dashboard FIAT PUNTO 2020 Instructieboek (in Dutch)

Page 118 of 215

114
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENhoort de auto geblokkeerd te zijn als de
handrem vier of vijf tanden is aangetrok-
ken. Op sterke hellingen en bij een bela-
den auto moet de handrem negen of tien
tanden worden aangetrokken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat
dan het Fiat Servicenetwerk de handrem
afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de
contactsleutel in stand MARstaat, gaat op
het instrumentenpaneel het waarschu-
wingslampje
xbranden.
Handrem uitschakelen:
❒trek de hendel iets omhoog en druk op
de ontgrendelknop A;
❒houd de knop A ingedrukt en laat de
hendel zakken. Het lampje xop het
instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachte bewegingen van de au-
to te voorkomen, moet bij het bedienen
van de handrem het rempedaal worden
ingetrapt.
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒zet de motor uit en trek de handrem aan;
❒schakel een versnelling in (de 1e als deweg omhoog loopt, de achteruit als de
weg omlaag loopt) en zet de voorwie-
len iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat, blok-
keer de wielen dan met stenen of wiggen.
Laat de contactsleutel nooit in het con-
tactslot zitten omdat hierdoor de accu
ontlaadt. Neem bovendien de sleutel altijd
uit het contactslot als u de auto verlaat.
Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Neem de
sleutel altijd uit het contactslot als
u de auto verlaat en neem de sleutel
mee.
ATTENTIE!
fig. 1F0M0115m
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen,
moet u het koppelingspedaal geheel in-
trappen en vervolgens de versnellings-
pook in de gewenste stand plaatsen (het
schakelschema staat op de knop van de
pook fig. 2).
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij
een stilstaande auto worden ingeschakeld.
Wacht bij een draaiende motor en een ge-
heel ingetrapt koppelingspedaal minstens
2 seconden, voordat u de achteruit in-
schakelt. Hiermee wordt voorkomen dat
de tandwielen beschadigen.
Ga als volgt te werk om de achteruit R
vanuit de vrijstand in te schakelen: trek de
schuifring Aonder de knop omhoog en
verplaats de pook naar rechts en vervol-
gens naar achteren fig. 2.
BELANGRIJK Gebruik het koppelingspe-
daal uitsluitend voor het overschakelen.
Laat tijdens het rijden de voet nooit – zelfs
niet licht – op het koppelingspedaal rus-
ten. Bij uitvoeringen voor bepaalde mark-
ten kan de regelelektronica van het kop-
pelingspedaal een foutief gebruik door de
bestuurder beschouwen als een storing.
HANDREM fig. 1
De handrem bevindt zich tussen de voor-
stoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet
u de hendel omhoog trekken zodat de au-
to blokkeert. Op een vlakke ondergrond
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 114

Page 119 of 215

115
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
fig. 2F0M0503m
Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pe-
daal liggen dat dit kan verhinderen:
let erop dat eventuele vloermatten
niet zijn dubbelgevouwen en zo de
slag van de pedalen beperken.
ATTENTIE!
Laat na het schakelen de ver-
snellingspook los. Door het
rijden met een hand aan de
versnellingspook wordt op
het schakelmechanisme in de versnel-
lingsbak een geringe kracht uitgeoe-
fend, waardoor onnodige slijtage kan
ontstaan.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u
deze niet gebruikt. Ze verminderen de ae-
rodynamica van de auto, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt. Gebruik
voor het vervoer van volumineuze voor-
werpen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend
als u ze nodig hebt. De achterruitverwar-
ming, de verstralers, de ruitenwissers en
de aanjager van het ventilatie-/verwar-
mingssysteem vragen veel stroom, waar-
door het brandstofverbruik toeneemt (tot
aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofverbruik
sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%): ge-
bruik wanneer de buitentemperatuur het
toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aero-
dynamische accessoires kan de aerodyna-
mica negatief beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik zal toenemen.BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-
door het brandstofverbruik zo laag mo-
gelijk blijft en de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt
wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en afstellingen die
in het “Geprogrammeerd Onderhouds-
schema” staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de ban-
den: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik
toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-
ruimte. Het gewicht van de auto (vooral
in stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-
ben grote invloed op het brandstofver-
bruik en de stabiliteit.
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 115

