Lancia Flavia 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 121 of 268
Een tweede aansluitcontact bevindt in
de middenconsole.
De voeding voor het aansluitcontact
in de middenconsole wordt recht-
streeks door de accu geleverd. Dit
contact levert daarom altijd voedings-
spanning. Items die op dit aansluit-
contact worden aangesloten, kunnen
de accu ontladen en/of het starten van
de motor verhinderen.
LET OP!
Zorg ervoor dat het maximum-vermogen van 160 watt (13 amp)
bij 12 volt niet wordt overschre-
den. Als het vermogen van 160
Watt (13 amp) wordt overschre-
den zal de zekering, die het sys-
teem beveiligt, vervangen moeten
worden.
De aansluitcontacten zijn uitslui- tend bedoeld voor accessoirestek-
kers. Steek geen voorwerpen in de
aansluitcontacten, om te voorko-
men dat de contacten worden be-
schadigd en de zekering door-
brandt. Bij verkeerd gebruik van
het elektrische aansluitcontact
kan schade worden veroorzaakt
die niet door de beperkte garantie
van een nieuw voertuig wordt ge-
dekt.
WAARSCHUWING!
Ter voorkoming van ernstig of zelfs
dodelijk letsel:
Sluit op de 12 volt-aansluitcontacten alleen appara-
ten aan die geschikt zijn voor dit
type aansluitcontact.
Raak de aansluitcontacten niet aan met natte handen.
Zorg dat het klepje is gesloten tij-
dens het rijden en wanneer u het
aansluitcontact niet gebruikt.
(Vervolgd)
Middenconsole
Zekeringlocaties voor aansluitcontacten
1 — #16 zekering 15 A blauw aan-
steker instrumentenpaneel
2 — #11 zekering 15 A blauw aan-
sluitcontact armsteun
115
Page 122 of 268
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Onjuist gebruik van dit aansluit- contact kan leiden tot een elektri-
sche schok en storing.LET OP!
Veel accessoires die u op de aan-sluitcontacten kunt aansluiten,
ontvangen ook voedingsspanning
van de accu in de auto als u ze niet
gebruikt (bijv. mobiele telefoons).
Als u de accessoires te lang aan-
gesloten laat, raakt de accu zo ver
ontladen dat de levensduur ervan
afneemt en/of de motor niet meer
zal starten.
Accessoires die veel vermogen vergen, zoals koelers, stofzuigers,
lampen, enz., zullen de accu nog
sneller ontladen. Gebruik deze
met mate en wees extra voorzich-
tig.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Na het gebruik van accessoires die veel vermogen vereisen of na
een lange periode dat de auto niet
werd gestart (met nog aangeslo-
ten accessoires), moet er lang ge-
noeg met de auto worden gere-
den, totdat de dynamo de accu
weer op kan laden.
SIGARETTENAANSTEKER
EN ASBAK (indien
leverbaar)
Uw erkende dealer kan een optionele
asbak leveren. Deze asbak past in de
bekerhouder voorin in de middencon-
sole.
De optionele asbak wordt geleverd
met een sigarettenaansteker, die op de
aansluitcontacten kan worden aange-
sloten. Raadpleeg de paragraaf
"Elektrische aansluitcontacten" in
het hoofdstuk "De functies van uw
auto" voor meer informatie. BEKERHOUDERS
BEKERHOUDER VOORIN
In de bekerhouder in de middencon-
sole kunnen twee grote bekers of twee
flesjes of blikjes van 0,5 l worden ge-
plaatst. De eendelige adapter kan
eenvoudig worden verwijderd om te
worden gereinigd. In een van de be-
kerhouders kan een optionele te ver-
wijderen asbak worden geplaatst.
Bekerhouders voorin
116
Page 123 of 268
BEKERHOUDERS
ACHTERIN
De bekerhouders voor de passagiers
achterin bevinden zich in de armsteu-
nen. In iedere bekerhouder kan een
flesje of blikje van 0,5 l worden ge-
plaatst.WAARSCHUWING!
