Hyundai Genesis Coupe 2013 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2013, Model line: Genesis Coupe, Model: Hyundai Genesis Coupe 2013Pages: 443, PDF Size: 39.11 MB
Page 141 of 443

Rijden met uw auto
8
5
Verlichte toets ENGINE
START/STOP (indien vantoepassing)
Wanneer het voorportier wordt geopend,
gaat de verlichting van de startknop
branden. De verlichting gaat direct uit als
het contact in stand ON wordt gezet of 30
seconden nadat het portier is gesloten. Stand startknop
OFF
Met handgeschakelde transmissie
Breng om de motor uit te schakelen de
auto tot stilstand en druk op de startknopterwijl het contact in de stand ON staat.
Met automatische transmissie
Druk om de motor uit te schakelen op de
startknop terwijl het contact in de stand
ON staat en zet de selectiehendel in de
parkeerstand. Wanneer u de startknop
indrukt terwijl de selectiehendel niet in
stand P (parkeren) staat, gaat het
contact niet naar stand OFF, maar naar
stand ACC.
Stuurslotsysteem (indien van toepassing)
Het stuurwiel wordt ook vergrendeld
wanneer het contact in stand OFF staat,
om de auto tegen diefstal te beveiligen.
Het wordt vergrendeld wanneer het
portier wordt geopend, wanneer u de
Smart Key uit de Smart Key-houder
neemt of wanneer u het portier
vergrendelt met de afstandsbediening (of
de Smart Key).
✽✽
AANWIJZING
Als het contact moeilijk in stand ACC is te zetten, draai dan het stuurwiel
naar rechts en naar links terwijl u de
startknop indrukt om de spanning te
verminderen.
Schakel de motor pas uit wanneer de auto tot stilstand is gekomen.
TOETS ENGINE START/STOP
OBK059001
WAARSCHUWING
In een noodsituatie kunt u, terwijl
de auto rijdt, de motor uitschakelen
en het contact in stand ACC zetten
door de startknop gedurende ten
minste 2 seconden ingedrukt tehouden of binnen 3 seconden 3
keer na elkaar in te drukken. Als de
auto rijdt, kunt u de motor weer
starten zonder het rempedaal in te
trappen door de startknop in tedrukken met de selectiehendel instand N (vrijstand).
Page 142 of 443

59
Rijden met uw auto
ACC (Accessoires)
Met handgeschakelde transmissie
Druk de toets ENGINE START/STOP als
deze in stand OFF staat in zonder het
koppelingspedaal in te trappen.
Met automatische transmissie
Druk de toets ENGINE START/STOP als
deze in stand OFF staat in zonder het
rempedaal in te trappen.
Het stuurwiel wordt ontgrendeld en de
elektrische accessoires kunnen bediend
worden.
Als de toets ENGINE START/STOP
langer dan 1 uur in stand ACC staat,
wordt de toets automatisch
uitgeschakeld om te voorkomen dat de
accu leegraakt.
ON
Met handgeschakelde transmissie
Druk de toets ENGINE START/STOP als
deze in stand ACC staat in zonder het
koppelingspedaal in te trappen.
Met automatische transmissie
Druk de toets ENGINE START/STOP als
deze in stand ACC staat in zonder het
rempedaal in te trappen.
Voordat de motor wordt gestart, gaan de
waarschuwingslampjes ter controle
branden. Laat de toets ENGINE
START/STOP niet lang in stand ON
staan. De batterij kan leegraken, omdat
de motor uitgeschakeld is.
START
Met handgeschakelde transmissie
Om de motor te starten trapt u het
koppelingspedaal en het rempedaal in en
drukt u de toets ENGINE START/STOPin met de selectiehendel in stand N
(vrijstand).
Met automatische transmissie
Om de motor te starten trapt u het
rempedaal in drukt u de toets ENGINE
START/STOP in met de selectiehendel in
stand P (parkeren) of N (vrijstand).
✽✽
AANWIJZING
Als u de toets ENGINE START/STOP indrukt zonder het koppelingspedaal
(handgeschakelde transmissies) of
zonder het rempedaal (automatische
transmissies) in te trappen, zal de
motor zal niet aanslaan. De stand van
de toets ENGINE START/STOP
verandert dan als volgt:
OFF ➔
➔
ACC ➔➔
ON ➔➔
OFF
Als u de toets ENGINE START/STOP
lang in stand ACC of ON laat staan,
zal de accu ontladen raken.
Page 143 of 443

