Hyundai Santa Fe 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 291 of 410

Wat te doen in een noodgeval
6
6
F040101AFD
Startprocedure met behulp van een
hulpaccu
1. Controleer of de hulpaccu die u wilt
gebruiken een 12 V accu is en
controleer als deze zich in een andere
auto bevindt of hij met de minpool aanmassa.
2. Als de hulpaccu zich in een andere auto bevindt, mogen beide auto's
elkaar niet raken.
3. Schakel alle elektrische verbruikers uit..
4. Sluit de startkabels aan in de volgorde die in de afbeelding is aangegeven.
Sluit eerst één klem van de startkabel
aan op de pluspool van de lege accu
(1) en de andere klem van dezelfde
kabel op de pluspool van de hulpaccu(2).
Sluit vervolgens één klem van de
andere kabel aan op de minpool vande hulpaccu (3) en de andere klem op
een metalen onderdeel (bijvoorbeeld
het motorhijsoog) uit de buurt van de
accu (4). Sluit de startkabel niet aan op
of in de buurt van draaiendeonderdelen. Zorg ervoor dat de startkabels
uitsluitend contact maken met de juisteaccupolen of de juiste
massaverbinding. Leun bij het
aansluiten niet over de accu.
5. Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze met 2.000
omw/min draaien. Start vervolgens de
motor van de auto met de lege accu.
Laat uw auto controleren door een
officiële HYUNDAI Erkend Reparateur
als de oorzaak van de lege accu nietduidelijk is.
F040200AUN Aanduwen of aanslepen
Een auto uitgerust met een
handgeschakelde transmissie mag niet
worden aangeduwd of aangesleeptomdat hierdoor het emissieregelsysteem
beschadigd kan raken.
Auto's die uitgerust zijn met een
automatische transmissie kunnen niet
worden aangeduwd of aangesleept.
Volg de aanwijzingen in dit gedeelte voor
het starten met een hulpaccu.
WAARSCHUWING
Probeer nooit een auto door middel
van slepen te starten. Wanneer de
auto plotseling naar voren schiet
als de motor aanslaat, kan een
aanrijding veroorzaakt worden.
OPMERKING - Accukabels
Sluit de startkabel verbonden met
de minpool (-) van de hulpaccu nietaan op de minpool (-) van de lege accu. Hierdoor kan de ontladen
accu oververhit raken en scheuren,waardoor er accuzuur lekt.

Page 292 of 410

67
Wat te doen in een noodgeval
ALS DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT
F050000AFD
Als uw temperatuurmeter een te hoge
temperatuur aangeeft, als u een
vermogensverlies bespeurt of wanneer uluid kloppende of pingelende geluiden
hoort, is de motor waarschijnlijk
oververhit geraakt. Als dat gebeurt moetu:
1. De auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand brengen.
2. De selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of de
vrijstand (handgeschakelde
transmissie) zetten en de parkeerrem
activeren. De airconditioning
uitschakelen als deze ingeschakeld is.
3. Zet de motor uit als er koelvloeistof onder de auto uitloopt of stoom onder
de motorkap vandaan komt. Open de
motorkap niet zolang er nog
koelvloeistof onder de auto uitloopt of
stoom onder de motorkap vandaan
komt. Laat de motor draaien als er
geen koelvloeistof of stoom te zien is
en controleer of de koelventilator
draait. Zet de motor uit als de
koelventilator niet draait. 4. Controleer of de aandrijfriem voor de
waterpomp aanwezig is. Controleer als
dat het geval is of de aandrijfriem
voldoende gespannen is. Controleer
als de aandrijfriem in orde lijkt of er
koelvloeistof lekt uit de radiateur, de
slangen of onder de auto. (Als de
airconditioning ingeschakeld was, is
het normaal dat er water onder deauto uitloopt als u de auto tot stilstandbrengt.)
5. Zet de motor onmiddellijk uit als de ventilatorriem gebroken is of er
koelvloeistof lekt en roep de hulp van
een officiële HYUNDAI Erkend
Reparateur in. 6. Wacht tot de motortemperatuur weer
normaal is als u de oorzaak van de
oververhitting niet kunt vinden. Vul het
koelvloeistofreservoir voorzichtig bij tot
het merkteken halverwege als het
koelvloeistofniveau te laag is.
7. Rijd voorzichtig verder en wees alert op verdere tekenen van oververhitting.Neem contact op met een officiële
HYUNDAI Erkend Reparateur als de
motor weer oververhit raakt.
WAARSCHUWING
Voorkom letsel en zorg ervoor dat
uw haar, handen en kleding niet in
aanraking komen met bewegende
onderdelen van de motor zoals de
koelventilator en de aandrijfriemenals de motor draait.
WAARSCHUWING
Verwijder de radiateurdop nooit als
de motor heet is. Hierdoor kan er
koelvloeistof naar buiten spuiten
en kunt u ernstige brandwondenoplopen.
OPMERKING
Als er veel koelvloeistof verdwenen is, duidt dit op een lekkage in hetkoelsysteem en moet hetkoelsysteem zo snel mogelijk gecontroleerd worden door eenofficiële HYUNDAI ErkendReparateur.

