Hyundai Genesis Coupe 2013 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2013, Model line: Genesis Coupe, Model: Hyundai Genesis Coupe 2013Pages: 443, PDF Size: 39.11 MB
Page 171 of 443

Rijden met uw auto
38
5
De cruise control stelt u in staat een
bepaalde rijsnelheid te programmeren
die de auto vervolgens aanhoudt, zonder
dat u de voet op het gaspedaal hoeft tehouden.
Dit systeem is ontworpen om bij een
snelheid van meer dan 40 km/h en
minder dan 180 km/h in werking tetreden.✽✽
AANWIJZING
Tijdens de normale werking van de
cruise control zal deze na ongeveer 3
seconden in werking treden wanneer de
toets SET wordt ingedrukt of opnieuw
wordt ingedrukt nadat geremd is. Deze
vertraging is normaal.
✽
✽ AANWIJZING
Trap, om de cruise control in te
schakelen, het rempedaal ten minste één
keer in nadat u het contact in stand ON
hebt gezet of de motor hebt gestart.
Zo controleert u of de
rempedaalschakelaar, die van belang is
voor het uitschakelen van de cruise
control, goed werkt.
CRUISE CONTROL-SYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Als de cruise control ingeschakeld blijft (controlelampje CRUISE in
het instrumentenpaneel blijft
branden), kan de cruise control
mogelijk onbedoeld worden
geactiveerd. Zet de cruise control
uit (controlelampje CRUISE UIT)
wanneer de cruise control niet
gebruikt wordt, om te voorkomendat u onbedoeld een snelheidinstelt.
Gebruik het cruise control-systeem alleen indien de verkeersdrukte en
de weersomstandigheden dattoelaten.
(Vervolg)
(Vervolg)
Gebruik de cruise control nooitwanneer niet veilig met een
constante snelheid gereden kan
worden, bijvoorbeeld bij
filerijden, op gladde wegen (door
regen, ijs of sneeuw), bochtige
wegen of op bergwegen met een
hellingspercentage van meer dan6%.
Houd bij het gebruik van het cruise control-systeem de
rijomstandigheden extra in acht.
Let op bij het gebruik van het cruise control-systeem bij het
afrijden van hellingen, omdat derijsnelheid kan toenemen.
Page 172 of 443

539
Rijden met uw auto
Rijsnelheid instellen:
1. Druk op de cruise control-schakelaarop het stuurwiel om het systeem in te
schakelen. Het controlelampje
CRUISE in het instrumentenpaneel
gaat branden.
2. Versnel tot de gewenste snelheid, die hoger moet zijn dan 40 km/h en lagerdan 180 km/h. 3. Beweeg de combischakelaar (1)
omlaag (naar SET-) en laat deze los bij
de gewenste snelheid. Hetcontrolelampje SET in het
instrumentenpaneel zal gaan branden.
Haal uw voet van het gaspedaal. De
snelheid wordt nu automatischaangehouden.
Op steile hellingen kan de snelheid van
de auto tijdelijk iets hoger of lagerworden.
Rijsnelheid verhogen
Volg één van de volgende procedures:
Beweeg de combischakelaar (1) omhoog (naar RES+) en houd deze
vast. De auto zal accelereren. Laat de
schakelaar los op het moment dat de
gewenste snelheid is bereikt.
Beweeg de combischakelaar (1) omhoog (naar RES+) en laat deze
onmiddellijk weer los. De rijsnelheid zal
iedere keer als u de combischakelaar
op deze manier omhoog beweegt(naar RES+) met 2,0 km/h of 1,6 km/htoenemen.
OBK052029OBK052031OBK052030
Page 173 of 443