Rijden met uw auto
10
5
Starten van de motor
WAARSCHUWING
Druk de toets ENGINE START/STOP nooit in terwijl de
auto rijdt. Hierdoor kunt u de
controle over de auto verliezen
en neemt de remkracht af, wat tot
een ongeval kan leiden.
Het stuurslot dient niet ter vervanging van de parkeerrem.
Controleer altijd of stand P is
ingeschakeld, trek de parkeerrem
volledig aan en zet de motor uit
voordat u de auto verlaat. Als
deze voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd, kan de auto
onverwacht en plotseling in
beweging komen.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Draag altijd geschikte schoenen tijdens het rijden. Ongeschikte
schoenen (hoge hakken,
skischoenen, enz.) kunnen het
bedienen van het rempedaal enhet gaspedaal bemoeilijken.
Start de auto niet terwijl het gaspedaal wordt ingetrapt. De
auto kan in beweging komen, wat
kan leiden tot een ongeval.
Wacht totdat het motortoerental normaal is. De auto kan
plotseling in beweging komen als
het rempedaal wordt losgelatenbij een hoog toerental.
(Vervolg)
Steek nooit tijdens het rijden uwhand door het stuurwiel om de
toets ENGINE START/STOP of
andere bedieningsorganen te
bedienen. Hierdoor kunt u de
controle over de auto verliezen,
wat kan leiden tot een ongeval enernstig letsel.
Plaats geen losse voorwerpen rondom de bestuurdersstoel.
Deze kunnen tijdens het rijden
gaan bewegen en de bestuurder
hinderen, wat kan leiden tot een
ongeval.
Page 144 of 443

511
Rijden met uw auto
1. Zorg ervoor dat u de Smart Key bij uhebt of laat deze in de auto.
2. Controleer of de parkeerrem goed is geactiveerd.
3. Handgeschakelde transmissie - Tr a p
het koppelingspedaal volledig in en zet
de versnellingspook in de vrijstand.
Houd het koppelingspedaal en het
rempedaal ingetrapt terwijl u de motor
start.
Automatische transmissie - Zet de
selectiehendel in stand P. Trap het
rempedaal volledig in.
De motor kan ook worden gestart met de selectiehendel in stand N.
4. Druk de toets ENGINE START/STOP in.
5. Laat bij extreme kou (lager dan -18ºC) of wanneer de auto een aantal dagen
niet is gebruikt, de motor warmdraaien
zonder het gaspedaal in te trappen.
Of de motor nu warm is of koud, hij
dient gestart te worden zonder het
gaspedaal in te trappen. Zelfs als de Smart Key zich in de auto
bevindt, maar op enige afstand van u,zal de motor mogelijk niet aanslaan.
Als het contact in de stand ACC of ON staat terwijl een portier geopend is,
controleert het systeem of de Smart
Key aanwezig is. Als de Smart Key niet
in de auto aanwezig is en alle portierenzijn gesloten, zal de
waarschuwingszoemer gedurende
ongeveer 5 seconden klinken. Zorg dat
de Smart Key in de auto is wanneer
stand ACC is ingeschakeld of de motor
draait.
WAARSCHUWING
De motor zal starten wanneer u op
de startknop drukt, maar alleen
wanneer de Smart Key zich in de
auto bevindt. Laat kinderen enmensen die niet bekend zijn met de
auto de startknop en aanverwante
onderdelen niet aanraken.OPMERKING
Probeer de selectiehendel niet in stand P te zetten wanneer de motor
tijdens het rijden afslaat. Als deverkeersomstandigheden hettoelaten kunt u de selectiehendel in stand N (vrijstand) zetten terwijl de
auto nog rijdt en vervolgens de toetsENGINE START/STOP indrukken omte proberen de motor opnieuw te
starten.
Page 145 of 443

Rijden met uw auto
12
5
✽✽
AANWIJZING
Als de batterij bijna leeg is of de Smart Key niet goed werkt, kunt u de
motor starten door de Smart Key in
de Smart Key-houder te plaatsen.
Druk de klep in om deze te openen.
Druk om de Smart Key uit de houder
te verwijderen de Smart Key naar
binnen en verwijder hem vervolgens.
Sluit de klep wanneer u de Smart
Key-houder niet gebruikt. (Vervolg)(Vervolg)
Wanneer bij auto's met een
automatische transmissie de
remlichtzekering is doorgebrand, unt
u de motor niet normaal starten.
Vervang de zekering door een nieuwe.
Als u de zekering niet kunt vervangen,
kunt u de motor starten door de
startknop gedurende 10 seconden
ingedrukt te houden terwijl het
contact in de stand ACC staat.
OPMERKING
Druk de toets ENGINE
START/STOP nooit langer dan 5
seconden in, behalve wanneer de remlichtzekering is doorgebrand.
Druk, om de Smart Key uit de Smart Key-houder te verwijderen,
de Smart Key eerst naar binnen en trek hem vervolgens uit dehouder. Als u de Smart Key met kracht uit de houder trekt, zonder
hem eerst naar binnen te drukken, kan de Smart Key-houder beschadigd raken, waardoor hij wellicht niet goed
meer functioneert.
Zet het contact niet in stand START terwijl de motor draait.Anders raakt de startmotormogelijk beschadigd.
OBK052002
Page 146 of 443

