Hyundai Genesis Coupe 2013 Handleiding (in Dutch)
Page 131 of 443
627
Wat te doen in een noodgeval
Slepen in een noodgeval
Laat de auto bij voorkeur wegslepen
door een officiële HYUNDAI-dealer of
een erkend bergingsbedrijf.Als dit niet mogelijk is, mag de auto
tijdelijk worden gesleept met een
sleepkabel of -ketting die aan het
sleepoog aan de voor-of achterzijde van
de auto is bevestigd. Wees voorzichtig bij
het slepen van de auto. Laat een ervarenbestuurder in de gesleepte auto achterom te sturen en de remmen te bedienen.
Op deze manier slepen mag alleen op
verharde wegen, over een korte afstand
en met lage snelheid. Bovendien moeten
de wielen, aandrijfassen, transmissie,
stuurinrichting en remmen in orde zijn.
Gebruik de sleepogen niet om een
andere auto weg te slepen die vastzit
in de modder of iets dergelijks waar hij
niet op eigen kracht uit kan komen.
Sleep geen auto’s die zwaarder zijn dan de auto waarmee wordt gesleept.
De bestuurders van beide auto’s dienen goed met elkaar te
communiceren. Controleer voor het slepen of de
sleepogen niet gebroken of op eenandere manier beschadigd zijn.
Bevestig de kabel of ketting goed aan de sleepogen.
Voorkom schokbewegingen tijdens het slepen. Sleep met een gelijkmatige
kracht.
Trek niet in de dwarsrichting of in verticale richting aan het sleepoog.Anders kan het sleepoog beschadigd
raken. Trek alleen in de lengterichting
van de auto.
OPMERKING
Bevestig een sleepkabel alleen
aan de sleepogen.
Als de sleepkabel aan een ander onderdeel van de auto wordtbevestigd, kan dit leiden totbeschadigingen.
Gebruik alleen een sleepkabel of - ketting die speciaal bedoeld isvoor het slepen van auto’s.Bevestig de kabel of ketting goedaan de sleepogen.
OBK062012
OBK062013
Voor
Achter
Page 132 of 443
Wat te doen in een noodgeval
28
6
Gebruik een sleepkabel van maximaal
5 meter. Bevestig een rode doek in het midden.
Rijdt voorzichtig tijdens het slepen om te voorkomen dat de sleepkabel slap
komt te hangen.
Voorzorgsmaatregelen bij slepen in
een noodgeval
Zet het contact in stand ACC, zodat het stuurslot niet kan worden
ingeschakeld.
Zet de transmissie in stand N (neutraal).
Ontgrendel de parkeerrem.
Vanwege de verminderde remwerking, moet het rempedaal krachtiger worden bediend.
Het sturen gaat zwaarder omdat de stuurbekrachtiging niet werkt.
Tijdens een afdaling kunnen de remmen oververhit raken, waardoor de
remwerking afneemt. Stop in dat gevalregelmatig om de remmen af te laten
koelen.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig bij het slepen van de auto.
Probeer abrupt accelereren en remmen, alsmede vreemde
manoeuvres te voorkomen, zodatde sleepkabel of -ketting en de
sleepogen niet te zwaar worden
belast. Anders kunnen ze breken,
waardoor ernstig letsel of schadekan ontstaan.
Als er nauwelijks beweging in de auto zit, ga dan niet onnodig door
met slepen. Neem contact op met
een officiële HYUNDAI-dealer of
een deskundig bergingsbedrijf
voor hulp.
Sleep de auto onder een zo recht mogelijke hoek.
Blijf op veilige afstand van de auto tijdens het slepen.
OBK069020
Page 133 of 443
629
Wat te doen in een noodgeval
OPMERKING -Automatische transmissie
Als de auto gesleept moet worden
met alle wielen op de grond, mag
hij alleen vooruit gesleeptworden. Controleer of detransmissie in de vrijstand staat. Zorg ervoor dat het stuurslot niet
geactiveerd is door het contact instand ACC te zetten. Laat een ervaren bestuurder in de
gesleepte auto achter om testuren en de remmen tebedienen.