Rijden met uw auto
40
5
Rijsnelheid verlagen:
Volg één van de volgende procedures:
Beweeg de combischakelaar (1)
omlaag (naar SET-) en houd deze vast.
De auto mindert geleidelijk snelheid.
Laat de schakelaar los op het moment
dat de gewenste snelheid is bereikt.
Beweeg de combischakelaar (1) omlaag (naar SET-) en laat deze
onmiddellijk weer los. De rijsnelheid zal
iedere keer als u de combischakelaar
op deze manier omlaag beweegt (naar
SET-) met 2,0 km/h of 1,6 km/hafnemen. Tijdelijk accelereren met
ingeschakelde cruise control:
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk
sneller wilt gaan rijden terwijl de cruise
control is ingeschakeld. De cruise control
wordt niet uitgeschakeld en de
rijsnelheid die oorspronkelijk was
ingesteld blijft behouden.
Laat het gaspedaal los om weer terug te
keren naar de oorspronkelijke rijsnelheid.
Als u de combischakelaar omlaag
beweegt (naar SET-) bij een hogere
snelheid, zal de rijsnelheid opnieuw
worden ingesteld.
Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Trap het rempedaal in.
Zet de selectiehendel in stand N
(automatische transmissie).
Druk op de toets CANCEL op het stuurwiel.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die 15 km/h (9 mph) lager is dan de snelheid die in het geheugen isopgeslagen.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die lager is dan ongeveer 32 km/h (20mph).
Verhoog de rijsnelheid tot een snelheid die hoger is dan ongeveer 200 km/h.
OBK052032OBK052031
Page 174 of 443

541
Rijden met uw auto
Bedien de parkeerrem. Bedien tijdenshet rijden de parkeerrem niet, behalve
in een noodgeval.
Door deze handelingen wordt de werking
van de cruise control onderbroken (het
controlelampje SET op hetinstrumentenpaneel gaat uit), maarwordt het systeem niet uitgeschakeld.
Om de werking van de cruise control te hervatten drukt u op schakelaar RES+op het stuurwiel. De cruise control keert terug naar de eerder door u ingestelde
snelheid.
Terugkeren naar ingestelde
rijsnelheid (boven 40 km/h (25 mph)):
Als de ingestelde rijsnelheid op een
andere manier dan met de schakelaar
CRUISE is onderbroken en het systeem
nog is geactiveerd, wordt de meest
recente ingestelde snelheid hervat
wanneer de combischakelaar (1)
omhoog (naar RES+) wordt bewogen.
De ingestelde snelheid wordt echter niet
hervat wanneer de snelheid minder isdan 40 km/h (25 mph). Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Druk op de cruise control-schakelaar
(het controlelampje CRUISE op het
instrumentenpaneel dooft).
Zet de motor uit.
In deze beide gevallen wordt het systeem uitgeschakeld. Volg de aanwijzingen onder “Rijsnelheidinstellen” op de vorige bladzijde om de cruise control opnieuw in te schakelen.
OBK052030
Page 175 of 443