Page 293 of 410

Wat te doen in een noodgeval
8
6
CONTROLESYSTEEM LAGE BANDENSPANNING (TPMS) (INDIEN VAN TOEPASSING)
F060000ACM (1) W aarschuwingslampje lage
bandenspanning / Controlelampje
storing TPMS
(2) W aarschuwingslampje positie
lage bandenspanning F060000AEN
Controleer iedere maand bij koude
banden of de bandenspanning van
alle banden, inclusief het reservewiel
(indien van toepassing),
overeenkomt met de aanbevolen
spanning op het voertuigplaatje of
het bandenspanningslabel. (Als de
bandenmaat van uw auto niet
overeenkomt met de bandenmaat op
het voertuigplaatje of hetbandenspanningslabel, dient u de
juiste spanning voor deze banden tebepalen.)
Voor extra beveiliging is uw auto
uitgerust met een controlesysteemlage bandenspanning (TPMS) dat
ervoor zorgt dat een
waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
wanneer de bandenspanning vaneen of meerdere band(en)
aanmerkelijk te laag is. Wanneer het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning brandt, dient u de
auto dus stil te zetten, de banden zo
snel mogelijk te controleren en ze opde juiste spanning te brengen. Rijden op banden waarvan de
bandenspanning te laag is, heeft
oververhitte en mogelijk
beschadigde banden tot gevolg. Te
lage bandenspanning levert een
hoger brandstofverbruik op, verkort
de levensduur van de banden en
heeft mogelijk invloed op de
rijeigenschappen van de auto en de
remweg.
Het TPMS dient niet ter vervanging
van onderhoud van de banden te
worden gebruikt. Het is de
verantwoordelijkheid van debestuurder dat de banden op dejuiste spanning zijn, ook al is de
bandenspanning nog niet zo laag dat
het waarschuwingslampje gaat
branden.
Uw auto is tevens uitgerust met een
controlelampje storing TPMS dat
aangeeft wanneer het systeem niet
goed werkt. Het controlelampje
storing TPMS is gecombineerd met
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning. Wanneer door het
systeem een storing wordt
gedetecteerd, knippert het
waarschuwingslampje gedurende
ongeveer een minuut en blijft daarna
branden.
OCM060012

Page 294 of 410

69
Wat te doen in een noodgeval
Elke keer dat de auto wordt gestart,
blijft deze volgorde optreden, zolang
de storing aanwezig is. Wanneer het
controlelampje brandt, kan hetsysteem mogelijk niet naar behoreneen te lage bandenspanning
vaststellen. Storingen in het TPMS
kunnen door verschillende oorzaken
ontstaan, waaronder het plaatsen,
vervangen of wisselen van banden
of velgen waardoor het TPMS niet
goed werkt. Controleer na het
vervangen van een of meerdere
band(en) of velg(en) het
controlelampje storing TPMS om
ervoor te zorgen dat het TPMS goed
werkt.
✽✽AANWIJZING
Als het controlelampje storing
TPMS, het waarschuwingslampje
lage bandenspanning en positie lage
bandenspanning niet gedurende 3
seconden gaan branden nadat het
contact in stand ON is gezet of de
motor draait, of als ze blijven
branden, laat dan uw auto door de
dichtstbijzijnde officiële HYUNDAI
Erkend Reparateur controleren.
F060100ACM Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
Waarschuwingslampje
positie lagebandenspanning
Wanneer de waarschuwingslampjes
van het controlesysteem lage
bandenspanning branden, is de
bandenspanning van een of
meerdere band(en) te laag. Het
waarschuwingslampje positie lage
bandenspanning geeft aan welkeband een te lage bandenspanningheeft doordat het bijbehorende
lampje gaat branden.
Wanneer een van deze
waarschuwingslampjes gaat
branden, verminder dan onmiddellijk
snelheid, vermijd scherp aansnijden
van bochten en anticipeer op een
langere remweg. Zet de auto zo snelmogelijk stil en controleer de
banden. Breng de banden op de
juiste spanning zoals aangegeven op
het voertuigplaatje of hetbandenspanningslabel op de
middenstijl aan bestuurderszijde. Vervang de band met een te lagebandenspanning door het
reservewiel als u geen tankstation
kunt bereiken of als de band lek is.
Nadat u de lekke band gerepareerd
of vervangen hebt, zal het
controlelampje storing TPMS
mogelijk gaan branden en zullen de
waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning pas doven wanneer
u de motor opnieuw gestart en
ongeveer 20 minuten gereden hebt.

