Lancia Flavia 2013 Instructieboek (in Dutch)

Page 231 of 268

Verzorging van het interieur
Gebruik een vochtige doek voor het
reinigen van de interieurbekleding.
Gebruik geen bijtende reinigingspro-
ducten.
De kwaliteit van lederen bekleding
blijft het best behouden door deze te
reinigen met een zachte, vochtige
doek. Stofdeeltjes of vuil kunnen een
schurend effect hebben en de lederen
bekleding beschadigen. Verwijder
deze daarom direct met een vochtige
doek. Hardnekkige vlekken kunt u
gemakkelijk verwijderen met een
zachte doek en de juiste producten.
Voorkom dat lederen bekleding wordt
doordrenkt met welke vloeistof dan
ook. Reinig uw lederen bekleding
nooit met polish, olie, reinigingsvloei-
stoffen, oplosmiddelen, afwasmidde-
len of schoonmaakmiddelen op am-
moniakbasis. Het gebruik van
speciale onderhoudsmiddelen voor le-
der is niet vereist om de originele kwa-
liteit te behouden.
WAARSCHUWING!
Gebruik nooit vluchtige oplosmid-
delen om te reinigen. Dergelijke
stoffen zijn vaak brandbaar en
kunnen bij gebruik in afgesloten
ruimten ademhalingsproblemen
veroorzaken.
Koplampen reinigen
Uw auto is uitgerust met kunststof
koplamplenzen die lichter en minder
gevoelig voor steenslag zijn dan gla-
zen koplamplenzen.
Kunststof is minder krasbestendig
dan glas. Ga daarom anders te werk
bij het reinigen van de koplamplens.
Om krassen tot een minimum te be-
perken en de lichtopbrengst maxi-
maal te houden, mogen de koplamp-
lenzen niet met een droge doek
worden schoongemaakt. Verwijder
vuil met een milde zeepoplossing en
spoel goed na.
Gebruik nooit schurende reinigings-
middelen, oplosmiddelen, staalwol of
andere bijtende stoffen om de lenzen
te reinigen. Ruitoppervlakken
Alle ruiten behoren regelmatig met
een normale glasreiniger te worden
gereinigd. Gebruik nooit schurende
reinigingsmiddelen. Wees voorzichtig
bij het reinigen van de binnenkant
van de achterruit, die is voorzien van
achterruitverwarming of de achterzij-
ruit aan de rechterkant die is voorzien
van een radioantenne. Gebruik geen
schrapers of andere scherpe voorwer-
pen die de elementen kunnen bescha-
digen.
Wanneer u de binnenspiegel schoon-
maakt, moet u het reinigingsmiddel
op de gebruikte doek aanbrengen.
Spuit de reinigingsvloeistof niet recht-
streeks op de spiegel.
Kunststoflenzen van
instrumentengroep reinigen
De lenzen voor de instrumenten in
deze auto zijn gemaakt van doorzich-
tige kunststof. Wees bij het reinigen
van deze lenzen extra voorzichtig om
krassen te voorkomen.
225

Page 232 of 268

1. Reinig met een zachte, natte doek
of met een doek van microvezel.
Eventueel kan een zachte zeepoplos-
sing worden gebruikt, maar gebruik
in geen geval reinigingsalcohol of bij-
tende of schurende reinigingsmidde-
len. Verwijder de zeep met een schone,
vochtige doek.
2. Drogen met een zachte doek.
Verzorging van autogordels
Bleek of verf de gordels nooit en reinig
ze niet met chemische oplosmiddelen
of schurende reinigingsmiddelen. De
gordelband kan hierdoor worden aan-
getast. Ook zonnestraling kan de stof
aantasten.
Als u de gordels moet reinigen, ge-
bruik dan MOPAR® Total Clean of
een gelijkwaardig product, een milde
zeepoplossing of lauw water. Verwij-
der de gordels niet uit de auto om ze te
wassen. Drogen met een zachte doek.
Laat de gordels vervangen wanneer ze
rafels of slijtplekken vertonen of wan-
neer de gespsluitingen niet goed func-
tioneren.BEKERHOUDERS IN DE
MIDDENCONSOLE
REINIGEN
Verwijderen
Pak het rubberen deel van de beker-
houder vast en trek hem omhoog.
Reiniging
Leg de rubberen voering van de be-
kerhouder in een sopje van warm
kraanwater en een theelepel mild
vloeibaar vaatwasmiddel. Laat het
rubber ongeveer een uur weken. Haal
het rubber na een uur uit het water en
dompel het vervolgens nog een keer of
zes onder. Nog achtergebleven vuil zal
zo gemakkelijk loslaten. Spoel de voe-
ring grondig af onder warm stromend
water. Schud achtergebleven drup-
pels af en droog de buitenkant met
een schone en zachte doek.
Aanbrengen
Breng de voering in lijn met de beker-
houder en druk hem stevig naar bene-
den.
VERZORGING VAN
CABRIOLETDAK
LET OP!
Het negeren van de volgende waar-
schuwingen kan leiden tot water-
schade, vlekken of schimmel op het
materiaal van het dak:
 Vermijd wasstraten waar auto's
onder hoge druk worden gewas-
sen om beschadiging van het ma-
teriaal van het dak te voorkomen.
Bovendien kan bij een hoge wa-
terdruk water de auto binnen-
dringen via de afdichtstrippen.
 Voordat u het dak opent, moet u eerst eventuele waterplassen op
het dak verwijderen en het dak
droogmaken. Als u het dak be-
dient of een portier of raam opent
terwijl het dak nat is, kan er water
in uw auto komen.
 Was de auto altijd voorzichtig. Bij waterdruk op de afdichtstrippen
kan er water de auto binnendrin-
gen.
226