Rijden met uw auto
42
5
Het brandstofverbruik van uw auto is
voornamelijk afhankelijk van uw rijstijl, de
plaatsen waar u rijdt en de
omstandigheden waaronder u rijdt.
Al deze factoren zijn van invloed op het totale aantal kilometers dat u op een liter
brandstof kunt afleggen. Door de
onderstaande suggesties op te volgen,
verbruikt uw auto zo min mogelijk
brandstof en bespaart u geld op zowel de
brandstof als op reparaties enonderhoud:
Rijd zo vloeiend mogelijk. Verhoog uw
snelheid geleidelijk. Rijd niet volgas
weg bij een verkeerslicht en houd uw
snelheid zo constant mogelijk. Sprint
niet van verkeerslicht naar
verkeerslicht. Pas uw snelheid zoveel
mogelijk aan aan de snelheid van de
overige verkeersdeelnemers zodat u
niet onnodig moet vertragen of
versnellen. Vermijd indien mogelijk
verkeersopstoppingen. Bewaar altijd
voldoende afstand tot uw voorligger,
zodat u onnodig remmen kunt
voorkomen. Dat beperkt tevens deslijtage aan het remsysteem. Rijd niet harder dan nodig is. Hoe
harder u rijdt, hoe meer brandstof uw
auto verbruikt. Rijden met een
constante, niet al te hoge snelheid,
vooral op de snelweg, is een van de
meest effectieve manieren om
brandstof te besparen.
Regel de snelheid niet met het rempedaal of het koppelingspedaal.
Dat verhoogt het brandstofverbruik en
kan tevens de slijtage aan deze
componenten bespoedigen. Verder
kan, als u uw voet tijdens het rijden op
het rempedaal laat rusten, het
remsysteem oververhit raken,
waardoor de remwerking in negatieve
zin beïnvloed kan worden, hetgeen
ernstige consequenties kan hebben.
Zorg goed voor uw banden. Houd de bandenspanning op de geadviseerde
waarde. Een onjuiste bandenspanning,te hoog of te laag, leidt tot onnodige
bandenslijtage. Controleer de
bandenspanning minimaal een keerper maand. Zorg ervoor dat de wielen goed
uitgelijnd zijn. Een onjuiste uitlijning
van de wielen kan het gevolg zijn van
het rijden tegen stoepranden of van
het met een te hoge snelheid rijden
over een weg met kuilen en hobbels.
Een onjuiste uitlijning zorgt voor eensnellere bandenslijtage en kan naast
een hoger brandstofverbruik ook nog
andere problemen veroorzaken.
Houd uw auto in een goede conditie. Laat het onderhoud aan uw auto uitvoeren
volgens het onderhoudsschema in
hoofdstuk 7. Dat is essentieel voor een zolaag mogelijk brandstofverbruik en zo
laag mogelijke onderhoudskosten.
Bij ongunstige gebruiksomstandigheden
dient er vaker onderhoud te worden
uitgevoerd (zie hoofdstuk 7 voor meerdetails).
BRANDSTOFBESPARING
Page 176 of 443

543
Rijden met uw auto
Houd uw auto schoon. Om optimaalservice aan uw auto te kunnen laten
uitvoeren, moet uw auto schoon zijn en
moeten materialen die corrosie
kunnen veroorzaken, verwijderd
worden. Het is vooral belangrijk
opeenhopingen van modder, vuil, ijs,
enz. aan de onderzijde van de auto te
voorkomen. Het extra gewicht van
dergelijke opeenhopingen verhoogt
het brandstofverbruik en het materiaal
kan corrosie veroorzaken omdat het
lang vochtig kan blijven.
Houd uw auto zo licht mogelijk. Vervoer geen onnodig gewicht in uw auto. Hoe
zwaarder de auto, hoe hoger het
brandstofverbruik.
Laat de motor niet langer stationair draaien dan nodig is. Als u ergens
moet wachten (en niet aan het verkeer
deelneemt), zet dan de motor uit en
start de motor pas weer als u weg wilt
rijden.
Denk eraan dat u uw auto niet langdurig warm hoeft te laten draaien.
Laat de motor na het starten 10 - 20
seconden stationair draaien voordat u
een versnelling inschakelt. Bij zeer
lage buitentemperaturen kunt u deze
periode iets verlengen. Laat de motor niet “bokken” of met een
hoog toerental draaien. Bokken is het
verschijnsel dat de motor onregelmatig
gaat draaien als u met een te lage
snelheid in een te hoge versnelling
gaat rijden. Schakel als dat gebeurt
terug naar een lagere versnelling. Bij
een te hoog toerental draait de motor
meer toeren dan goed voor hem is. Dat
kan worden voorkomen door te
schakelen bij de aanbevolensnelheden.
Maak met beleid gebruik van de airconditioning. De airconditioning
wordt aangedreven door de motor,
waardoor het brandstofverbruiktoeneemt als de airconditioning
gebruikt wordt.
Geopende ruiten verhogen bij hoge snelheid het brandstofverbruik.
Het brandstofverbruik neemt toe bij zij- en tegenwind. Verminder onder dezeomstandigheden snelheid om het
brandstofverbruik enigszins te
beperken.
Het in goede staat houden van uw auto is
van groot belang voor zowel de veiligheid
als het brandstofverbruik. Laat daarom
het voorgeschreven periodieke
onderhoud uitvoeren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING -
Rijden met uitgezette motor
Zet nooit de motor tijdens af om een helling af te rijden of tijdens het
rijden. Als de motor niet draait,
werken de stuurbekrachtiging en
de rembekrachtiging niet. Laat de
motor draaien en schakel terug
naar de juiste versnelling omoptimaal op de motor te kunnen
afremmen. Daarnaast kan het
uitzetten van de motor tijdens het
rijden het stuurslot inschakelen
waardoor de auto onbestuurbaar
wordt, hetgeen tot ernstig letselkan leiden.
Page 177 of 443

