FIAT SCUDO 2012 Instructieboek (in Dutch)

Page 161 of 219

157
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
ZWAAR GEBRUIK VAN
DE AUTO
Als de auto overwegend onder zware be-
drijfsomstandigheden rijdt, zoals:
❒trekken van aanhangers of caravans;
❒rijden op stoffige wegen;
❒veel korte ritten (minder dan 7-8 km)
en bij buitentemperaturen onder nul;
❒bij een vaak langdurig stationair draai-
ende motor of lange ritten bij lage
snelheden (bijv. bij huis-aan-huis be-
zorging) of als de auto lang stilstaat;
❒in stadsverkeer;
is het noodzakelijk de volgende contro-
les vaker uit te voeren, dan in het Onder-
houdsschema staat aangegeven:
❒remblokken voor (schijfremmen) op
conditie en slijtage controleren;
❒vergrendelmechanismen van de mo-
torkap en laadruimte op vervuiling
controleren en mechanismen smeren;
❒visueel de conditie controleren van:
motor, versnellingsbak, aandrijfassen,
uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen
enz.) en rubber slangen van rem- en
brandstofsysteem;
❒acculading en niveau van het elektro-
lyt in de accu controleren;
❒conditie van de aandrijfriemen voor de
hulporganen visueel controleren;
❒pollenfilter controleren en eventueel
vervangen;
❒luchtfilter controleren en eventueel
vervangen.
PERIODIEKE
CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
❒niveau van de motorkoelvloeistof;
❒niveau van de remvloeistof;
❒niveau van de ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning van de banden;
❒werking verlichting (koplamp-/achter-
lichtunits, richtingaanwijzers, waar-
schuwingsknipperlichten enz.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor en
achter.
Iedere 3.000 km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
Gebruik bij voorkeur producten van PE-
TRONAS LUBRICANTS omdat die spe-
ciaal zijn afgestemd op de Fiat modellen
(zie de “Vullingstabel” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).

Page 162 of 219

158
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
NIVEAUS
CONTROLEREN
fig. 1 - Uitvoering 90 Multijet Euro 4
Rook nooit tijdens werk-
zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambare
gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE!
Belangrijk; tijdens het bijvul-
len mogen de vloeistoffen met
verschillende specificaties niet
gemengd worden: als de spe-
cificaties van de vloeistoffen verschillen,
kan de auto ernstig beschadigd worden.
F0P0145m
1.Motorkoelvloeistof
2.Vloeistof voor ruitensproeiers voor/
achter en koplampsproeiers
3.Remvloeistof
4.Motorolie
5.Olie van stuurbekrachtiging
fig. 2 - Uitvoering 90 Multijet Euro 5F0P0652m

Page 163 of 219

159
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
1.Motorkoelvloeistof
2.Vloeistof voor ruitensproeiers voor/
achter en koplampsproeiers
3.Remvloeistof
4.Motorolie
5.Olie van stuurbekrachtiging
6.Zitting voor trechter motorolie.
F0P0146mfig. 3 - Uitvoeringen 120 en 140 Multijet
1.Motorkoelvloeistof
2.Vloeistof voor ruitensproeiers voor/
achter en koplampsproeiers
3.Remvloeistof
4.Motorolie
5.Olie van stuurbekrachtiging.
F0P0640mfig. 4 - Uitvoeringen 130 Multijet en 165 Multijet

Page 164 of 219

160
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
Trechter voor het bijvullen van
motorolie (uitvoeringen 120
Multijet en 140 Multijet) fig. 8
Om makkelijker olie bij te vullen is er op
de uitvoeringen 120 Multijet en 140 Mul-
tijet een trechter A-fig. 8geplaatst in de
motorruimte.MOTOROLIEVERBRUIK
Als richtlijn geldt een maximaal motoro-
lieverbruik van ongeveer 400 gram per
1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nog
worden ingereden. Dit betekent dat het
motorolieverbruik pas na de eerste 5000
÷ 6000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de gebruiksom-
standigheden van de auto.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het ver-
versen van de olie, moet u de motor eni-
ge seconden laten draaien, vervolgens de
motor uitzetten en na enige minuten het
oliepeil controleren. MOTOROLIE fig. 5-6-7
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat en enige minuten
(circa 5) na het uitzetten van de motor.
Het oliepeil moet altijd tussen het MIN-
enMAX-merkteken op de oliepeilstok B
staan.
Het verschil tussen het MIN- en MAX-
merkteken komt overeen met ongeveer 1
liter.
Als het olieniveau dicht bij of onder het
MIN-merkteken staat, moet via de olie-
vulopeningAmotorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merk-
teken overschrijden.
fig. 5 - Uitvoering 90 MultijetF0P0268mF0P0149mfig. 6 - Uitvoeringen 120 Multijet
en 140 Multijetfig. 8F0P0317m
7 - Uitvoeringen 130 Multijet en
165 Multijet F0P0641m