Page 233 of 268

Wij raden u aan om eventueel vuil
altijd zo snel mogelijk te verwijderen.
Als u het dak regelmatig schoon-
maakt, gaat het langer mee, blijft het
mooier en houdt u het makkelijker
schoon. Laat het dak niet te warm
worden. Zuig het dak en de opberg-
ruimte regelmatig schoon met een
stofzuiger.
Wassen
Wij raden u met klem aan om uw auto
met de hand te wassen. In een auto-
matische wasstraat kan het materiaal
van het dak beschadigd raken. Als u
uw auto toch in een wasstraat wilt
laten wassen, kies dan voor een was-
straat die geschikt is voor auto's met
een stoffen dak.LET OP!
Vermijd wasstraten waar auto's on-
der hoge druk worden gewassen om
beschadiging van het materiaal van
het dak te voorkomen. Bovendien
kan bij een hoge waterdruk water
de auto binnendringen via de af-
dichtstrippen.Algehele schoonmaakbeurt
U kunt stof en ander vuil het best van
het dak verwijderen door het dak
eerst schoon te zuigen met een stofzui-
ger voordat u het gaat wassen. Was uw
auto bij voorkeur in de schaduw en
niet in de volle zon. Maak eerst de rest
van de auto nat voordat u het dak gaat
schoonmaken. Maak het dak schoon
met een zachte, natuurlijke borstel en
een milde zeepoplossing zoals vloei-
baar vaatwasmiddel. Gebruik geen
schoonmaakmiddel.
LET OP!
Gebruik nooit een schuurmiddel of
bleekmiddel. Gebruik geen midde-
len die siliconen, organische oplos-
middelen, aardoliedestillaat of
weekmakers bevatten. Wacht eerst
totdat het dak helemaal droog is
voordat u het opent en neerlaat in
de opbergruimte.
Boen in alle richtingen en werk in
stukken van 50 vierkante centimeter.
Boen niet te hard. Spoel de hele auto
af met water om alle zeep en vuil van het stoffen dak te verwijderen en stre-
pen op gelakte en chromen opper-
vlakken te voorkomen. Laat het dak
eerst drogen voordat u het opent. Als
u het dak schoonzuigt met een werk-
plaatsstofzuiger voor natte/droge toe-
passingen droogt het sneller, wordt
het goed schoon en voorkomt u stre-
pen op het materiaal. Bij hardnekkige
vlekken moet u het dak mogelijk
meerdere keren schoonmaken. Als er
vlekken zijn die u er niet uitkrijgt,
neem dan contact op met uw dealer
voor suggesties.
Extra schoonmaakprocedure
Voor het schoonmaken van hardnek-
kige vlekken brengt u een geschikt
middel aan op de hele vlek en op een
gebied van 50 mm rondom de vlek.
Boen met een zachte borstel over de
vlek in alle richtingen. Boen niet te
hard. Spoel het gebied af met warm
water. Als de vlek nog steeds zicht-
baar is, herhaalt u de schoonmaak-
procedure. Als de vlek is verdwenen,
spoelt u het hele dak af met warm
water. Laat het dak eerst drogen voor-
dat u het opent.
227

