ingeschakelde elektrische
parkeerrem, of de rem herhaaldelijk
gebruiken om het voertuig af te
remmen, kan leiden tot ernstige schade
aan het remsysteem.
De elektrische parkeerrem
handmatig uitschakelen
Om de parkeerrem handmatig uit te
schakelen moet de startinrichting op
MAR staan. Bovendien moet het
rempedaal worden ingetrapt, druk
daarna eventjes op de schakelaar fig.
91.
Er kan een geluid hoorbaar zijn
afkomstig van de achterkant van het
voertuig en een lichte beweging van het
rempedaal merkbaar zijn tijdens de
uitschakeling.
Nadat de elektrische parkeerrem
uitgeschakeld is, gaat het lampje
op het instrumentenpaneel en de
led op de schakelaar uit.Als het lampje
op het
instrumentenpaneel blijft branden terwijl
de elektrische parkeerrem
uitgeschakeld is, dan duidt dit op een
storing: neem in dat geval contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Bij versies met
automatische versnellingsbak de stand
P (Parkeren) nooit gebruiken in plaats
van de elektrische parkeerrem. Schakel
de elektrische parkeerrem altijd in als
het voertuig geparkeerd wordt om letsel
of schade te voorkomen door
onverwachte beweging van het
voertuig.
BELANGRIJK Bij voertuigen met
handgeschakelde versnellingsbak
wordt bij het loslaten van het
koppelingspedaal gelijktijdig met het
intrappen van het gaspedaal de
elektrische handrem automatisch
losgezet.
WERKWIJZES
ELEKTRISCHE
PARKEERREM
De elektrische parkeerrem kan op de
volgende manier werken:
❒"Dynamische werkwijze":deze modus
wordt ingeschakeld door de
schakelaarfig. 91 herhaaldelijk tijdens
het rijden te bedienen;
118
STARTEN EN RIJDEN

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 280 next >