FIAT SCUDO 2012 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2012, Model line: SCUDO, Model: FIAT SCUDO 2012Pages: 219, PDF Size: 4.21 MB
Page 141 of 219

137
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
❒Verwijder het naafdekseltje m.b.v. het
passende gereedschap dat bij de auto is
geleverd. Draai de antidiefstalbout (uit-
voeringen met lichtmetalen velgen) (een
per wiel) los m.b.v. het passende ge-
reedschap dat bij de auto is geleverd,
draai vervolgens de overige wielbouten
los en verwijder het wiel;
❒zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het reservewiel
schoon zijn en geen onzuiverheden be-
vatten, omdat hierdoor na verloop van
tijd de wielbouten kunnen loslopen.
Monteer het reservewiel, waarbij een
van de pasgaten C-fig. 6over de pen
Bmoet vallen;
❒draai de 5 wielbouten handvast aan;
❒draai de slinger van de krik zodat de au-
to zakt, en verwijder de krik;
❒draai de wielbouten kruiselings vast, in
de volgorde die in fig. 7is aangegeven;
❒monteer het wieldeksel (indien aanwe-
zig).Ter afsluiting:
❒plaats het verwisselde wiel in de reser-
vewielhouder onder de laadvloer en
draai de blokkeerschroef weer vast;
❒plaats de slinger en de krik op de juiste
manier in de daarvoor bestemde hou-
der;
❒plaats de gereedschaphouder terug in
de daarvoor bestemde zitting en draai
de blokkeerschroef vast.
BELANGRIJK Controleer regelmatig de
spanning van de banden, ook van het re-
servewiel.BELANGRIJK Als u het gemonteerde velg-
type wilt vervangen (lichtmetalen velgen
in plaats van stalen of omgekeerd), moe-
ten tevens alle wielbouten worden ver-
vangen door bouten met een lengte die
aangepast is aan het velgtype.
Het is raadzaam de vervangen wielbouten
te bewaren voor als u in de toekomst het
originele velgtype weer wilt monteren.
fig. 6F0P0307mfig. 7F0P0308m
Monteer het wieldeksel op de
velg, waarbij het symbool Yzich ter hoogte van het ventiel
moet bevinden.
Page 142 of 219

138
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
SNELLE
BANDENREPARATIESE
T FIX & GO
De snelle bandenreparatieset bestaat uit
een compressor en een flacon (die de af-
dichtvloeistof bevat).Gebruik van de set
1. Markeer de lekke band op de sticker
met de snelheidsbeperking: plak de sti-
cker vervolgens op het stuurwiel van de
auto als herinnering dat het wiel slechts
tijdelijk gebruikt mag worden.
2. Bevestig de flacon 1aan de compres-
sor 2.
3. Sluit de flacon 1aan op het ventiel van
band die gerepareerd moet worden.
4. Rol de slang van de compressor uit,
voordat deze op de flacon wordt aan-
gesloten.
5. Sluit de stekker aan op een van de 12V-
stekkerdozen in de auto.
6. Druk op de knop Aom de compressor
in te schakelen totdat de bandenspan-
ning 2,0 bar is. Als deze spanning niet
wordt bereikt, dan kan de band niet
worden gerepareerd.
7. Koppel de compressor los en berg hem
op.
8. Rijd enkele kilometers met beperkte
snelheid om het lek te dichten.
9. Breng de band op de voorgeschreven
spanning m.b.v. de compressor over-
eenkomstig de voor de auto voorge-
schreven procedure en controleer of het
lek goed afgedicht is (geen drukverlies).
10. Rijd met een beperkte snelheid (80
km/h). De band moet zo snel mogelijk
geïnspecteerd en gerepareerd worden
door een specialist.De flacon moet na gebruik worden opge-
borgen in de plastic zak die bij de set is ge-
leverd, om vervuiling van de auto door
vloeistofresten te voorkomen.
Attentie: de gel in de flacon
bevat ethyleenglycol; deze
stof is schadelijk voor de gezondheid
bij inslikking en irriterend voor de
ogen. Houd buiten het bereik van kin-
deren.
ATTENTIE!
Laat de gebruikte fles niet in het milieu
achter; lever hem in bij het Fiat Dealer-
netwerk of een daarvoor aangewezen af-
valverwerker.
De flacon is leverbaar via het FIAT Servi-
cenetwerk.
fig. 7bF0P0620m
Page 143 of 219