Page 234 of 268

Bescherming
Om het dak mooi te houden, raden wij
u aan om regelmatig een bescherm-
product op het materiaal aan te
brengen. U kunt het best een be-
schermproduct voor textiel gebrui-
ken. Zorg dat het dak schoon en droog
is voordat u het beschermproduct
gaat aanbrengen.LET OP!
Zorg dat het beschermproduct niet
in aanraking komt met de afdicht-
strippen, sierstrippen, de lak en het
glas. Deze onderdelen kunnen an-
ders beschadigd raken.
VERZORGING VAN
AFDICHTSTRIPPEN -
ZACHT EN HARD DAK
Smeer de afdichtstrippen van het dak
en de portierramen regelmatig met
een smeermiddel voor afdichtstrippen
om de strippen zacht en soepel te hou-
den. ZEKERINGEN
GEÏNTEGREERDE
VOEDINGSMODULE
De geïntegreerde voedingsmodule
(TIPM) bevindt zich in de motor-
ruimte, bij het luchtfilter. Deze mo-
dule bevat patroonzekeringen en mi-
nizekeringen. Aan de binnenkant van
het deksel kan een label zijn afge-
drukt waarmee ieder onderdeel wordt
aangeduid. Raadpleeg de afbeelding
hieronder voor de plaatsen van de
ZEKERINGEN/TIPM.
Geïntegreerde voedingsmodule
228

Page 235 of 268

LocatiePatroonzeke-
ring Minizekering Omschrijving
1 40 A groen — Power Top-module
2 —20 A geel Vacuümpomp remsysteem
3 —10 A rood Derde remlicht (midden) / remschakelaar
4 —10 A rood Contactschakelaar
5 —20 A geel Trekhaak (indien aanwezig)
6 —10 A rood Bedieningselementen elektrisch bediende buitenspiegels /
klimaatregeling
7 —30 A groen Spanning bij uitgeschakeld contact (IOD), sensor 1
8 —30 A groen Spanning bij uitgeschakeld contact (IOD), sensor 2
9 40 A groen Accuspanning – elektrisch verstelbare stoelen (voor be-
paalde uitvoeringen/landen)
10 —20 A geel Instrumentenpaneel / centrale portiervergrendeling / interi-
eurverlichting
11 — 15 A lichtblauw Selecteerbaar aansluitcontact (in middenarmsteun)
12 —20 A geel —
13 —20 A geel Contact / sigarettenaansteker
14 —10 A rood Instrumentenpaneel
15 40 A groen — Relais radiateurventilator
16 — 15 A lichtblauw Zonnedak (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
17 —10 A rood Draadloze regelmodule (WCM) / klok / stuurbedieningsmo-
dule (SCM)
18 40 A groen — Relais automatische uitschakeling (ASD)
19 —20 A geel Audioversterker (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
229

Page 236 of 268

LocatiePatroonzeke-
ring Minizekering Omschrijving
20 — 15 A lichtblauw Radio
21 — 10 A rood Sirene (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
22 — 10 A rood Contact aan – Klimaatregeling/Verwarmde bekerhouder (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
23 — 15 A lichtblauw Automatische uitschakeling (ASD), relais 3
24 — 25 A blanco Zonnedak (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
25 — 10 A rood Contact aan — verwarmde buitenspiegels (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
26 — 15 A lichtblauw Automatische uitschakeling (ASD), relais 2
27 — 10 A rood Contact aan – module inzittendenclassificatie / controller beveiligingssysteem voor inzittenden
28 — 10 A rood Contact aan — module inzittendenclassificatie / controller beveiligingssysteem voor inzittenden
29 — — Auto warm (geen zekering vereist)
30 — 20 A geel Contact aan — stoelverwarming (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
31 — 10 A rood Koplampsproeier (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
32 30 A roze — Automatische uitschakeling (ASD), relais 1
33 —10 A rood Rij schakelaars / diagnose-aansluiting / regelmodule aan-
drijflijn (PCM)
34 30 A roze — ABS-module (voor bepaalde uitvoeringen/landen)/
elektronisch stabiliteitsregelsysteem ESP (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
230