Page 120 of 215

116
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk
toe bij een hogere snelheid. Rijd daarom
zoveel mogelijk met een gelijkmatige snel-
heid, vermijd overbodig remmen en op-
trekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof
en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen: het is beter geleidelijk op te
trekken en het toerental, waarbij het
maximum koppel wordt geleverd, niet te
overschrijden.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud star-
ten bereikt de motor niet de optimale be-
drijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet
alleen het brandstofverbruik toe (van
15 tot aan 30% in stadsverkeer), maar ook
de uitstoot van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie
van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij file-
rijden, waarbij overwegend lage versnel-
lingen worden gebruikt, of in de stad waar
zich veel verkeerslichten bevinden, zal het
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten, bergwegen en een
slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoor-
wegovergangen), is het raadzaam de
motor uit te zetten.
TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of ca-
ravans moet de auto uitgerust zijn met een
trekhaak van een goedgekeurd type en een
adequate elektrische installatie. De mon-
tage van de trekhaak moet door gespecia-
liseerd personeel worden uitgevoerd. Ook
moet documentatie worden overhandigd
m.b.t. het rijden met een aanhanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra ach-
teruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan
de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen
van de auto door het gewicht van een aan-
hanger of caravan wordt beperkt. Ook de
remweg wordt langer en u hebt meer tijd
nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het
afdalen om te voorkomen dat u constant
moet remmen.
RIJSTIJL
Starten
Laat bij stilstaande auto de motor niet
warmdraaien met stationair toerental en
ook niet met een verhoogd toerental: on-
der deze omstandigheden warmt de mo-
tor veel langzamer op, terwijl het verbruik
en de schadelijke uitlaatgasemissie toene-
men. Het is beter om rustig weg te rijden
en geen hoge toerentallen te gebruiken: op
deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat
voor een stoplicht of voordat u de mo-
tor afzet. Deze handeling heeft evenals het
overschakelen met tussengas, geen enkel
nut. Het kost brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling. Het in-
schakelen van een lage versnelling voor
een snelle acceleratie verhoogt het brand-
stofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een hoge
versnelling neemt het verbruik en de scha-
delijke uitlaatgasemissie toe. Bovendien
slijt de motor hierdoor sneller.
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 116

Page 121 of 215

117
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel aan de carrosserie worden be-
vestigd waarbij de richtlijnen die hierna
zijn opgenomen, moeten worden aange-
houden. Deze richtlijnen worden even-
tueel aangevuld door extra informatie van
de fabrikant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet voldoen
aan de huidige EU-normen 94/20 en daar-
op volgende wijzigingen.
Voor iedere uitvoering moet een trekhaak
worden gebruikt die geschikt is voor het
maximale aanhangergewicht van de auto
waarop de trekhaak wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting moet
een gestandaardiseerde stekkerverbinding
worden gebruikt die kan worden beves-
tigd op de daarvoor bestemde steun op de
trekhaak. Bovendien moet op de auto een
regeleenheid voor de buitenverlichting van
de aanhanger worden geïnstalleerd.
Voor de elektrische aansluiting moet een
7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding
(CUNA/UNI- en ISO/DIN-normen) wor-
den gebruikt, waarbij eventuele aanwij-
zingen van de fabrikant van de auto en/of
van fabrikant van de trekhaak moeten
worden opgevolgd. Een eventueel elektrisch geregelde rem of
een ander systeem (lier enz.) moet recht-
streeks op de accu worden aangesloten
met een kabel met een diameter van mi-
nimaal 2,5 mm
2.
BELANGRIJK De elektrisch geregelde
rem of lier kan alleen gebruikt worden als
de motor draait.
Naast de voorgeschreven elektrische aan-
sluitingen, mogen slechts een eventuele
elektrisch geregelde rem en een 15 W-
gloeilamp voor de binnenverlichting van
de aanhanger op de elektrische installatie
van de auto worden aangesloten.
Gebruik voor het aansluiten de regeleen-
heid van de inbouwvoorbereiding en een
kabel vanaf de accu met een diameter van
ten minste 2,5 mm
2.
Het gewicht van de aanhanger dat op de
trekhaak rust, moet worden afgetrokken
van het laadvermogen van de auto. Om er
zeker van te zijn dat u het maximum toe-
laatbaar aanhangergewicht niet over-
schrijdt (aangegeven op de typegoedkeu-
ring), moet u er rekening mee houden dat
het maximum betrekking heeft op het to-
tale gewicht van de aanhangwagen of ca-
ravan, inclusief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die
voor auto’s met aanhanger gelden. U mag
in geen geval harder rijden dan 100 km/h.
Wij raden het gebruik aan van een ge-
schikte stabilisator op de trekhaak van de
aanhanger.
Het ABS waarmee de auto
kan zijn uitgerust, werkt niet
op het remsysteem van de aanhan-
ger. Wees daarom extra voorzichtig
op gladde wegen.
ATTENTIE!
Voer in geen geval modifica-
ties aan het remsysteem van
de auto uit. Het remsysteem van de
aanhanger moet geheel onafhanke-
lijk van het hydraulisch remsysteem
van de auto worden bediend.
ATTENTIE!
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 117