Laat de auto niet met een snelheid hoger dan 15 km/h en
niet verder dan 1,5 km slepen, om ernstige schade aan deautomatische transmissie tevoorkomen.
Controleer voor het slepen het niveau van de automatische-transmissievloeistof. Vul vloeistofbij als het niveau onder deaanduiding HOT op de peilstok is.
Als u geen vloeistof hebt om bij tevullen, moet er een dolly wordengebruikt.
Page 134 of 443
5
Vóór het rijden / 5-3
Standen contactslot / 5-5
Toets ENGINE START/STOP / 5-8
Handgeschakelde transmissie / 5-13
Automatische transmissie / 5-18
Remsysteem / 5-26
Cruise control-systeem / 5-38
Brandstofbesparing / 5-42
Rijden onder speciale rijomstandigheden / 5-44
Rijden in de winter / 5-49
Massa van de auto / 5-54
Rijden met een aanhanger / 5-55
Rijden met uw auto
Page 135 of 443
Rijden met uw auto
2
5
WAARSCHUWING - WAARSCHUWING - UITLAATGASSEN KUNNEN GEVAARLIJK ZIJN!
Uitlaatgassen kunnen bijzonder gevaarlijk zijn. Draai onmiddellijk de ruiten open als u in de auto uitlaatgas ruikt. • Inhaleer uitlaatgassen niet.
Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een kleurloos en reukloos gas dat bewusteloosheid en dood door verstikking kan
veroorzaken.
Het uitlaatsysteem moet elke keer dat de auto op de brug staat voor olieverversen of voor andere reparaties worden
gecontroleerd. Laat uw auto controleren door een officiële HYUNDAI-dealer als u merkt dat het geluid van de uitlaat verandert
of als u over iets heen gereden bent dat de onderzijde van de auto heeft geraakt.
Het is gevaarlijk de motor van uw auto in de garage te laten draaien, ook al staat de garagedeur open. Laat de motor niet
langer draaien in uw garage dan de tijd die u na het starten nodig heeft om de garage uit te rijden.
Als het noodzakelijk is de auto gedurende langere tijd stationair te laten draaien terwijl er mensen in de auto aanwezig zijn,
doe dat dan alleen in een open ruimte, zet de luchttoevoer op BUITENLUCHT en schakel een van de hogere
ventilatorsnelheden in zodat er frisse lucht naar het interieur wordt toegevoerd.
Als u moet rijden met de achterklep open omdat de lading het sluiten van de achterklep onmogelijk maakt:
1. Sluit alle ruiten.
2. Open de uitstroomopeningen opzij.
3. Zet de luchttoevoer op BUITENLUCHT, kies voor de luchtregeling " " of " " en zet de aanjager in een van de hogere standen.
Voor een goede werking van het ventilatiesysteem is het noodzakelijk dat de luchtinlaat onder de voorruit vrij blijft van sneeu w,
ijs, bladeren en andere obstructies.
Page 136 of 443
53
Rijden met uw auto
Vóór het instappen
Zorg ervoor dat alle ruiten,buitenspiegel(s) en lampen schoon zijn.
Controleer de toestand van de banden.
Controleer of er geen sporen van lekkage onder de auto te zien zijn.
Controleer of er zich geen obstakels achter de auto bevinden wanneer u
achteruit wilt rijden. Noodzakelijke controles
De volgende vloeistofpeilen dienen
regelmatig, afhankelijk van het gebruikte
interval gecontroleerd te worden:
motorolie, koelvloeistof, remvloeistof en
ruitensproeiervloeistof. Nadere
informatie vindt u in Hoofdstuk 7,Onderhoud.
Vóór het starten
Sluit alle portieren.
Verstel de stoel zodanig dat u alle
bedieningsorganen gemakkelijk kunt
bereiken.
Stel de binnen- en buitenspiegels af.
Controleer of alle verlichting werkt.
Controleer alle instrumenten.
Controleer of alle waarschuwingslampjes werken als het contact in stand ON staat.
Ontgrendel de parkeerrem en controleer of het
waarschuwingslampje van hetremsysteem uitgaat.
