Lancia Flavia 2013 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2013, Model line: Flavia, Model: Lancia Flavia 2013Pages: 268, PDF Size: 2.79 MB
Page 131 of 268

"Oververhitting van de motor" in het
hoofdstuk "Wat doen in geval van
nood" voor meer informatie hierover.
11. Waarschuwingslampje voor het
remsysteemDit lampje geeft verschillende
functies van het remsysteem
aan, zoals het remvloeistofpeil en het
aantrekken van de handrem. Als het
waarschuwingslampje voor het rem-
systeem gaat branden, is het mogelijk
dat de handrem is aangetrokken, het
vloeistofpeil in het remvloeistofreser-
voir te laag is of dat zich een probleem
voordoet met het ABS-systeem.
De dubbel uitgevoerde remcircuits
zorgen voor reserve-remvermogen als
ergens een storing optreedt in het hy-
draulisch systeem. Als er in één helft
van het dubbele remsysteem sprake is
van een storing, geeft het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem dit
aan; het lampje gaat branden wan-
neer het remvloeistofpeil in de hoofd-
remcilinder is gedaald tot onder een
bepaald niveau.
Het lampje blijft branden tot de oor-
zaak is verholpen. OPMERKING: Het lampje kan
bij het nemen van een scherpe
bocht even knipperen, doordat
dan het vloeistofpeil verandert.
Breng de auto naar de dealer voor
onderhoud en laat het remvloei-
stofpeil controleren.
Als een storing van het remsysteem
wordt aangegeven, laat de auto dan
onmiddellijk repareren.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het waar-
schuwingslampje voor het remsys-
teem brandt, is gevaarlijk. Een deel
van het remsysteem is mogelijk de-
fect. De remweg wordt dan langer.
U kunt een aanrijding veroorzaken.
Laat de auto onmiddellijk controle-
ren.
Auto’s met ABS beschikken ook over
elektronische remkrachtverdeling
(EBD). Bij een storing van EBD, gaat
het waarschuwingslampje voor het
remsysteem branden, samen met het
ABS-lampje. Het ABS-systeem moet
dan onmiddellijk worden gerepa-
reerd.
U kunt de werking van het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem con-
troleren door de contactschakelaar van
de stand OFF in de stand ON/RUN te
zetten. Het lampje moet dan gedurende
ongeveer drie seconden branden. Het
lampje moet vervolgens doven, tenzij
de handrem is aangetrokken of een sto-
ring van het remsysteem is gedetec-
teerd. Als het lampje niet gaat branden,
moet u het lampje door een erkende
dealer laten controleren.Het lampje gaat ook branden als de
handrem wordt aangetrokken wan-
neer de contactschakelaar in de stand
ON/RUN staat.
OPMERKING: Dit lampje geeft
dan alleen aan dat de handrem is
aangetrokken. Het geeft niet aan
hoe krachtig de handrem is
aangetrokken.
12. Toerenteller
Het zilverkleurige deel van de schaal
geeft het toegestane motortoerental
(omw/min x 1000) in alle versnellin-
gen aan. Laat het gaspedaal opkomen
voordat het rode gebied wordt be-
reikt, om motorschade te voorkomen.
125
Page 132 of 268

13. Schakelstandindicatie
De schakelstand wordt apart weerge-
geven op de instrumentengroep. Hier-
mee wordt de gekozen versnelling van
de automatische versnellingsbak
weergegeven.
OPMERKING: U moet het rem-
pedaal intrappen voordat u uit de
stand PARK schakelt.
14. Scherm kilometerteller / scherm
dagteller
De kilometerteller geeft het aantal ki-
lometers aan dat de auto in totaal
heeft gereden.
De twee dagtellers geven de afstanden
van afzonderlijke ritten weer. Druk op
de dagtellerknop om van de kilome-
terteller naar de dagtellers te schake-
len. Om een dagteller op nul terug te
zetten, laat u de gewenste dagteller
weergeven en drukt u de knop ca. 2
seconden lang in tot het scherm het
getal nul weergeeft. Raadpleeg "Dag-
tellerknop" voor meer informatie
hierover.Berichten in kilometerteller
Wanneer de betreffende omstandig-
heden van kracht zijn, verschijnen de
volgende berichten op het scherm van
de dagteller:
LoW tirE
. . . Lage bandenspanning
HOTOIL . . . Temperatuur motorolie
overschrijdt veilige waarde
gASCAP . . . . . . . . . Storing vuldop
CHANgE OIL . . . . . Olieverversing
vereist
noFUSE . . . IOD zekering ontbreekt
no buS . . . Instrumentengroep heeft
geen verbinding met CAN BUS.