Page 122 of 215

118
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Montageschema fig. 3
De trekhaak moet op de punten aange-
geven met
Øbevestigd worden met in
totaal 6 M10-bouten.
De binnenste verstevigingsplaten op het
chassis moeten een minimale dikte heb-
ben van 6 mm.
De trekhaak moet op de carrosserie ge-
monteerd worden zonder gaten in of ver-
vormingen van de achterbumper die zicht-
baar zijn bij gedemonteerde trekhaak.
BELANGRIJK Het is verplicht om op de-
zelfde hoogte als de trekkogel een (goed
zichtbaar) plaatje van voldoende afmetin-
gen en kwaliteit aan te brengen met de
volgende tekst:
MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg
Na de montage van de trek-
haak moeten de boutgaten
worden afgedicht om te voorkomen
dat uitlaatgassen in het interieur
kunnen dringen.
ATTENTIE!
fig. 3F0M0143m
Bestaand
gat
Bestaande
Bout
Bestaande
bout
Bestaand
gat Bestaand
gat
Bestaand gat
Hart trekkogel Beladen
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 118

Page 123 of 215

119
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
BELANGRIJK Als u winterbanden ge-
bruikt waarvan de maximum toegestane
snelheid lager is dan de topsnelheid van
de auto (met een marge van 5%), dan
dient u in het interieur van de auto een
voor de bestuurder duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje te plaatsen met de
maximum toegestane snelheid wanneer
met die winterbanden wordt gereden
(overeenkomstig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden en
remmen en voor een betere bestuur-
baarheid.
Keer de draairichting van de banden niet
om.SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is af-
hankelijk van de voorschriften van het land
waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aange-
dreven wielen). Wij raden u het gebruik
aan van sneeuwkettingen uit het Fiat
Lineaccessori-programma.
Controleer na enkele tientallen meters rij-
den of de kettingen nog goed gespannen
zijn.
BELANGRIJK Geef bij gemonteerde
sneeuwkettingen voorzichtig gas om het
doorslippen van de aangedreven wielen
te voorkomen of zoveel mogelijk te be-
perken. Hierdoor wordt het breken van
de kettingen voorkomen en daarmee
beschadiging van de carrosserie en de
mechanische onderdelen.
BELANGRIJK Gebruik dunne sneeuwket-
tingen met een beperkte dikte van 9 mm.
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maat
hebben als de standaard geleverde banden.
Het Fiat Servicenetwerk kan u adviseren
welke band het meest geschikt is voor het
doel waarvoor u deze wilt gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de ban-
denspanning en het type winterbanden
exact aan de gegevens die staan vermeld
in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winter-
banden verminderen aanzienlijk als de pro-
fieldiepte minder is dan 4 mm. In dat
geval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van
winterbanden zijn de prestaties onder
niet-winterse omstandigheden of wanneer
er lange afstanden op de snelweg worden
gereden, minder dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het gebruik
van winterbanden tot die omstandigheden
waarvoor ze zijn goedgekeurd.
Bij winterbanden met de in-
dicatie “Q” geldt een maxi-
mum snelheid van 160 km/h; bij win-
terbanden met de indicatie “T” geldt
een maximum snelheid van 190 km/h;
bij winterbanden met de indicatie
“H” geldt een maximum snelheid
van 210 km/h. Deze maximum snel-
heden zijn in overeenstemming met
de huidige wetgeving.
ATTENTIE!
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 119