Voor een veilig gebruik is het
noodzakelijk dat u volledig vertrouwdbent met uw auto en debedieningsorganen.
VÓÓR HET RIJDEN
WAARSCHUWING
Alle inzittenden moeten tijdens het
rijden de veiligheidsgordel op de
juiste manier dragen. Zie
“Veiligheidsgordels” in hoofdstuk 3
voor informatie over het juiste
gebruik van de veiligheidsgordels.
WAARSCHUWING
Wanneer u tijdens het rijden wordt
afgeleid, kunt u de controle over de
auto verliezen, waardoor
ongevallen en ernstig letsel
veroorzaakt kunnen worden. De
eerste verantwoordelijkheid voor
de bestuurder is een veilige
bediening van de auto volgens de
geldende verkeersregels. Mobiele apparatuur of systemen in
de auto die de blik, aandacht en
concentratie van de bestuurder
afleiden van een veilige bediening,of die door de wet verboden zijn,
mogen tijdens het rijden nooit
gebruikt worden.
Page 137 of 443
Rijden met uw auto
4
5
WAARSCHUWING -
Rijden onder invloed van alcohol of drugs
Rijden onder invloed is gevaarlijk.
Rijden onder invloed is debelangrijkste doodsoorzaak in het
verkeer. Zelfs een geringe
hoeveelheid alcohol zal het reactie-,waarnemings- en
beoordelingsvermogen verminderen.
Rijden onder invloed van drugs is
minstens even gevaarlijk als rijden
onder invloed van alcohol.
De kans op een ernstig ongeval is
vele malen groter als u gaat rijden
onder invloed van alcohol of drugs.
Ga niet rijden als u gedronken heeft
of drugs heeft gebruikt. Rijd ook
niet mee met een bestuurder die
onder invloed van alcohol of drugs
is. Bepaal van tevoren wie er rijdt ofneem een taxi.
WAARSCHUWING
Wanneer u de auto wilt parkeren of stilzetten terwijl de motor
draait, zorg er dan voor dat u het
gaspedaal niet gedurende
langere tijd ingetrapt houdt.
Anders kan de motor of het
uitlaatsysteem oververhit rakenen brand ontstaan.
Wanneer u een noodstop maakt of als u het stuurwiel snel draait,
kunnen losse voorwerpen op de
vloer vallen en de bediening van
de pedalen hinderen, waardoor
een ongeval kan ontstaan. Berg
alle voorwerpen in de auto op dejuiste manier op.
Als u uw aandacht niet bij het rijden houdt, kunt u een ongeval
veroorzaken. Wees voorzichtig
met het bedienen van systemen
die u kunnen afleiden, zoals hetaudiosysteem of de verwarming.
Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om altijd veiligte rijden.WAARSCHUWING
Controleer altijd de omgeving rond
de auto op de aanwezigheid van
anderen, in het bijzonder kinderen,
alvorens u de transmissie in stand
D (Drive) of R (Reverse) zet.
Page 138 of 443
55
Rijden met uw auto
Verlicht contactslot
Ter verhoging van het comfort gaat, als het contact niet in stand ON staat, de
contactslotverlichting branden als één
van de voorportieren wordt geopend.
De verlichting zal onmiddellijk uitgaan
wanneer het contact in stand ON gezet
wordt. De verlichting zal ook ongeveer 30
seconden nadat het portier gesloten isuitgaan.Standen contactslot
LOCK
Het stuurslot beschermt tegen diefstal. De contactsleutel kan alleen uit het
contact worden verwijderd als hetcontact in stand LOCK staat. Om de contactsleutel in stand LOCK te
zetten, moet deze in stand ACC worden
ingedrukt en vervolgens naar de stand
LOCK worden gedraaid.
ACC (Accessoires)
Het stuurwiel is van het stuurslot en de
elektrische accessoires werken.
✽✽
AANWIJZING
Draai het stuurwiel iets naar links en
naar rechts om het contact
gemakkelijker in stand ACC te kunnen
zetten als het verdraaien van de
contactsleutel moeilijk gaat.
ON
Voordat de motor wordt gestart, gaan de
waarschuwingslampjes ter controle
branden. Het contactslot keert na het
starten terug in deze stand.