OPMERKING: Op het EVIC wor-
den waarschuwingen weergegeven
zoals ”Low Tire” (lage banden-
spanning), “Door Ajar” (portier
open) en “Trunk Ajar” (kofferdek-
sel open). (Raadpleeg het hoofd-
stuk "Elektronisch Voertuig Infor-
matie Centrum (EVIC)" voor
specifieke berichten).
LoW tirE
Bij een lage bandenspanning geeft de
kilometerteller driemaal afwisselend
de berichten LoW en tirE weer. HOTOIL
Wanneer dit bericht verschijnt, is de
temperatuur van de motorolie te
hoog. Wanneer dit het geval is, ver-
schijnt het bericht "HOTOIL” in de
kilometerteller en klinkt een geluids-
signaal.
Raadpleeg de paragraaf "Oververhit-
ting van de motor" in het hoofdstuk
"Wat doen in geval van nood" voor
meer informatie hierover.
CHAngE OIL
Uw auto is uitgerust met een indicator
voor olieverversing. Het bericht
"CHAngE OIL" knippert ongeveer 12
seconden op het scherm van de kilo-
meterteller na een geluidssignaal, om
de volgende geplande olieverversings-
beurt aan te geven. De indicator voor
olieverversing is gebaseerd op de be-
lasting van de motor, wat betekent dat
de periodieke oliebeurten afhankelijk
zijn van uw persoonlijke rijstijl.
Als dit bericht niet wordt gereset, ver-
schijnt dit bericht telkens wanneer u
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN zet. Druk op de resetknop van de
126
Page 133 of 268

dagteller om dit bericht tijdelijk uit te
schakelen. Om de indicator voor olie-
verversing (na periodiek onderhoud)
te resetten, volgt u de volgende stap-
pen:1. Zet de contactschakelaar in de
stand ON/RUN (maar start de mo-
tor niet).
2. Trap binnen 10 seconden drie
keer langzaam het gaspedaal volle-
dig in.
3. Zet de contactschakelaar in de
stand LOCK.
OPMERKING: Als het indicatie-
bericht wordt weergegeven wan-
neer u de motor start, is de indica-
tor voor olieverversing niet
gereset. Herhaal deze procedure
indien nodig. 4. Voor auto's met elektronisch
voertuiginformatiecentrum
(EVIC): raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)" voor meer infor-
matie hierover. 15. Controlelampje cruisecontrol
Dit lampje geeft aan dat de
cruisecontrol is ingeschakeld.
16. Resetknop kilometerteller/
dagteller
Dagkilometerteller
Druk deze knop kort in om te schake-
len van kilometerteller naar "Trip A".
Druk de knop een tweede maal kort in
om te schakelen naar "Trip B". Druk
de knop een derde maal kort in om
terug te gaan naar de kilometerteller.
Om de dagteller te resetten, laat u
eerst de dagteller weergeven die moet
worden gereset, "Trip A" of "Trip B".
Druk vervolgens de knop ongeveer 2
seconden in tot het 0 km wordt weer-
gegeven op het scherm. De kilometer-
teller moet in de dagtellermodus staan
om de dagteller te kunnen resetten.
17. Controlelampje elektronisch
gaspedaal (ETC)
Dit lampje wijst u op een
probleem met het elektroni-
sche gaspedaal (ETC). Als er een probleem wordt gedetecteerd,
gaat het lampje branden wanneer de
motor draait. Hoewel u, wanneer dit
lampje blijft branden, meestal nog
met de auto kunt rijden en niet ge-
sleept hoeft te worden, dient u toch zo
spoedig mogelijk uw erkende dealer te
bezoeken voor service.
Als het lampje bij draaiende motor
knippert, levert de motor mogelijk
minder vermogen, draait hij met een
verhoogd/onregelmatig stationair
toerental, moet meer kracht op het
rempedaal worden uitgeoefend en
moet uw auto mogelijk worden ge-
sleept. Raadpleeg dan onmiddellijk
uw dealer.
Het lampje gaat branden wanneer het
contact voor de eerste keer wordt in-
geschakeld en blijft ongeveer 15 se-
conden branden voor de gloeilamp-
controle. Dat is normaal. Als het
lampje niet gaat branden tijdens het
starten, moet u het systeem laten con-
troleren door een erkende dealer.