Page 124 of 215

120
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
AUTO LANGERE
TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de au-
to enkele maanden niet wordt gebruikt:
❒zet de auto in een overdekte, droge en goed geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒zorg ervoor dat de handrem niet is aan-getrokken;
❒maak de minkabel los van de accu encontroleer de acculading. Gedurende
het stallen moet deze controle iedere
drie maanden worden herhaald. Laad
de accu op als de optische meter een
donkere kleur heeft zonder een groen
middenstuk;
❒maak de gespoten plaatdelen schoon enbehandel ze met een beschermende
was;
❒reinig en conserveer de glimmende me-talen delen met daarvoor geschikte
middelen;
❒smeer de wisserrubbers van de ruiten-wissers en achterruitwisser in met talk-
poeder en laat ze los van de ruit staan;
❒zet de ruiten een klein stukje open;
❒dek de auto af met een stoffen of eenademende kunststof hoes. Gebruik
geen dichte plastic hoes, omdat het in
en op de auto aanwezige vocht dan niet
kan verdampen;
❒breng de bandenspanning 0,5 bar bovende normaal voorgeschreven spanning
en controleer deze regelmatig;
❒als u de accukabels niet loskoppelt,moet de lading iedere maand gecon-
troleerd worden; laad de accu op als de
optische meter een donkere kleur heeft
zonder groen middenstuk;
❒tap het koelsysteem van de motor nietaf.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met
een diefstalalarm, schakel dan het alarm
uit met de afstandsbediening.
Beperk de snelheid alsu sneeuwkettingen gebruikt;
rijd niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, stoepranden
en andere obstakels en rijd,
om de auto en het wegdek
niet te beschadigen, geen lange stuk-
ken op sneeuwvrije wegen.
ATTENTIE!
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 120

Page 125 of 215

121
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
LAMPJES
EN BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN ........................................... 122
TE LAAG REMVLOEIST OFNIVEAU ............................... 122
AANGETROKKEN HANDREM ...................................... 122
STORING AIRBAG SYSTEEM ............................................ 123
TE HOGE KOELVLOEIST OFTEMPERATUUR ............. 123
ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE OP GELADEN ........................................... 124
TE LAGE MOTOROLIEDRUK -
OLIEKWALITEIT O NVOLDOENDE .............................. 124
STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING “D UALDRIVE” ................... 125
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN .......................... 125
MINIMUM MOTO ROLIEPEIL ........................................... 125
STORING EBD ..................................................................... 125
STORING INSPUITSYSTEEM
(Multijet-uitvoeringen) ......................................................... 126
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD) (benzine-uitvoe ringen) ....................................... 126
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UI TGESCHAKELD ......... 127
STORING ABS ..................................................................... 127
BRANDSTOFRESERVE ....................................................... 127
NIET OMGELEGDE V EILIGHEIDSGORDEL ................127
VOORGLOEI-INSTALLATIE ............................................. 128
STORING VOOR GLOEI-INSTALLAT IE ........................128WATER IN BRAN
DSTOFFILTER .................................... 128
STORING ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING – FIAT CODE ............................. 129
DEFECTE BUITENVE RLICHTING .................................. 129
MISTACHTERLICHTEN ..................................................... 129
ALGEMENE STORINGSMELDING ................................. 129
DPF (Multijet-uitvoeringen) ................................................ 130
STORING ESP ....................................................................... 130
VERSLETEN RE MBLOKKEN ............................................. 130
STORING HILL HOLDER ................................................. 130
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ................... 131
FOLLOW ME HO ME .......................................................... 131
MISTLAMPEN V
OOR ......................................................... 131
RICHTINGAANWIJZER LINKS ....................................... 131
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... 131
INSCHAKELING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING “D UALDRIVE” ................... 131
GROOTLICHT ..................................................................... 131
KANS OP GLADHEID ....................................................... 132
BEPERKTE ACT IERADIUS ................................................ 132
ASR-SYSTEEM .......................................................................\
132
SNELHEIDSLIMIET OV ERSCHREDEN ........................... 132
L
L
A
A
M
M
P
P
J
J
E
E
S
S