Bij het sluiten van het portier kun-
nen houders met hete vloeistof in de
bekerhouder overlopen en brand-
wonden veroorzaken. Wees voor-
zichtig bij het sluiten van de portie-
ren om letsel te voorkomen.OPBERGRUIMTE
HANDSCHOENENKASTJE
Het handschoenenkastje bevindt zich
rechts van het instrumentenpaneel.
Trek de hendel op het handschoenen-
kastje uit om het kastje te openen.
CONSOLE
Opbergruimte
De middenconsole bevindt zich tussen
de voorstoelen. De middenarmsteun
kan naar voren worden geschoven om
extra comfort aan de gebruiker te bie-
den. De middenconsole kan worden
gebruikt als opbergruimte en is voor-
zien van een elektrisch aansluitcon-
tact. Raadpleeg de paragraaf "Elek-
trische aansluitcontacten" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto"
voor meer informatie.
Onder de armsteun van de midden-
console bevinden zich nog twee afzon-
derlijke opbergruimten.
Bekerhouder achterin
Handschoenenkastje
Middenconsole
Opbergruimte middenconsole
117
Page 124 of 268
Om de bovenste opbergruimte te ope-
nen, trekt u de kleinere grendel op het
deksel omhoog. In de bovenste op-
bergruimte kunnen kleine voorwer-
pen, zoals een pen en een notitieblok
worden opgeborgen, terwijl in het
grotere opbergvak onderin cd's en
dergelijke passen. Trek de grotere
grendel omhoog voor toegang tot de
onderste opbergruimte. In de onderste
opbergruimte kunt u spullen als uw
CD's opbergen. Het onderste opberg-
vak is tevens voorzien van een 12
V-aansluitcontact.
OPMERKING:
In een uitsparing aan de voor-zijde in de consolevoet kan een
mobiele telefoon worden ge-
plaatst. Als de armsteun is neer-
geklapt kan de telefoon op het
elektrisch aansluitcontact wor-
den aangesloten.
Het elektrisch aansluitcontact kan ook de aansteker van de op-
tionele asbak in de bekerhouder
van spanning voorzien.
WAARSCHUWING!
Ga niet rijden met de auto als con-
solevak is geopend. Tijdens het rij-
den moeten mobiele telefoons,
MP3-spelers en andere draagbare
apparatuur zijn opgeborgen. Ge-
bruik van deze apparatuur tijdens
het rijden kan uw aandacht aflei-
den en ernstig of zelfs dodelijk letsel
veroorzaken door ongevallen.
ACHTERRUITFUNCTIEACHTERRUITVERWARMING
De knop van de achterruitver-
warming bevindt zich op de
(modus)knop van de klimaatre-
geling. Druk op deze knop om de ach-
terruitverwarming en de buitenspiegel-
verwarming in te schakelen. Een
controlelampje in de knop gaat branden
om aan te geven dat de achterruitver-
warming is ingeschakeld. De achterruit-
verwarming wordt na ongeveer 10 mi-
nuten automatisch uitgeschakeld. Voor
extra werking van nog eens vijf minu-
ten, drukt u nogmaals op de knop.
OPMERKING: Gebruik de ach-
terruitverwarming uitsluitend
wanneer de motor draait, om ont-
laden van de accu te voorkomen.LET OP!
Het negeren van de volgende waar-
schuwingen kan leiden tot schade
aan de verwarmingselementen:
Wees voorzichtig bij het wassen van de binnenkant van de achter-
ruit. Gebruik geen schurende
schoonmaakmiddelen om de bin-
nenzijde van de ruit te reinigen.
Gebruik een zachte doek en een
mild schoonmaakmiddel en wrijf
evenwijdig aan de verwarmings-
elementen. U kunt stickers ver-
wijderen met warm water.
Gebruik geen schrapers, scherpe voorwerpen of schurende schoon-
maakmiddelen om de binnen-
zijde van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op veilige afstand van de ruit
bevinden.