127
Page 134 of 268

18. Controlelampje parkeerlichten/
koplampen AANDit lampje brandt wanneer
de parkeerlichten of kop-
lampen zijn ingeschakeld.
19. Controlelampje ESP uitgescha-
keld
Dit lampje geeft aan dat het
elektronisch stabiliteitsre-
gelsysteem (ESP) is uitge-
schakeld door de bestuurder.
20. Controlelampjes richtingaan-
wijzer Bij ingeschakelde richting-
aanwijzers knipperen de
pijlen samen met de rich-
tingaanwijzers aan de bui-
tenzijde van de auto. Er klinkt een
geluidssignaal als de auto verder dan
1,6 km rijdt met één van de richting-
aanwijzers aan.
OPMERKING: Wanneer een van
de controlelampjes snel knippert,
controleer dan aan de buitenzijde
van de auto of een lamp defect is. 21.
Controlelampje mistlampen vóór
Dit lampje gaat branden wan-
neer de mistlampen vóór zijn
ingeschakeld.
22. Controlelampje alarmsysteem
Gedurende 16 seconden
knippert dit lampje snel
wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld. Het
lampje gaat langzaam knipperen om
aan te geven dat het alarmsysteem is
ingeschakeld. Het lampje stopt met
knipperen wanneer het alarmsysteem
wordt uitgeschakeld.
23. Controlelampje antiblokkeer-
systeem (ABS)
Dit lampje is een indicator
van het ABS-systeem. Dit
lampje gaat branden wan-
neer u de contactschakelaar
in de stand ON/RUN zet en kan
daarna nog drie seconden blijven
branden.
Als het ABS-lampje blijft branden of
tijdens het rijden gaat branden, duidt
dit erop dat een deel van het remsys-
teem niet werkt en dat onderhoud is vereist. Het conventionele remsys-
teem blijft echter normaal werken,
mits waarschuwingslampje voor het
remsysteem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt,
moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren de werking
van het ABS-systeem te herstellen.
Controleer het ABS-lampje regelma-
tig om er zeker van te zijn dat het goed
werkt. Zet de contactschakelaar in de
stand ON (maar start de motor niet).
Het lampje moet gaan branden. Als
het lampje niet gaat branden, laat dan
het systeem door een erkende dealer
controleren.
24. Storingslampje ESP
Het storingslampje van het
elektronisch stabiliteitsre-
gelsysteem (ESP) in de in-
strumentengroep gaat bran-
den wanneer de contactschakelaar in
de stand ON/RUN wordt gezet. Als de
motor draait, behoort dit lampje uit te
gaan. Wanneer het storingslampje ESP
continu blijft branden terwijl de motor
draait, is een storing gedetecteerd in
het ESP-systeem. Als het lampje blijft
128
Page 135 of 268

branden nadat er verschillende keren is
gestart en u meerdere kilometers hebt
gereden met een snelheid boven
48 km/u, dient u zo snel mogelijk con-
tact op te nemen met uw erkende dea-
ler om het probleem te laten opsporen
en verhelpen.OPMERKING:
Het controlelampje "ESP uitge-schakeld" en het storingslampje
ESP gaan kort branden wanneer
de contactschakelaar in de
stand ON/RUN wordt gezet.
Telkens wanneer de contact- schakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet, wordt het ESP-
systeem ingeschakeld, ook wan-
neer dit eerder werd
uitgeschakeld.
Het ESP-systeem maakt zoe- mende of klikkende geluiden
wanneer het actief is. Dit is nor-
maal. De geluiden houden op
wanneer ESP inactief wordt na
de manoeuvre die de activering
van het ESP-systeem heeft ver-
oorzaakt. 25. Bandenspanningslampje
Alle banden, ook de reser-
veband (indien aanwezig)
moeten elke maand worden
gecontroleerd wanneer ze
koud zijn en opgepompt tot de ban-
denspanning die door de fabrikant
wordt aanbevolen op de bandenspan-
ningensticker. (Als uw voertuig ban-
den heeft met een andere maat dan
wordt aangegeven op de bandenspan-
ningensticker, moet u de juiste ban-
denspanning voor die banden achter-
halen.)
Als extra veiligheidsvoorziening is uw
auto uitgerust met een bandenspan-
ningscontrolesysteem, dat ervoor
zorgt dat het bandenspanningslampje
gaat branden wanneer de spanning
van een of meer banden veel te laag is.