E
E
N
N


B
B
E
E
R
R
I
I
C
C
H
H
T
T
E
E
N
N
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 121

Page 126 of 215

122
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
LAMPJES
EN BERICHTEN
LAMPJES EN BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als het lampje gaat branden, verschijnt er
bij bepaalde uitvoeringen ook een bijbe-
horende melding op het instrumentenpa-
neel en/of klinkt een geluidssignaal. Deze
meldingen zijn beknopt en uit voorzorg
en moeten als een aanvulling worden ge-
zien en niet als alternatief voor de infor-
matie in dit instructieboekje. Wij raden u
daarom aan dit instructieboekje goed door
te lezen. Houdt u bij een storing altijd
aan de aanwijzingen die in dit hoofd-
stuk beschreven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die
op het display verschijnen, zijn onderver-
deeld in twee categorieën: ernstigesto-
ringen en minder ernstige storingen.
De ernstige storingen worden langdurig
“cyclisch” herhaald.
De minder ernstige storingen worden ge-
durende een kortere tijd “cyclisch” herhaald.
U kunt de weergavecyclus van beide ca-
tegorieën onderbreken door op de knop
MENU ESC te drukken. Het lampje op
het instrumentenpaneel blijft branden, tot-
dat de oorzaak van de storing is verholpen.
Zie voor de meldingen bij uitvoeringen
met Dualogic-versnellingsbak, de infor-
matie in het bijgevoegde supplement. TE LAAG
REMVLOEI STOF NIVEAU
(rood)
AANGETROKKEN
HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het rem-
vloeistofniveau in het reservoir onder het
minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld
door lekkage in het remsysteem.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.x
Als het lampje xtijdens het
rijden gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een
melding op het display), stop dan on-
middellijk en wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE!
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handrem
wordt aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u bij
enkele uitvoeringen ook een akoestisch
signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens het
rijden gaat branden, controleer dan of de
handrem niet is aangetrokken.
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 122

Page 127 of 215

123
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
LAMPJES
EN BERICHTEN
STORING
AIRBAGSYSTEEM
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Als het lampje continu blijft branden, geeft
dit een storing in het airbagsysteem aan.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
¬Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden, dan is er
mogelijk een storing in de veilig-
heidssystemen; in dat geval kunnen
de airbags of gordelspanners niet ge-
activeerd worden bij een ongeval of,
in een zeer beperkt aantal gevallen,
niet op de juiste wijze geactiveerd
worden. Voordat u verder rijdt, dient
u contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem direct
te laten controleren.
ATTENTIE!
Een defect lampje ¬(lamp-
je gedoofd) wordt aangege-
ven doordat het lampje voor de
uitgeschakelde frontairbag aan pas-
sagierszijde
“langer dan de nor-
male 4 seconden knippert.
ATTENTIE!
TE HOGE KOELVLOEI -
STOFTEMPERATUUR
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als de motor te
warm is.
Als het lampje gaat branden, moeten de
volgende maatregelen worden genomen:
❒ bij normale rij-omstandigheden :
breng de auto tot stilstand, zet de mo-
tor af en controleer of het koelvloei-
stofniveau in het reservoir zich onder
het MIN-teken bevindt. Als dit het ge-
val is, wacht dan tot de motor is afge-
koeld, draai vervolgens langzaam en
voorzichtig de dop open, vul koelvloei-
stof bij en controleer of het peil zich tus-
sen het MIN- en MAX-teken op het re-
servoir bevindt. Controleer ook op de
aanwezigheid van vloeistoflekken. Als na
het starten het lampje opnieuw gaat
branden, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
ç
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 123

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 210 next >