118
Page 125 of 268
4
HET INSTRUMENTENPANEEL
FUNCTIES VAN HET INSTRUMENTENPANEEL . .121
INSTRUMENTENGROEP . . . . . . . . . . . . . . . . . . .122
BESCHRIJVINGEN INSTRUMENTENGROEP . . . .123
ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC) . . . . .132
SCHERM VAN ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC) . . .133
OLIEVERVERSING VEREIST . . . . . . . . . . . . .134
EVIC HOOFDMENU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .134
Weergave kompas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .135
GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK (L/100KM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .137
BEREIK TOT LEGE TANK . . . . . . . . . . . . . . . .137
BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .137
VERSTREKEN TIJD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .138
DISPLAY UNITS IN (MAATEENHEDEN DISPLAY IN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .138
SYSTEEMSTATUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .138
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN (DOOR DE KLANT TE PROGRAMMEREN FUNCTIES) . . .138
AUDIOSYSTEMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
ANALOGE KLOK INSTELLEN . . . . . . . . . . . . . . .140
119
Page 126 of 268
AUDIOBEDIENINGSELEMENTEN OP STUUR . . .140 BEDIENING VAN DE RADIO . . . . . . . . . . . . . .141
CD-SPELER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141
WERKING VAN DE RADIO EN MOBIELE TELEFOONS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141
KLIMAATREGELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141 AUTOMATISCHE TEMPERATUURREGELING(ATC) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .142
AANWIJZINGEN VOOR BEDIENING . . . . . . . .147
120
Page 127 of 268
FUNCTIES VAN HET INSTRUMENTENPANEEL1 — Luchtrooster6 — Radio11 — Opbergvak
2 — Opening voor zijraamontwaseming 7 — Airbag passagierszijde 12 — Klimaatregeling
3 — Instrumentengroep 8 — Handschoenenkastje13 — Ontgrendelknop voor bagage-
ruimte
4 — Contactschakelaar 9 — Schakelaar stoelverwarming 14 — Aansluitcontact
5 — Analoge klok 10 — Schakelaar waarschuwingsknip-
perlichten
121
Page 128 of 268
INSTRUMENTENGROEP122
Page 129 of 268
BESCHRIJVINGEN
INSTRUMENTENGROEP
1. TemperatuurmeterDe temperatuurmeter geeft de tempera-
tuur van de koelvloeistof aan. Alle aan-
duidingen onder het rode gebied (
H)
van de temperatuurmeter geven aan dat
het koelsysteem van de motor correct
werkt. Tijdens rijden bij hoge buiten-
temperaturen, in de bergen, in druk
stadsverkeer of tijdens het rijden met
een aanhanger kan de meternaald een
hogere temperatuur dan normaal aan-
wijzen.
Als de meternaald in het rode gebied
H komt, klinkt een geluidssignaal.
Zet de auto dan veilig stil aan de kant
van de weg. Laat de auto met uitge-
schakelde airco stationair draaien tot
de meternaald weer in het normale
bereik staat. Als de meternaald in de
H-zone (rood) blijft staan, zet dan de
motor direct af en neem contact op
voor onderhoud.
Er zijn verschillende manieren om
dreigende oververhitting van de mo-
tor te voorkomen. Schakel de aircon-
ditioning uit. Het aircosysteem voert warmte af naar het koelsysteem van
de motor. Door de airconditioning uit
te schakelen wordt deze warmtetoe-
voer voorkomen. U kunt ook de tem-
peratuurregelknop in de hoogste
stand zetten, de ventilatie in de vloer-
stand zetten en de aanjagerschakelaar
in een hoge stand zetten. Zo onder-
steunt het verwarmingssysteem de
werking van de radiateur bij het af-
voeren van warmte uit het koelsys-
teem.
2. Vulklepindicatie
Dit is een geheugensteun die
aangeeft dat de brandstof-
vulklep zich aan de linker-
zijde van de auto bevindt.
3. Brandstofmeter
Wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN staat, geeft de meter-
naald de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid aan in kilometer
per uur (km/u).