513
Rijden met uw auto
Bedienen van de
handgeschakelde transmissie
De handgeschakelde transmissie heeft 6
versnellingen vooruit.
Het schakelpatroon is aangebracht in de
pookknop. Alle vooruitversnellingen zijn
volledig gesynchroniseerd zodat het
schakelen naar een hogere of lagere
versnelling soepel verloopt.
Trap het koppelingspedaal tijdens het
schakelen geheel in en laat het
langzaam opkomen.
Uw auto is uitgerust met een contactslot.
Dat betekent dat u de motor niet kunt
starten zonder het koppelingspedaal in
te trappen.Voordat de achteruitversnelling kan
worden ingeschakeld, moet de
versnellingspook eerst in de vrijstand
worden gezet.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat de achteruitwordt ingeschakeld.
Laat de motor nooit met een toerentaldraaien dat in het rode gebied van detoerenteller ligt.
HANDGESCHAKELDE TRANSMISSIE (INDIEN VAN TOEPASSING)
OPMERKING
Bij het terugschakelen van de vijfde naar de vierde versnelling
moet erop worden gelet dat de versnellingspook niet zo ver opzijwordt gedrukt dat per ongeluk detweede versnelling wordt
ingeschakeld. Hierdoor zou hetmotortoerental zo hoog kunnen oplopen dat de naald van de
toerenteller in het rode gebied terecht zou kunnen komen.Dergelijke hoge toerentallenkunnen ernstige motorschade
veroorzaken.
Schakel niet meer dan 2 versnellingen tegelijk terug enschakel niet terug als de motormet een hoog toerental draait
(5.000 omw/min of meer).Terugschakelen onder dergelijkeomstandigheden kan schade aan de motor, de koppeling en de
transmissie veroorzaken.
Druk bij het schakelen naar de 5e of 6e versnelling deversnellingspook naar rechts.Anders kan de motor beschadigd
raken doordat onbedoeld de 3e of4e versnelling wordt ingeschakeld.
OBK052005
Page 147 of 443

Rijden met uw auto
14
5
Bij zeer lage buitentemperaturen kan
het schakelen wat moeizamer gaan
zolang de transmissieolie nog koud is.
Dat is normaal en niet schadelijk voor
de transmissie.
Als de auto geheel tot stilstand is gekomen en de 1e versnelling of de
achteruit moeilijk ingeschakeld kunnen
worden, zet dan de versnellingspook in
de vrijstand en laat de koppeling
opkomen. Trap het koppelingspedaal
weer in en schakeel vervolgens de 1e
versnelling of de achteruit in.OPMERKING
Laat, om vroegtijdige slijtage en
beschadiging van de koppeling te
voorkomen, uw voet tijdens hetrijden niet op het koppelingspedaalrusten. Gebruik de koppeling ook niet om de auto stil te laten staan
op een helling (bijvoorbeeld bijeen verkeerslicht, enz.).
Laat tijdens het rijden uw hand niet op de versnellingspook
rusten omdat hierdoor voortijdigeslijtage aan de schakelvorken in de transmissie op kan treden.
Rijd, om mogelijke schade aan het koppelingssysteem te
voorkomen, niet weg in de 2e(tweede) versnelling, tenzij uwegrijdt vanuit stilstand op een gladde weg.WAARSCHUWING
Trek altijd de parkeerrem stevig aan en zet de motor af alvorens
de auto te verlaten. Zet de
transmissie vervolgens in de 1e
versnelling als de auto op een
vlakke ondergrond of opwaartse
helling staat, of schakel de
achteruitversnelling in als de
auto op een neerwaartse helling
staat. Als deze
voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd kan de auto
onverwacht en plotseling in
beweging komen.
Rem op een glad wegdek niet snel af op de motor (schakelen
vanuit een hoge naar een lage
versnelling).
Anders kan de auto in een slip
raken en een ongeval
veroorzaken.
Page 148 of 443