Page 165 of 219

161
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de mo-
torruimte extra voorzichtig als de mo-
tor nog warm is: gevaar voor verbran-
ding. Onthoud dat bij een warme mo-
tor de elektroventilateur onverwacht
kan inschakelen: kans op verwonding.
Pas op als u sjaals, dassen of loszit-
tende kledingstukken draagt : deze
kunnen door de bewegende onderde-
len worden gegrepen.
ATTENTIE!
KOELVLOEISTOF fig. 9
Het niveau van de koelvloeistof moet ge-
controleerd worden bij een koude motor
en moet tussen het MIN- en MAX-merk-
teken op het expansiereservoir staan.
Een te laag niveau bijvullen door een
mengsel van gedemineraliseerd water en
50%PARAFLU
UPvan PETRONAS LU-
BRICANTS langzaam via de vulopening A
van het expansiereservoir te gieten tot aan
hetMAX-merkteken.
Een mengsel van PARAFLU
UPen gede-
mineraliseerd water in een mengverhou-
ding van 50% beveiligt tot een tempera-
tuur van –35°C.
fig. 9F0P0152m
Het motorkoelsysteem is ge-
vuld met PARAFLUUP-koel-
vloeistof. Gebruik voor het
eventueel bijvullen vloeistof
met dezelfde specificaties als waarmee
het motorkoelsysteem is gevuld.
PARAFLU
UP-koelvloeistof kan niet wor-
den gemengd met welke andere koel-
vloeistof dan ook. Als dit toch gebeurt ,
mag de motor absoluut niet worden ge-
start en moet u zich tot het Fiat Servi-
cenetwerk wenden.
Het koelsysteem staat onder
druk. Vervang de dop zo no-
dig alleen door een exemplaar van
hetzelfde type, anders kan de werking
van het systeem in gevaar worden ge-
bracht . Draai bij een warme motor de
dop van het expansiereservoir nooit
los: gevaar voor verbranding.
ATTENTIE!
Afgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter be-
vatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van de olie
en het vervangen van het oliefilter door
het Fiat Servicenetwerk te laten uit-
voeren. Het Fiat Servicenetwerk be-
schikt over de uitrusting voor het op mi-
lieuvriendelijke wijze en conform de
wettelijke bepalingen verwerken van af-
gewerkte olie en oliefilters.
Vul nooit olie bij met andere
specificaties dan de olie waar-
mee de motor is gevuld.

Page 166 of 219

162
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
REMVLOEISTOF fig. 11
Draai de dop Alos en controleer of de
vloeistof in het reservoir op het maximum
niveau staat.
Het niveau mag nooit het MAX-merkte-
ken overschrijden.
Voor het bijvullen mag uitsluitend rem-
vloeistof worden gebruikt die voldoet aan
deDOT4-specificaties. Het verdient aan-
beveling TUTELA TOP 4remvloeistof
te gebruiken; dezelfde remvloeistof, waar-
mee het remsysteem door de fabriek is ge-
vuld.
BELANGRIJK De remvloeistof is hygro-
scopisch (trekt water aan). Als de auto
overwegend wordt gebruikt in gebieden
met een hoge luchtvochtigheid, dan moet
de vloeistof vaker worden vervangen dan
in het “Onderhoudsschema” staat aange-
geven. Controleer visueel het niveau van de vloei-
stof in het reservoir.
fig. 11F0P0155m
Rijd niet met een leeg rui-
tensproeierreservoir: de rui-
tensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een optimaal zicht .
ATTENTIE!
Enkele in de handel verkrijg-
bare ruitensproeiervloeistof-
fen zijn licht ontvlambaar. In de mo-
torruimte bevinden zich warme on-
derdelen die bij contact de vloeistof
kunnen doen ontbranden.
ATTENTIE!
RUITENSPROEIERVLOEISTOF
fig. 10
Verwijder de dop Aen vul vloeistof bij.
Gebruik een mengsel van water en
TUTELA PROFESSIONAL SC35in
de volgende mengverhouding:
30%TUTELA PROFESSIONAL
SC35en 70% water in de zomer.
50%TUTELA PROFESSIONAL
SC35en 50% water in de winter.
Bij temperaturen onder –20°C TUTELA
PROFESSIONAL SC35onverdund ge-
bruiken.
fig. 10F0P0154mF0P0155m