Als het bandenspanningslampje gaat
branden, moet u zo snel mogelijk
stoppen en uw banden controleren en
deze tot de juiste bandenspanning op-
pompen. Als u met een veel te lage
bandenspanning rijdt, raakt de band oververhit en kan de band defect ra-
ken. Een te lage bandenspanning ver-
hoogt ook het brandstofverbruik, ver-
mindert de levensduur van de band en
kan het rij- en remgedrag van de auto
nadelig beïnvloeden.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem is geen vervanging voor juist on-
derhoud van uw banden. Het is de
verantwoordelijkheid van de bestuur-
der om de juiste bandenspanning te
handhaven, zelfs wanneer de banden-
spanning nog niet het lage niveau
heeft bereikt waarbij het banden-
spanningslampje gaat branden.
Uw voertuig is ook uitgerust met een
controlelampje voor storingen van het
bandenspanningscontrolesysteem,
dat gaat branden wanneer het sys-
teem niet goed werkt. Het controle-
lampje voor storingen van het ban-
denspanningscontrolesysteem werkt
in combinatie met het bandenspan-
ningslampje. Als het systeem een sto-
ring detecteert, knippert het lampje
gedurende ongeveer één minuut,
waarna het continu gaat branden. Zo-
lang er sprake van een storing is,
wordt deze reeks telkens herhaald
129
Page 136 of 268

wanneer de auto wordt gestart. Als
het storingslampje brandt, is het mo-
gelijk dat lage bandenspanning niet
wordt gedetecteerd of gemeld. Storin-
gen van het bandenspanningscontro-
lesysteem kunnen optreden om ver-
schillende redenen, waaronder de
installatie van vervangende of alter-
natieve banden of wielen. Controleer
altijd het controlelampje voor storin-
gen van het bandenspanningscontro-
lesysteem nadat een of meer banden
of wielen van het voertuig zijn vervan-
gen om er zeker van te zijn dat de
vervangende of alternatieve banden
en wielen de juiste werking van het
bandenspanningscontrolesysteem
niet verhinderen.
LET OP!
Het bandenspanningscontrolesys-
teem is geoptimaliseerd voor de ori-
ginele banden en wielen. De ban-
denspanning en waarschuwing van
het bandenspanningscontrolesys-
teem zijn ingesteld voor de banden-
maat van uw auto. Het gebruik van
vervangende onderdelen met een
andere maat of van een ander of
type kan leiden tot een ongewenste
werking van het systeem of schade
aan de sensoren. Door het gebruik
van niet-originele wielen kunnen de
sensoren beschadigd raken. Ge-
bruik geen bandenafdichtingsmid-
delen uit blik of balansgewichten
als de auto is uitgerust met een ban-
denspanningscontrolesysteem, om-
dat dit schade aan de sensoren kan
veroorzaken.26. Storingslampje
Het storingslampje maakt
deel uit van het boorddiagno-
sesysteem (OBD) dat regel-
systemen voor emissie, de motor en de
automatische versnellingsbak contro-
leert. Het lampje gaat branden als de
contactschakelaar in de stand ON/
RUN wordt gezet, voordat de motor
start. Als het lampje niet gaat branden
wanneer u de contactschakelaar van
LOCK naar ON/RUN draait, laat uw
auto dan direct controleren op storin-
gen.
Door sommige omstandigheden, zoals
een losse of afwezige tankdop, slechte
brandstofkwaliteit e.d., kan na het
starten van de motor het lampje gaan
branden. Als het lampje blijft bran-
den tijdens enkele normale ritten, is
onderhoud van uw auto noodzakelijk.
In de meeste gevallen kan dan nor-
maal met de auto worden gereden en
is slepen niet noodzakelijk.
130
Page 137 of 268

LET OP!
Langdurig rijden met een brandend
lampje kan schade aan het motor-
regelsysteem veroorzaken. Het kan
ook van invloed zijn op het brand-
stofverbruik en het rijgedrag. Als
het lampje knippert, zal de kataly-
sator vrij snel ernstig defect raken
en zal het motorvermogen afne-
men. Raadpleeg dan onmiddellijk
uw dealer.WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysa-
tor, zoals hierboven beschreven,
kan warmer worden dan een kata-
lysator die wel goed werkt. Hier-
door kan brand ontstaan als u lang-
zaam rijdt of de auto op brandbaar
materiaal parkeert, zoals droge
planten, hout, karton enz. Dit ern-
stig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben voor de bestuurder, de pas-
sagiers of anderen.27. Waarschuwingslampje versnel-
lingsbaktemperatuur
Dit lampje geeft aan dat de
temperatuur van de trans-
missievloeistof te hoog is.