Rijden met uw auto
44
5
Rijden onder moeilijke omstandigheden
Neem de volgende raadgevingen in acht
als ten gevolge van zware regenval,
sneeuw, ijzel, modder of zand het rijden
bemoeilijkt wordt:
Rijd voorzichtig en bewaar extra
afstand tot het overige verkeer.
Vermijd abrupt remmen of sturen.
Rem “pompend”als uw auto niet voorzien is van ABS. Probeer weg te rijden in de tweede
versnelling als de auto vastzit in
sneeuw, modder of zand. Geef
voorzichtig gas om te voorkomen datde wielen doorslippen.
Gebruik zand, pekel, sneeuwkettingen of ander anti-slipmateriaal onder de
aangedreven wielen als de auto vast is
komen te zitten in ijs, sneeuw of
modder. Op eigen kracht lostrekken van de auto
Verdraai eerst het stuurwiel een aantal
keren naar rechts en naar links om de
voorwielen vrij te maken wanneer de
auto vastzit in ijs, modder of sneeuw en
het nodig is de auto heen en weer teschommelen om te proberen hem los te
trekken. Schakel vervolgens afwisselend
de eerste versnelling en de
achteruitversnelling (bij een
handgeschakelde transmissie) in of
stand R en één van de
vooruitversnellingen (bij een
automatische transmissie). Laat demotor niet met een te hoog toerental
draaien en laat de wielen niet te lang
doorslippen. Als de auto na enkele
pogingen nog vastzit, dient u de auto los
te laten trekken om oververhitting van de
motor en beschadiging van de
transmissie te voorkomen.
RIJDEN ONDER SPECIALE RIJOMSTANDIGHEDEN
WAARSCHUWING - Remsysteem met ABS
Rem niet “pompend” als uw auto is
uitgerust met ABS.
WAARSCHUWING -
Terugschakelen
Op een glad wegdek terugschakelen
bij een automatische transmissie
kan ongelukken veroorzaken. Door
de plotselinge verandering inwielsnelheid kunnen de banden
slippen. Wees voorzichtig met het
terugschakelen op een gladwegdek.
OPMERKING
Het langdurig op eigen kracht lostrekken van de auto kan
oververhitting van de motor enbeschadiging van de transmissie en van de banden veroorzaken.
OBK052019L
Page 178 of 443

545
Rijden met uw auto
✽✽AANWIJZING
De voertuigstabiliteitsregeling (indien
van toepassing) moet in stand OFF
wordt gezet voordat de auto op eigen
kracht losgetrokken wordt.Vloeiend nemen van bochten
Pas uw snelheid zo aan dat u in bochten
niet hoeft te remmen of te schakelen,
vooral op een nat wegdek. Het beste is
licht accelererend de bocht uit te rijden.
Als u deze adviezen opvolgt wordt de
bandenslijtage tot een minimum beperkt.
WAARSCHUWING
Als u met u auto vast komt te zitten
in de sneeuw, modder, zand, enz.,
kunt u proberen de auto weer los te
krijgen door afwisselend voor- en
achteruit te rijden. Doe dat echterniet als er mensen of obstakels in
de directe nabijheid van de auto
aanwezig zijn. Tijdens het voor- of
achteruitrijden kan de auto
plotseling naar voren of naar
achteren bewegen als de
aangedreven wielen weer grip
krijgen, waardoor personen letsel
kunnen oplopen of schade kanontstaan.ADVERTENCIA - Patinar
con las ruedas
No haga patinar las ruedas, especialmente a más de 56 km/h
(35 mph). Patinar las ruedas a altavelocidad cuando el vehículo estáparado puede hacer que se
recaliente un neumático, queestalle y cause lesiones a lostranseúntes.
OBK052020L
Page 179 of 443