Page 295 of 410

Wat te doen in een noodgeval
10
6
F060200ACM
Controlelampje storing
TPMS (controlesysteem
lage bandenspanning)
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden nadat
het ongeveer 1 minuut heeft
geknipperd wanneer er een
probleem aanwezig is in hetcontrolesysteem lage
bandenspanning. Als het systeemcorrect een te lage bandenspanning
registreert terwijl het systeem defect
is, gaat zowel het conrolelampje
storing TPMS branden als de
waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning, d.w.z. wanneer de
sensor links voor defect is, gaat het
controlelampje storing TPMS
branden, maar als de band rechts
voor, links achter of rechts achtereen te lage spanning heeft, gaan de
waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning mogelijk brandensamen met het controlelampje
storing TPMS.
WAARSCHUWING - Schade
door lage bandenspanning
Een te lage bandenspanning
zorgt ervoor dat de auto
instabiel wordt en kan ervoor
zorgen dat u de controle overde auto verliest en dat de
remweg wordt verlengd. Doorrijden op banden met een
te lage spanning heeft
oververhitte en defecte banden
tot gevolg.
OPMERKING
Mogelijk gaat het waarschuwingslampje lagebandenspanning in de winter of bij koud weer branden als debanden bij warm weer op deaanbevolen spanning zijn gebracht. Het betekent niet datuw TPMS defect is, omdat delagere temperatuur een evenredig lagerebandenspanning tot gevolgheeft.
Controleer de bandenspanningen stel deze af wanneer u van een warm gebied naar een koudgebied of vice versa rijdt, ofwanneer de buitentemperatuuraanmerkelijk toe- of afneemt.

Page 296 of 410

611
Wat te doen in een noodgeval
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door een officiële
HYUNDAI Erkend Reparateur om de
oorzaak van het probleem vast testellen.F060300ACM
Een wiel wisselen met TPMS
Bij een lekke band gaan de
waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning branden. Laat de
lekke band zo snel mogelijk door een
officiële HYUNDAI-dealer repareren
of vervang het wiel door het
compacte reservewiel.
Ieder wiel is uitgerust met een bandenspanningssensor achter het
ventiel in het wiel. Gebruik wielen die
speciaal geschikt zijn voor TPMS. Wij
raden u aan uw banden altijd door
een officiële HYUNDAI-dealer te
laten nakijken.Ook wanneer u de band met de lagebandenspanning door het
reservewiel hebt vervangen, blijven
de waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning branden tot dat deband met de lage bandenspanning is
gerepareerd en weer op de auto isgemonteerd. Nadat u de band met lage
bandenspanning hebt vervangen
door het reservewiel kan na een paar
minuten het controlelampje storing
TPMS gaan branden omdat de
TPMS-sensor in het reservewiel nietis geïnitialiseerd. Als de band met lage
bandenspanning weer op de
aanbevolen spanning is gebracht enop de auto is gemonteerd of als de
TPMS-sensor van het reservewiel isgeïnitialiseerd door een officiële
HYUNDAI-dealer, doven de
controlelampjes storing TPMS, lagebandenspanning en positie lage
bandspanning na een paar minuten
rijden.
OPMERKING
Het controlelampje storing
TPMS gaat mogelijk brandenals de auto in de buurt rijdt
van elektrische kabels ofzenders zoals in de nabijheidvan politiebureaus, kantoren,zendstations, militaire objecten, luchthavens,
zendmasten, enz. die denormale werking van hetcontrolesysteem lagebandenspanning (TPMS)kunnen storen.
Het controlelampje storing TPMS kan gaan branden bijhet gebruik vansneeuwkettingen of externeelektronische apparatuur inde auto zoals een laptop, eentelefoonoplader, eenafstandsbediening, eennavigatiesysteem, enz. Dit kande normale werking van het TPMS storen.
OPMERKING
Gebruik NOOIT
bandenreparatiemiddel om deband met een te lage spanning te repareren. Hetafdichtingsmiddel kan debandenspanningssensorenbeschadigen. In dat geval moet u de bandenspanningssensorvervangen.