Page 167 of 219

163
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
Voorkom, als u de dop los-
draait , contact tussen de zeer
corrosieve vloeistof en de lak.
Als remvloeistof wordt ge-
morst , moet de lak onmiddellijk met
water worden afgespoeld.
De remvloeistof is giftig en
zeer corrosief. Als per onge-
luk remvloeistof wordt gemorst , moe-
ten de betreffende delen onmiddellijk
worden gewassen met water en neu-
trale zeep en daarna met veel water
worden afgespoeld. Bij inslikken dient
onmiddellijk een arts te worden ge-
raadpleegd.
ATTENTIE!
Het symbool πop het reser-
voir geeft aan dat syntheti-
sche remvloeistof en geen minerale
vloeistof moet worden gebruikt . Het
gebruik van minerale vloeistoffen moet
absoluut worden vermeden, omdat de
rubbers in het remsysteem door deze
vloeistoffen worden beschadigd.
ATTENTIE!
OLIE VAN DE
STUURBEKRACHTIGING
Controleer de olie van de stuurbekrachti-
ging bij een koude motor en als de auto op
een vlakke ondergrond staat. De olie moet
tussen het MIN- en MAX-merkteken op
het reservoir staan fig 12 enfig. 13.
Bij zeer warme olie kan het olieniveau bo-
ven het MAX-merkteken staan.
Indien nodig kan het niveau worden bij-
gevuld met olie, die dezelfde specificaties
moet hebben als de reeds in het systeem
aanwezige olie.
fig. 12 - Uitvoering 90 MultijetF0P0150mfig. 13 - Uitvoeringen 120-130-140
en 165 MultijetF0P0151m
Het olieverbruik van de stuur-
bekrachtiging is zeer laag; als
na het bijvullen de olie binnen
korte tijd weer moet worden
bijgevuld, moet het systeem door het
Fiat Servicenetwerk op eventuele lek-
kage worden gecontroleerd.
Voorkom dat de olie voor de
stuurbekrachtiging in contact
komt met de warme delen van de mo-
tor: de olie is ontvlambaar.
ATTENTIE!
Voor de besteluitvoering
wordt aangeraden de rem-
vloeistof om de twee jaar te vervangen.
ATTENTIE!

Page 168 of 219

164
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
ACCU
De accu van de auto is “onderhoudsarm”:
onder normale omstandigheden hoeft het
elektrolyt niet bijgevuld te worden met ge-
destilleerd water.
De accu is in het interieur geplaatst, op de
vloer onder de passagiersstoel. De accu is
bereikbaar nadat het beschermdeksel is
verwijderd.
Het is raadzaam de accu door het Fiat Ser-
vicenetwerk te laten controleren/ vervan-
gen.
ACCULADING CONTROLEREN
fig. 14
De acculading kan gecontroleerd worden
door de kleur van de optische meter A
(indien aanwezig) op het deksel van de ac-
cu te controleren.
Als de accu niet voorzien is van een con-
trole-instrument voor de acculading en het
elektrolytniveau (optische hydrometer),
mogen de controlewerkzaamheden uit-
sluitend door deskundig personeel wor-
den uitgevoerd.
Om de acculading te controleren, moet
u de twee schroeven losdraaien en het
deksel openen. Sluit na het controleren
van de acculading, het deksel zorgvuldig,
waarbij afknellingen en kortsluiting moe-
ten worden voorkomen.
Zie de volgende tabel.De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Voorkom
contact met de huid en de ogen. Houd
open vuur en vonkvormende appara-
ten verwijderd van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
Als de accu werkt met een
zeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan de
accu en kan de accu openbarsten.
ATTENTIE!
LUCHTFILTER/
POLLENFILTER
Laat het pollenfilter vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.