Dit kan gebeuren bij veelei-
send gebruik, zoals het trekken van
een aanhanger. Wanneer dit lampje
gaat branden, zet dan de auto veilig
stil aan de kant van de weg. Schakel
vervolgens naar NEUTRAL en laat de
motor stationair of met een hoger toe-
rental draaien tot het lampje dooft.
LET OP!
Als u door blijft rijden terwijl het
lampje voor de versnellingsbak-
temperatuur brandt, kan de ver-
snellingsbak ernstig beschadigd of
defect raken.
WAARSCHUWING!Als u door blijft rijden terwijl het
waarschuwingslampje voor de ver-
snellingsbaktemperatuur brandt,
kan onder bepaalde omstandigheden
de vloeistof overkoken, in aanraking
komen met de hete motor- of uitlaat-
onderdelen en brand veroorzaken.28. Controlelampje grootlicht
Dit lampje geeft aan dat het
grootlicht is ingeschakeld.
Trek de richtingaanwijzerhendel naar
het stuurwiel om het dimlicht in te
schakelen.
29. Scherm elektronisch voertuig-
informatiecentrum (EVIC)
Dit display toont de EVIC-berichten
wanneer de betreffende omstandighe-
den van kracht zijn. Raadpleeg het
hoofdstuk "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" voor meer
informatie hierover.
30. Controlelampje mistachterlicht
Dit lampje gaat branden wan-
neer de mistachterlichten zijn
ingeschakeld.
131
Page 138 of 268

ELEKTRONISCH VOER-
TUIGINFORMATIECEN-
TRUM (EVIC)
Het elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC) heeft een interactief
scherm dat zich in de instrumenten-
groep bevindt.
Het EVIC bestaat uit de volgende on-
derdelen:
Kompas (N, S, E, W, NE, NW, SE,SW)
Average Fuel Economy (Gemiddeld brandstofverbruik)
Bereik tot lege tank
Bandenspanningscontrolesysteem Elapsed Time (Verstreken tijd)
Display Units (maateenheden)
Systeemwaarschuwingen (portier
open, enz.)
Persoonlijke instellingen (door de klant te programmeren functies)
Weergave buitentemperatuur (°F of °C)
Weergave audiomodus – 12 vor- keuzestations of cd-titel en
-nummer tijdens afspelen
Met dit systeem kan de bestuurder
informatie selecteren door op de vol-
gende knoppen op het stuur te druk-
ken: Knop MENU
Druk de knop MENU kort
in om alle functies van het
EVIC hoofdmenu weer te
geven. Wanneer de laatste
functie in het hoofdmenu is bereikt,
gaat het EVIC naar de eerste functie
in het hoofdmenu wanneer opnieuw
kort op de knop MENU wordt ge-
drukt. Druk kort op de knop MENU
om terug te keren naar het hoofd-
menu vanuit een submenu.
OMLAAG-knop
Druk kort op de OMLAAG-
knop om de verschillende
ritfuncties of persoonlijke
instellingen op het scherm
te laten weergeven.
Kompasknop
Druk kort op de kompas-
knop om het kompas, de
buitentemperatuur en de
audio-info (bij ingescha-
kelde radio) weer te laten geven, wan-
neer het huidige scherm niet het kom-
pas, de buitentemperatuur en de
audio-info weergeeft.
Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Stuurwielknoppen voor EVIC
132
Page 139 of 268

SelectieknopDruk kort op selectieknop
om een keuze te bevestigen.
Met de selectieknop kunnen
ook diverse ritfuncties wor-
den gereset.
SCHERM VAN ELEKTRO-
NISCH VOERTUIGINFOR-
MATIECENTRUM (EVIC)
Onder bepaalde voorwaarden geeft
het EVIC de volgende berichten weer:
Turn Signal On (richtaanwijzers aan) (met een continu geluidssig-
naal nadat 1,5 km is afgelegd)
Left Front Turn Signal Light Out (richtingaanwijzer linksvoor de-
fect) (met één geluidssignaal)
Left Rear Turn Signal Light Out (richtingaanwijzer linksachter de-
fect) (met één geluidssignaal)
Right Front Turn Signal Light Out (richtingaanwijzer rechtsvoor de-
fect) (met één geluidssignaal) Right Rear Turn Signal Light Out
(richtingaanwijzer rechtsachter de-
fect) (met één geluidssignaal)
RKE (Remote Keyless Entry) Bat- tery Low (batterij van afstandsbe-
diening bijna leeg - met één
geluidssignaal)
Personal Settings Not Available – Vehicle Not in Park (persoonlijke
instellingen niet beschikbaar - auto
staat niet in PARK)
Personal Settings Not Avail – Vehi- cle in Motion (persoonlijke instel-
lingen niet beschikbaar - auto in
beweging)
Door Ajar (portier open - met af- beelding van geopende portier. Een
geluidssignaal klinkt wanneer de
auto in beweging is).