Page 297 of 410

Wat te doen in een noodgeval
12
6
Ga naar een officiële HYUNDAI-
dealer als de lampjes niet doven
nadat u paar minuten gereden hebt. Mogelijk kunt u de bandenspanningniet beoordelen door alleen naar de
banden te kijken. Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter van een
goede kwaliteit om de
bandenspanning te meten. Een band
die warm is (door het rijden), heefteen hogere bandenspanning dat een
band die koud is (doordat dezegedurende ten minste 3 uur heeftstilgestaan of niet meer dan 1,6 km
heeft gereden gedurende deze
periode).
Laat de band afkoelen alvorens de
bandenspanning te meten. Zorg er
altijd voor dat de band koud is
alvorens deze op de aanbevolenspanning te brengen.
Een koude band houdt in dat de auto gedurende 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode.OPMERKING
Gebruik geen afdichtingsmiddel
als uw auto is uitgerust meteen controlesysteem lagebandenspanning.
Het afdichtingsmiddel kan debandenspanningssensorenbeschadigen.
WAARSCHUWING- TPMS
Het TPMS waarschuwt niet
voor ernstige en plotselinge
schade aan de banden
veroorzaakt door externe
factoren, zoals spijkers en
dergelijke.
Als de auto instabiel aanvoelt, haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal licht in en breng
uw auto op een veilige plaatstot stilstand.
OPMERKING
Als de oorspronkelijk
gemonteerde band wordtvervangen door het reservewiel moet de TPMS-sensor op hetreservewiel worden geactiveerden de sensor op het originele wiel moet wordengedeactiveerd. Als de TPMS-sensor op het originele wiel datin de houder van het reservewiel is gemonteerd nogsteeds actief is, werkt hetbandenspanningscontrolesyste em mogelijk niet correct. Laatde band met de TPMS reparerenof vervangen door een officiële HYUNDAI-dealer.

Page 298 of 410

613
Wat te doen in een noodgeval
WAARSCHUWING - TPMS
beschermen
Het aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het controlesysteem lagebandenspanning (TPMS)
verhindert mogelijk dat de
bestuurder door het systeem
wordt gewaarschuwd over een
te lage bandenspanning en/of
storingen in het TPMS. Door het
aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het TPMS vervalt mogelijk
de garantie voor dat deel van deauto.

Page 299 of 410

Wat te doen in een noodgeval
14
6
Wat te doen in een noodgeval
Wat te doen in een noodgeval
Wat te doen in een noodgeval
LEKKE BAND
F070100ACM
Krik en gereedschap
Het reservewiel, de krik, de
krikslinger en de wielmoersleutel zijn
opgeborgen in de bagageruimte.
Verwijder het opbergvak onder de
vloer van de bagageruimte om bij
deze onderdelen te komen.
(1) Krikslinger
(2) Krik(3) Wielmoersleutel F070101AUN
Aanwijzingen voor krikken
De krik is uitsluitend bedoeld voor
het verwisselen van een wiel.
Berg de krik zorgvuldig op om te
voorkomen dat hij tijdens het rijden
gaan rammelen. Neem de onderstaande aanwijzingen in acht om letsel te
voorkomen.
WAARSCHUWING
-
Verwisselen van wielen
Verwissel een wiel nooit op de rijbaan.
Zet de auto altijd in de berm. Plaats de krik op een stevige,
vlakke ondergrond. Bel de
wegenwacht voor hulpwanneer u de auto niet op een
veilige plek kunt plaatsen.
(Vervolg)
(Vervolg)
Plaats de krik uitsluitend opde daartoe bestemde plaats;
nooit onder de bumper of iets
dergelijks.
Anders zou de krik gemakkelijk om kunnen vallen
en ernstig letsel veroorzaken.
Begeef u nooit onder een auto
die alleen met een krik wordt
ondersteund. Plaats altijd
eerst extra steunen.
Start de motor niet en laat hem niet draaien zolang de
auto is opgekrikt.
Zorg dat er niemand meer in de auto aanwezig als deze
wordt opgekrikt.
Zorg ervoor dat kinderen op een veilige afstand van de
auto en van de weg worden
gehouden voordat de auto
wordt opgekrikt.
OCM060008

Page 300 of 410

615
Wat te doen in een noodgeval
F070200AEN
Verwijderen en opbergen van het
reservewiel
Het reservewiel bevindt zich aan de
onderkant van de auto, direct onder
de bagageruimte.
Verwijderen van het reservewiel
1. Open de achterklep.
2. Verwijder de kunststof afdekkap .3. Draai de bout met de
wielmoersleutel zo ver los dat het
reservewiel uit de auto zakt.
Draai de sleutel linksom totdat het
wiel de grond raakt. 4. Blijf de sleutel linksom draaien als
het reservewiel de grond raakt en
trek het reservewiel naar buiten.
Draai de sleutel nooit te ver;
anders kan de reservewielhouder
beschadigd raken.
5. Verwijder de houder (1) uit het midden van het reservewiel.
OCM054009OCM054010OXM069004

Page:   < prev 1-10 ... 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 ... 410 next >