139
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
GLOEILAMP
VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒Als een lamp niet brandt, controleer
dan eerst of de zekering niet doorge-
brand is, voordat u de lamp vervangt:
zie voor de plaats van de zekeringen de
paragraaf “Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk;
❒controleer voordat u een lamp vervangt
of de contacten niet zijn geoxideerd;
❒vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en ver-
mogen;
❒als u een gloeilamp in de koplamp hebt
vervangen, controleer dan om veilig-
heidsredenen altijd of de afstelling nog
goed is.BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de
koplamp een beetje beslagen zijn: dit duidt
niet op een defect, maar is een natuurlijk
verschijnsel dat veroorzaakt wordt door
een lage temperatuur en de luchtvochtig-
heidsgraad, en verdwijnt snel als de kop-
lampen worden ingeschakeld. De aanwe-
zigheid van druppels aan de binnenzijde
van de koplamp duidt daarentegen op het
binnendringen van water: wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk.
TYPEN GLOEILAMPEN
Op de auto zijn verschillende typen gloei-
lampen gemonteerd:AGlasfittinglampen: deze zijn voorzien
van een klemfitting. Verwijder de lamp
door de lamp uit de houder te trek-
ken.
BLampen met bajonetfitting: verwijder
de lamp uit de houder door hem iets
in te drukken en linksom te draaien.
CBuislampen: verwijder de lamp door
hem uit de veercontacten los te ma-
ken.
DHalogeenlampen: verwijder de lamp
door de borgveer los te haken uit de
zitting. Halogeenlampen mag u uit-
sluitend aanraken op het me-
talen gedeelte. Als u de bol met
uw vingers aanraakt, zal de
lichtopbrengst van de lamp teruglopen
en kan ook de levensduur beperkt wor-
den. Als u de bol per ongeluk toch hebt
aangeraakt, moet u de bol schoonwrij-
ven met een doekje met alcohol en daar-
na laten drogen.
Modificaties of reparaties
aan de elektrische installatie
die niet correct worden uitgevoerd en
waarbij geen rekening wordt gehouden
met de technische specificaties van het
systeem, kunnen storingen in de wer-
king en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE!
Halogeenlampen bevatten
gas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschieten.
ATTENTIE!
fig. 8F0P0216m
Page 144 of 219

140
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
Lamp Zie fig. Type Vermogen
Grootlicht
Dimlicht
Buitenverlichting voor
Mistlampen voor (indien aanwezig)
Richtingaanwijzers voor
Richtingaanwijzers op flanken
Richtingaanwijzers achter
Achterlichten
Remlichten
Derde remlicht:
– dubbele achterdeuren
– dubbele achterdeuren (verhoogd dak)/
achterklep
Achteruitrijverlichting
Mistachterlicht
Kentekenplaatverlichting
Plafondverlichting voor met spotjes
Plafondverlichting achterH4
H4
W5W
H4
PY21W (geel)
WY5W (geel)
PY21W (geel)
P21/5W
P21/5W
W5W
P21W
P21W
P21W
W5W
12V5W
12V5W D
D
A
D
B
A
B
B
B
A
B
–
–
A
C
C55W
55W
5W
55W
21W
5W
21W
5W
5W
5W
21W
21W
21W
5W
5W
5W
Page 145 of 219

141
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
GLOEILAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bijbeho-
rende vermogen de vorige paragraaf
“Gloeilamp vervangen”.
KOPLAMPUNITS
In de koplampunits zijn de gloeilampen
voor het dimlicht, het grootlicht, de bui-
tenverlichting en de richtingaanwijzer op-
genomen.DIMLICHT/GROOTLICHT fig. 9
Gloeilamp vervangen:
❒trek aan de lip om het middelste dek-
selAte verwijderen;
❒maak de stekker los;
❒haak de borgveer van de lamp los;
❒vervang de lamp, monteer het deksel A
en controleer of het deksel goed vastzit.
BUITENVERLICHTING fig. 9
Gloeilamp vervangen:
❒trek aan de lip om het middelste dek-
selAte verwijderen;
❒neem de geklemd gemonteerde lamp-
houder uit en maak de stekker los;
❒vervang de lamp, monteer het deksel A
en controleer of het deksel goed vastzit.
fig. 9F0P0178m
Page 146 of 219

142
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
RICHTINGAANWIJZERS VOOR
fig. 10
Gloeilamp vervangen:
❒draai de lamphouder Alinksom;
❒neem de lamphouder uit en verwijder
de lamp uit de lamphouder door hem
iets in te drukken en linksom te draai-
en.
❒Vervang de lamp, monteer de lamp-
houderAdoor hem rechtsom in de zit-
ting te draaien en controleer of hij goed
vastzit.
MISTLAMPEN fig. 11
Wendt u voor het vervangen van een de-
fecte mistlamp voor tot het Fiat Service-
netwerk.FLANKRICHTINGAANWIJZERS
fig. 12
Gloeilamp vervangen:
❒duw tegen het lampenglas Azodat de
interne borgveer wordt ingedrukt en
trek de unit naar buiten;
❒draai de lamphouder linksom, verwijder
de geklemde lamp en vervang hem;
❒plaats de lamphouder in het lampenglas
door hem rechtsom te draaien;
❒monteer de unit en controleer of de in-
terne borgveer goed vastzit (geborgd).
fig. 11F0P0181m
fig. 10F0P0179mfig. 12
A
F0P0297m
Page 147 of 219