5. Controlelampje brandstofpeil
Het brandstoflampje gaat
branden en het geluidssignaal
klinkt eenmaal wanneer er nog onge-
veer 7,6 liter brandstof in de tank zit.
OPMERKING: Dit lampje blijft
branden totdat ongeveer 11 liter
brandstof is bijgevuld.
6. Lampje van het laadsysteem
Dit lampje geeft informatie
over het functioneren van het
elektrische laadsysteem. Het lampje
moet kort branden wanneer het con-
tact de eerste keer wordt ingeschakeld
en kort blijven branden tijdens de
gloeilampcontrole. Als het lampje
blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, schakel dan enkele
elektrische accessoires, zoals de mist-
lampen vóór of de achterruitverwar-
ming, uit. Als het lampje van voor het
laadsysteem blijft branden, is er een
probleem met het laadsysteem. Laat
de auto dan ONMIDDELLIJK CON-
TROLEREN. Neem contact op met
uw erkende dealer.
123
Page 130 of 268
Wanneer met startkabels moet wor-
den gestart, raadpleeg dan de para-
graaf "Starten met startkabels" in het
hoofdstuk "Wat doen in geval van
nood".
7. Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemHet lampje gaat ter controle
vier tot acht seconden bran-
den nadat u de contactscha-
kelaar de eerste keer in de
stand ON/RUN hebt gezet. Wanneer
het lampje niet brandt tijdens het
starten, blijft branden of gaat bran-
den tijdens het rijden, moet het sys-
teem zo snel mogelijk door een er-
kende dealer worden nagekeken.
Raadpleeg de paragraaf "Beveili-
gingssystemen voor inzittenden" in
het hoofdstuk "Uw auto" voor infor-
matie hierover.
8. Waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels
Dit lampje gaat ter controle vier
tot acht seconden branden na-
dat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet. Als tijdens deze gloeilampcon-
trole de veiligheidsgordel voor de be-
stuurder niet is vastgegespt, hoort u
een geluidssignaal. Als de gordel ook
na de gloeilamptest of tijdens het rijden
nog is losgegespt, gaat het waarschu-
wingslampje voor de autogordel knip-
peren of continu branden. Raadpleeg
de paragraaf "Beveiligingssystemen
voor inzittenden" in het hoofdstuk
"Uw auto" voor informatie hierover.
9. Waarschuwingslampje oliedruk
Deze indicator wijst op een te
lage motoroliedruk. Het
lampje gaat branden en blijft branden
wanneer de contactschakelaar vanuit
de stand OFF in de stand ON/RUN
wordt gezet. Wanneer de motor wordt
gestart, gaat het lampje uit. Als het
lampje niet gaat branden tijdens het
starten, moet u het systeem laten con-
troleren door een erkende dealer.
Als het lampje tijdens het rijden gaat
branden en blijft branden, breng dan
de auto tot stilstand en zet de motor
af. START DE MOTOR PAS OP-
NIEUW WANNEER HET PRO-
BLEEM IS VERHOLPEN. Het lampje is geen aanduiding van het
motoroliepeil. Het motoroliepeil kan
worden vastgesteld volgens de proce-
dure die is beschreven in het hoofd-
stuk "Onderhoud van uw auto".
10. Waarschuwingslampje motor-
temperatuur
Dit lampje waarschuwt voor
een oververhitte motor. Als de
koelvloeistoftemperatuur toeneemt
en de meternaald het gebied 'H' na-
dert, gaat dit lampje branden en na-
dat een drempelwaarde is overschre-
den klinkt eenmaal het
geluidssignaal. Als de temperatuur
verder toeneemt klinkt het geluidssig-
naal continu gedurende vier minuten
of totdat u de motor is afgekoeld.
Wanneer het lampje tijdens het rijden
gaat branden, zet dan de auto veilig
stil aan de kant van de weg. Als de
airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Zet de versnellingsbak in de
stand NEUTRAL en laat de motor
stationair draaien. Als de meternaald
niet terugkeert naar normaal, zet de
motor dan onmiddellijk uit en bel
voor hulp. Raadpleeg de paragraaf
124