Page 169 of 219

165
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
BELANGRIJKWij raden u aan de accu-
lading voor het begin van de winter te con-
troleren, om de mogelijkheid van bevrie-
zing van het elektrolyt te voorkomen. Voer
deze controle vaker uit als de auto over-
wegend voor korte trajecten wordt ge-
bruikt, of als accessoires zijn gemonteerd
die permanent, ook bij uitgeschakeld con-
tact, stroom verbruiken. Dit geldt in het
bijzonder voor achteraf aangebrachte ac-
cessoires.
fig. 14
A
F0P0242m
HelderwitteElektrolyt bijvullen Wendt u tot hetkleurFiat Servicenetwerk
Donkere kleurAccu onvoldoende geladen Accu opladen
zonder groen gebied (wendt u tot het Fiat
in het middenServicenetwerk)
Donkere kleur Elektrolytniveau en lading Geen actie
met groen gebied voldoende
in het midden
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een
originele accu met dezelfde specificaties
worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een ac-
cu met andere specificaties, vervallen de
onderhoudsintervallen die in het “Gepro-
grammeerd Onderhoudsschema” staan
aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accu
dient u zich strikt te houden aan de aan-
wijzingen van de fabrikant van de accu.Onoordeelkundige montage
van elektrische en elektronische
apparatuur kan ernstige scha-
de toebrengen aan de auto. Als
u na aanschaf van uw auto accessoires
wilt monteren (diefstalalarm, mobiele te-
lefoon enz.), wendt u dan tot het Fiat Ser-
vicenetwerk, dat kan u de meest ge-
schikte installaties aanraden en contro-
leren of het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
Accu’s bevatten zeer schade-
lijke stoffen voor het milieu.
Het is raadzaam om de accu
door het Fiat Servicenetwerk
te laten vervangen. Het Fiat Service-
netwerk beschikt over de uitrusting
voor het op milieuvriendelijke wijze en
conform de wettelijke bepalingen af-
voeren van de accu.
Als u de auto langere tijd
stalt in extreem koude om-
standigheden moet , om bevriezing te
voorkomen, de accu worden verwij-
derd en op een verwarmde plaats
worden bewaard.
ATTENTIE!

Page 170 of 219

166
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
BELANGRIJK Een accu die gedurende lan-
gere tijd minder dan 50% geladen is (op-
tische meter donker zonder groen mid-
denstuk), raakt door sulfatering bescha-
digd. Hierdoor loopt de capaciteit en het
startvermogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor be-
vriezing (reeds bij temperaturen van cir-
ca –10°C). Als u de auto langere tijd niet
gebruikt, zie dan “Auto langere tijd stal-
len” in het hoofdstuk “Starten en rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoi-
res wilt monteren die constante voeding
nodig hebben (diefstalalarm enz.), of ac-
cessoires die de elektrische installatie
zwaar belasten, raden wij u aan contact op
te nemen met het Fiat Servicenetwerk.
Deze kan u de meest geschikte installaties
uit het Fiat Lineaccessori-programma aan-
raden en controleren of de elektrische in-
stallatie van de auto geschikt is voor het
extra stroomverbruik of dat het noodza-
kelijk is een accu met een grotere capaci-
teit te monteren. PRAKTISCHE TIPS OM DE
LEVENSDUUR VAN DE ACCU TE
VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voor-
komen en de levensduur te verlengen,
dient u de volgende aanwijzingen nauw-
keurig op te volgen:
❒wanneer u de auto parkeert, controleer
dan of de portieren, deuren en de mo-
torkap goed gesloten zijn. Hiermee
wordt voorkomen dat de interieurver-
lichting blijft branden;
❒schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem voor automatische uitschake-
ling van de interieurverlichting;
❒voorkom zoveel mogelijk het gebruik
van stroomverbruikers als de motor
uitstaat (autoradio, waarschuwings-
knipperlichten enz.).
❒voordat werkzaamheden aan de elek-
trische installatie van de auto worden
uitgevoerd, moet eerst de minklem van
de accupool worden losgemaakt;
❒de klemmen moeten altijd goed zijn be-
vestigd.
Bij werkzaamheden aan de
accu of in de buurt van de
accu, moet u uw ogen altijd bescher-
men met een speciale bril.
ATTENTIE!Enkele van deze stroomverbruikers blijven
continu stroom verbruiken ook bij een uit-
gezette motor, waardoor de accu gelei-
delijk ontlaadt.

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 220 next >