Doors Ajar (portieren open - met afbeelding van geopende portieren.
Een geluidssignaal klinkt wanneer
de auto in beweging is).
Trunk Open (bagageruimte open - met afbeelding van geopend koffer-
deksel en een geluidssignaal) Lights On (verlichting aan)
Key in ignition (sleutel in
contactslot)
Remote Start Aborted — Door Ajar (starten met afstandsbediening af-
gebroken — portier open)
Remote Start Aborted — Hood Ajar (starten met afstandsbediening af-
gebroken — motorkap open)
Remote Start Aborted — Trunk Ajar (starten met afstandsbedie-
ning afgebroken — kofferklep
open)
Remote Start Aborted — Fuel Low (starten met afstandsbediening af-
gebroken — brandstofpeil te laag)
Remote Start Aborted — System Fault (starten met afstandsbedie-
ning afgebroken — systeemstoring)
Convertible Top Not Secured (ca- brioletdak niet vastgezet) (met één
geluidssignaal)
Convertible Top Complete (cabrio- letdak voltooid) (met één
geluidssignaal)
133
Page 140 of 268

Secure Cargo Shield (bagage-scherm vastzetten) (met één
geluidssignaal)
Speed Too High (snelheid te hoog) (met één geluidssignaal)
Convertible Top Malfunction (sto- ring in cabrioletdak) (met één
geluidssignaal)
Oil Change Required (olie verver- sen - met een geluidssignaal)
Low Tire (bandenspanning laag -
met afbeelding van band(en) met te
lage spanning plus een geluidssig-
naal). Raadpleeg de paragraaf
"Bandenspanningscontrolesysteem"
in het hoofdstuk "Starten en rijden". Check TPM System (bandenspan- ningscontrolesysteem controleren -
met een geluidssignaal). Raadpleeg
de paragraaf "Bandenspannings-
controlesysteem" in het hoofdstuk
"Starten en rijden"..OLIEVERVERSING VEREISTUw auto is uitgerust met een indicator
voor olieverversing. Het bericht "Oil
Change Required"(olie verversen) knippert ongeveer vijf seconden in het
EVIC-scherm na één geluidsignaal
om de volgende oliebeurt aan te ge-
ven. De indicator voor olieverversing
is gebaseerd op de belasting van de
motor, wat betekent dat de periodieke
oliebeurten afhankelijk zijn van uw
persoonlijke rijstijl.
Als dit bericht niet wordt gereset, ver-
schijnt dit bericht telkens wanneer u
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN zet.
EVIC HOOFDMENU
Druk eenmaal kort op de knop MENU
om een functie van het hoofdmenu te
kiezen. Na de laatste functie in de lijst
wordt de eerste functie in de lijst op-
nieuw weergegeven. Het hoofdmenu
bevat de volgende functies:
Kompas, Buitentemperatuur,
Weergave van audio-informatie
(indien radio is ingeschakeld)
Average Fuel Economy (Gemiddeld brandstofverbruik)
Afstand tot lege tank
Weergave status bandenspanning Elapsed Time (Verstreken tijd)
Keuze eenheden EVIC
Systeemstatus
Persoonlijke instellingen
OPMERKING: Voor functies van
het EVIC die kunnen worden gere-
set (gemiddeld brandstofverbruik
en verstreken tijd), geeft het EVIC
een reset aan met de afbeelding
van een selectieknop en het woord
RESET ernaast.
Wanneer de selectieknop wordt inge-
drukt, wordt de geselecteerde functie
gereset en verschijnt RESET ALL
naast de afbeelding van de selectie-
knop. Door een tweede maal op de
selectieknop te drukken, worden zo-
wel het gemiddeld brandstofverbruik
als de verstreken tijd gereset. Indien
gedurende drie seconden niet op SE-
LECT wordt gedrukt, wordt vanuit
RESET ALL teruggekeerd naar RE-
SET en wordt alleen de geselecteerde
functie gereset.
134