143
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ACHTERLICHTUNITS
fig. 13
In de achterlichtunits zijn de gloeilampen
voor de achterlichten, de remlichten, de
richtingaanwijzers, de achteruitrijlichten
en de mistachterlichten opgenomen.
fig. 13F0P0184m
Om de achterlichtunits los te maken en
een gloeilamp te vervangen, moeten de
twee achterdeuren 180° worden geopend
(raadpleeg de paragraaf “Dubbele achter-
deur” in het hoofdstuk “Dashboard en be-
diening”).
fig. 14F0P0185m
Gloeilamp vervangen:
❒controleer welke lamp moet worden
vervangen;
❒draai de 2 bevestigingsmoeren AenB
los;
❒trek het lampenglas vanaf de buitenzij-
de los;
❒houd de unit vast en maak de stekker
los;
❒buig de lippen naar buiten en trek de
lamphouder los;
❒verwijder de te vervangen lamp (met
bajonetfitting) door hem iets in te druk-
ken en linksom te draaien en vervang
de lamp;
Page 148 of 219

144
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
Uitvoering met verhoogd dak
❒draai de bevestigingsbouten Alos
m.b.v. een 8mm-sleutel;
❒neem de lamphouder uit;
❒trek de geklemde lamp los en vervang
hem.KENTEKENPLAATVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
Uitvoeringen met achterdeuren
fig. 17❒verwijder de interieurbekleding vanaf
de binnenzijde van de auto
❒buig de lip naar buiten en trek de stek-
ker los;
❒verwijder de kunststof bescherming
fig. 15
AA
F0P0210m
fig. 16
A
A
F0P0211m
fig. 17F0P0212m
fig. 18F0P0607m
DERDE REMLICHT
Met achterklep fig. 15
Gloeilamp vervangen:
❒open de achterklep;
❒draai de bevestigingsschroeven Alos;
❒druk op het uiteinde van de borglip en
verwijder het lampenglas met de lam-
pen;
❒maak de stekker los;
❒trek de geklemde lamp los en vervang
hem.
Met dubbele achterdeuren fig. 16
Gloeilamp vervangen:
❒draai de bevestigingsbouten Alos
m.b.v. een Torx™ T20-schroeven-
draaier;
❒neem de lamphouder uit;
❒trek de geklemde lamp los en vervang
hem.
Page 149 of 219

145
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
GLOEILAMP
INTERIEURVERLICHTING
VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bijbeho-
rende vermogen de paragraaf “Gloeilamp
vervangen”.
PLAFONDVERLICHTING
Gloeilampen vervangen:
❒verwijder het plafondlampje op de door
de pijlen aangegeven punten;
❒maak de lampen los uit de veercontac-
ten aan de zijkant en vervang ze; con-
troleer of de nieuwe lampen goed vast-
zitten in de veercontacten;
❒plaats het plafondlampje in de zitting en
controleer of het goed vastzit.
fig. 19F0P0298m
fig. 20F0P0234m
❒draai de lamphouder een kwart slag
linksom
❒vervang de lamp
Uitvoeringen met achterklep fig. 18
❒verwijder het lampenglas Aop het
door de pijl aangegeven punt vanaf de
buitenzijde van de auto;
❒maak de lamp los uit de veercontacten
aan de zijkant en vervang hem; contro-
leer of de nieuwe lamp goed vastzit in de
veercontacten;
❒monteer het geklemde lampenglas.
Page 150 of 219

146
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMEEN
Het elektrische systeem wordt door ze-
keringen beveiligd: de zekering brandt
door bij een storing of bij oneigenlijk ge-
bruik van het systeem.
Als een elektrisch onderdeel niet werkt,
controleer dan eerst of de zekering niet is
doorgebrand: de verbindingsstrip A-
fig. 21mag niet onderbroken zijn. Is dit
wel het geval, dan moet u de zekering ver-
vangen door een exemplaar met dezelf-
de stroomsterkte (zelfde kleur).
Bzekering in goede staat
Czekering met doorgebrande strip.
Gebruik voor het vervangen van een ze-
kering, het tangetje A-fig. 21/a dat sa-
men met de reservezekeringen op de ach-
terzijde van het demontabele klepje Bis
geplaatst.
fig. 21F0P0236m
Vervang een zekering nooit
door een zekering met een
hogere stroomsterkte (ampère);
BRANDGEVAAR.
ATTENTIE!
Vervang een defecte zekering
nooit door ander materiaal.
Als een hoofdzekering
(MEGA-FUSE, MIDI-FUSE,
MAXI-FUSE) doorbrandt, wendt u
dan tot het Fiat Servicenetwerk. Con-
troleer, voordat u een zekering ver-
vangt, of de contactsleutel uit het con-
tactslot is genomen en alle stroom-
verbruikers uit staan en/of zijn uitge-
schakeld.
ATTENTIE!
Als een zekering van de vei-
ligheidssystemen (airbagsys-
teem, remsysteem), de aandrijving
van de auto (motormanagementsys-
teem, regelsysteem van de versnel-
lingsbak) of de stuurinrichting door-
brandt, wendt u dan tot het Fiat Ser-
vicenetwerk.
ATTENTIE!
Als de zekering opnieuw
doorbrandt, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
fig. 21/aF0P0348m