Laat, om te voorkomen dat de accu ontladen raakt, het contact niet in stand ON staan als de motor niet draait.
START
Draai de contactsleutel in stand START
om de motor te starten. De startmotor
draait totdat u de sleutel loslaat. De
sleutel keert vervolgens terug in stand
ON. In deze stand gaat het
waarschuwingslampje van het
remsysteem ter controle branden.
STANDEN CONTACTSLOT
OUN036002OBK059001N
Page 139 of 443
Rijden met uw auto
6
5
Starten van de motor
WAARSCHUWING
Draag altijd geschikte schoenen tijdens het rijden. Ongeschikte
schoenen (hoge hakken,
skischoenen, enz.) kunnen het
bedienen van het rempedaal, hetgaspedaal en het
koppelingspedaal (indien vantoepassing) bemoeilijken.
Start de auto niet terwijl het gaspedaal wordt ingetrapt. De
auto kan in beweging komen, wat
kan leiden tot een ongeval.
Wacht totdat het motortoerental normaal is. De auto kan
plotseling in beweging komen als
het rempedaal wordt losgelatenbij een hoog toerental.
(Vervolg)
Steek nooit tijdens het rijden uwhand door het stuurwiel om de contactsleutel of andere
bedieningsorganen te bedienen.
Hierdoor kunt u de controle over
de auto verliezen, wat kan leiden
tot een ongeval en ernstig letsel.
Plaats geen losse voorwerpen rondom de bestuurdersstoel.
Deze kunnen tijdens het rijden
gaan bewegen en de bestuurder
hinderen, wat kan leiden tot een
ongeval.WAARSCHUWING - Contactsleutel
Zet het contact nooit in stand LOCK of ACC terwijl de auto rijdt.
Hierdoor kunt u de controle over
de auto verliezen en neemt de
remkracht af, wat tot een ongevalkan leiden.
Het stuurslot dient niet ter vervanging van de parkeerrem.
Controleer voordat u de auto
verlaat altijd of de eerste
versnelling is ingeschakeld bijeen auto met een
handgeschakelde transmissie of
stand P (Park) is ingeschakeld bij
een auto met een automatische
transmissie, trek de parkeerrem
volledig aan en zet de motor uit.
Als deze voorzorgsmaatregelen
niet worden opgevolgd, kan de
auto onverwacht en plotseling in
beweging komen.
(Vervolg)
Page 140 of 443
57
Rijden met uw auto
1. Controleer of de parkeerrem isgeactiveerd.
2. Handgeschakelde transmissie - Trap
het koppelingspedaal volledig in en zet
de versnellingspook in de vrijstand.
Trap het rempedaal en het
koppelingspedaal volledig in.
Automatische transmissie - Zet de
selectiehendel in stand P (Park). Trap
het rempedaal volledig in.
De motor kan ook worden gestart met
de selectiehendel in stand N.
3. Draai de contactsleutel in stand START en houd de sleutel in dezestand totdat de motor aanslaat
(maximaal 10 seconden). Laat de
sleutel vervolgens los.
4. Laat bij extreme kou (lager dan - 18ºC/0°F) of wanneer de auto een
aantal dagen niet is gebruikt, de motor
warmdraaien zonder het gaspedaal in
te trappen.
Of de motor nu warm is of koud, hij dient
gestart te worden zonder het gaspedaal
in te trappen.
OPMERKING
Probeer de selectiehendel niet instand P te zetten wanneer de motor
tijdens het rijden afslaat. Als hetveilig is met het oog op het overigeverkeer, kunt u de selectiehendel tijdens het rijden in stand N zetten
en kunt u de motor opnieuwproberen te starten door hetcontact in stand START te draaien.
OPMERKING
Laat de startmotor niet langer dan 10 seconden achter elkaar
draaien. Wacht als de motor afslaat of niet aanslaat 5 tot 10seconden alvorens de startmotoropnieuw in te schakelen. Als de
startmotor niet op de juistemanier bediend wordt, kan hijbeschadigd raken.
Zet het contact niet in stand START terwijl de motor draait.Anders raakt de startmotormogelijk beschadigd.