Rijden met uw auto
46
5
Rijden in het donker
Omdat het rijden in het donker meer
gevaren oplevert dan het rijden bij
daglicht, volgen hier een aantal
belangrijke tips om te onthouden:
Rijd langzamer en houd meer afstand
tussen u en uw voorliggers omdat het
zicht in het donker beperkter is, vooral
in gebieden waar geen
straatverlichting is.
Stel uw spiegels bij om schittering door de koplampen van andere auto's te
beperken. Houd uw koplampen schoon en, indien
uw auto niet is uitgerust met
automatische koplampverstelling, op
de juiste wijze afgesteld. Vuile of
verkeerd afgestelde koplampen
beperken het zicht in het donker.
Kijk niet rechtstreeks in de koplampen van tegemoetkomende auto's. U kunt
daardoor tijdelijk verblind raken en het
duurt enkele seconden voordat uw
ogen weer aan de duisternis gewendzijn.
Rijden in de regen
Regen en natte wegen kunnen het rijden
gevaarlijk maken, vooral wanneer u er
niet op bedacht bent. Hier volgen een
aantal aandachtspunten voor het rijdenin de regen:
Door hevige regenval zal het zichtbeperkt worden en de remafstand
groter worden. Matig daarom uwsnelheid.
Zorg ervoor dat uw ruitenwissers in goede staat verkeren. Vervang de
ruitenwisserbladen als ze strepen
achterlaten of bepaalde stukken
overslaan.
OBK059021OBK052022L
Page 180 of 443

547
Rijden met uw auto
Wanneer de banden niet in een goedestaat verkeren, kunnen de wielen bij
een noodstop op een nat wegdek gaan
slippen, waardoor een ongeluk kan
ontstaan. Zorg ervoor dat de banden in
goede staat verkeren.
Schakel uw verlichting in zodat anderen u beter kunnen zien.
Te snel door grote waterplassen rijden kan uw remmen aantasten. Als u door
plassen moet rijden, probeer dit danlangzaam te doen.
Trap het rempedaal tijdens het rijden licht in totdat de remmen weer normaal
werken wanneer u vermoed dat uw
remmen nat geworden zijn. Doorwaden van water
Vermijd het doorwaden van water tenzij u
er zeker van bent dat het water niet
hoger komt dan de onderzijde van de
wielnaven. Rijd altijd langzaam bij het
doorwaden van water. Bewaar voldoende
remafstand omdat het remvermogen
verminderd kan zijn. Droog de remmen door na het
doorwaden bij lage snelheid het
rempedaal een aantal malen voorzichtig
in te trappen. Rijden In het terrein
Rijd in het terrein voorzichtig omdat uw
auto beschadigd kan raken door stenen
of boomwortels. Zorg dat u weet hoe deomstandigheden in het terrein zijn
voordat u er gaat rijden.
Rijden met hoge snelheden
Banden
Verhoog de bandenspanning tot de
voorgeschreven waarde. Een te lagebandenspanning kan leiden tot
oververhitting van de banden en totschade aan de banden.
Laat de banden van uw auto tijdig
vervangen; versleten banden bieden
minder grip en raken sneller lek.
✽✽
AANWIJZING
Overschrijd nooit de maximale
bandenspanning die op de band is
aangegeven.
OBK022001