515
Rijden met uw auto
Bedienen van de koppeling
Het koppelingspedaal moet geheel
worden ingetrapt alvorens de
versnellingspook te verplaatsen en moet
daarna weer langzaam worden
losgelaten. Het koppelingspedaal moet
tijdens het rijden altijd geheel zijn
losgelaten. Laat tijdens het rijden uw voet
niet op het koppelingspedaal rusten. Dat
veroorzaakt onnodige slijtage. Laat de
koppeling ook niet gedeeltelijk in
aangrijping komen om de auto op een
helling op zijn plaats te houden. Dat
veroorzaakt onnodige slijtage. Gebruik
de voetrem of de parkeerrem om de autoop een helling op zijn plaats te houden.
Trap het koppelingspedaal nietherhaaldelijk snel achter elkaar in.
Stand R (achteruit) inschakelen
Deze handgeschakelde transmissie is
zodanig ontworpen dat voor het
inschakelen van stand R (achteruit) een
andere hoeveelheid kracht moet worden
uitgeoefend dan voor het inschakelen
van de 1e versnelling.
Stand R (achteruit) bevindt zich linksvan de 1e versnelling.
Breng de auto tot stilstand en druk de versnellingspook krachtig naar de
linkerzijde van de 1e versnelling en
vervolgens naar voren. De
waarschuwingszoemer klinkt eenmaal.
OBK059013
OPMERKING
Als u snel naar de 1e versnelling
schakelt, schakelt u mogelijk
door de kracht onbedoeld stand R (achteruit) in.
Controleer vóór het rijden of de waarschuwingszoemer eenmaal
klinkt wanneer u het rempedaal intrapt en stand R (achteruit)inschakelt. Neem contact op met een officiële HYUNDAI-dealer als
de waarschuwingszoemer niet klinkt wanneer u stand R(achteruit) inschakelt.
Leer vóór u gaat rijden hoe u stand R (achteruit), de 1e
versnelling of de 2e versnellinginschakelt.
Schakel stand R alleen in wanneer de auto stilstaat.Wanneer u de versnellingspook
naar links drukt, voelt u een lichte weerstand.
Page 149 of 443

Rijden met uw auto
16
5
Terugschakelen
Schakel in druk verkeer of bij het oprijden
van een steile helling terug voordat de
motor te hard moet werken. Door terug te
schakelen wordt de kans op afslaan
beperkt en kan beter worden
geaccelereerd wanneer u uw snelheid
weer op moet voeren. Als de auto op een
steile helling naar beneden rijdt, kan door
terug te schakelen een veilige snelheid
worden gehandhaafd en wordt
bovendien de levensduur van de
remmen verlengd. Goede rijgewoonten
Laat de auto nooit in zijn vrij een
helling af rijden. Dit is bijzonder
gevaarlijk. Laat de auto bij het afrijden
van een helling altijd in een versnellingstaan.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoor
kunnen de remmen oververhit raken
en dienst gaan weigeren. Schakel in
plaats daarvan bij het afrijden van een
lange helling terug naar een lagere
versnelling. Hierdoor remt de auto af
op de motor.
Vertraag de snelheid voordat u terugschakelt. Hiermee voorkomt u datde motor met een te hoog toerental
gaat draaien, hetgeen schadelijk kan
zijn voor de motor.
Verlaag uw snelheid ook als u geconfronteerd wordt met zijwind. Dankunt u de auto beter onder controlehouden. Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat de
achteruit wordt ingeschakeld. Als dat
niet het geval is, kan de transmissie
beschadigd raken. Trap het
koppelingspedaal in, zet de
versnellingspook in de vrijstand, en zet
daarna de versnellingspook in de
achteruit.
Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde ondergrond. Let in dat
geval vooral op bij het remmen,
gasgeven en schakelen. Op een glad
wegdek kan een abrupte
snelheidsverandering leiden tot verlies
van grip van de aangedreven wielen,
waardoor u de controle over uw auto
kunt verliezen.
Page 150 of 443

517
Rijden met uw auto
WAARSCHUWING
Draag altijd uw veiligheidsgordel! Bij een aanrijding lopen inzittenden die hun
veiligheidsgordel niet dragen een
veel grotere kans op ernstigletsel dan inzittenden die hun
veiligheidsgordel wel dragen.
Pas uw snelheid aan voordat u een bocht aansnijdt of gaatkeren.
Maak geen plotselinge stuurbewegingen bij het wisselen
van rijbaan of bij het nemen van
snelle, scherpe bochten.
De kans dat de auto over de kop slaat wanneer u de macht over
het stuur verliest, is veel groter
bij hogere snelheden.
Meestal verliest de bestuurder de macht over de auto wanneer twee
of meer wielen van de weg raken
en de bestuurder het stuuromgooit om de auto weer de wegop te sturen.
(Vervolg)(Vervolg)
Gooi het stuur niet om wanneeruw auto van de weg raakt. Minder
in plaats daarvan snelheid
voordat u de auto terug de weg
op stuurt.
Houd u altijd aan de snelheidslimieten.