Page 237 of 268

LocatiePatroonzeke-
ring Minizekering Omschrijving
35 40 A groen — ABS-module (voor bepaalde uitvoeringen/landen)/
elektronisch stabiliteitsregelsysteem ESP (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
36 30 A roze — Module passagiersportier (PDM) / module bestuurderspor-
tier (DDM)
37 —25 A blanco Power Top-module (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
LET OP!
 Let erop dat de kap van de geïn­
tegreerde voedingsmodule tijdens
het aanbrengen in de juiste stand
wordt geplaatst en volledig wordt
vergrendeld. Als dit wordt nage-
laten, kan er water in de geïnte­
greerde voedingsmodule komen,
waardoor mogelijk storing in het
elektrische systeem optreedt.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
 Vervang zekeringen uitsluitend door exemplaren met dezelfde
ampèrewaarde. Wanneer u een
zekering vervangt door een zeke-
ring met een hogere ampère-
waarde, kan het elektrische sys-
teem gevaarlijk overbelast raken.
Als nieuwe zekeringen met de
juiste ampèrewaarde meteen
doorbranden, is er een defect in
het circuit dat gerepareerd moet
worden.
STALLEN VAN DE AUTO
Als u meer dan 21 dagen geen ge-
bruikmaakt van uw auto, wilt u mo-
gelijk voorzorgsmaatregelen nemen
ter bescherming van de accu.  Verwijder de minizekering met het
opschrift IOD (Ignition Off-Draw,
spanning bij uitgeschakeld contact)
in de stroomverdeelkast.
 Of koppel de minkabel van de accu los. Zie “Voorbereiding voor het
starten met startkabels” bij “Star-
ten met startkabels” voor de locatie
van de minpool.

Wanneer u de auto twee weken hebt
gestald of niet hebt gebruikt (bijv. in
de vakantie), laat het aircosysteem
daarna dan gedurende vijf minuten
werken bij stationair toerental in de
buitenlucht en met een hoog aanja-
gertoerental. Zo wordt het systeem
voldoende gesmeerd en wordt de
kans op schade aan de aircocom-
pressor tot een minimum beperkt
wanneer u het systeem weer start.
231

Page 238 of 268

VERVANGENDE LAMPEN
Alle interieurlampjen hebben een
messing of glazen wigvormige fitting.
Gloeilampen met aluminium fitting
zijn niet goedgekeurd en mogen bij
vervanging niet worden gebruikt.
GLOEILAMPEN –
Interieur Lampnr.
Interieurverlichting /
leeslamp vóór . . . . . . 578/W5W
Interieurverlichting /
leeslamp midden . . . . 578/W5W
Verlichting
handschoenenkastje . . . . . . . 194
Lampje versnellingsindica-
tor . . . . . . . . . . . . . . IKLE14140
Bagageruimteverlichting . . . 579
OPMERKING: Informeer bij uw
dealer voor instructies over het
vervangen van verlichte schake-
laars.GLOEILAMPEN –
Buitenverlichting Lampnr.
Bi-halogeen koplamp . . . . HIR2
Richtingaanwijzer
vóór . . . . . . . . . . . . . . 3157NAK
Parkeerlicht vóór . . . . . . . . LED
(service bij erkende dealer)
Zijknipperlicht . . . . . . . . WY5W
Mistlamp vóór . . . . . . . . . . . H11
Derde remlicht (midden) . . LED (service bij erkende dealer)
Achterlicht/remlicht . . . . . . LED (service bij erkende dealer)
Richtingaanwijzer
achter . . . . . . . . . . . . . . . W16W
Mistlamp achter . . . . . . . . . LED (service bij erkende dealer)
Achteruitrijlicht . . . . . . . W16W
Kentekenverlichting . . . . . W5W GLOEILAMPEN
VERVANGEN
KOPLAMP
LET OP!
Laat lampen voor zover mogelijk
vervangen door een LANCIA-
dealer. De juiste werking en rich-
ting van de buitenverlichting zijn
essentieel voor veilig rijden volgens
de verkeersregels.
1. Open de motorkap en ondersteun
hem. Zoek de stekker achter de kop-
lamp.
OPMERKING: Het kan nodig
zijn het luchtfilterhuis te verwij-
deren en de geïntegreerde voe-
dingsmodule te verplaatsen voor-
dat u de lamp van het dimlicht aan
bestuurderszijde kunt vervangen.
232

Page 239 of 268

2. Pak de connector vanaf de achter-
zijde van het lamphuis vast.
3. Draai de lamp en de connector een
kwart slag en trek deze uit het lamp-
huis.LET OP!
Raak de nieuwe gloeilamp niet met
de vingers aan. Contact met huid-
vet verkort de levensduur van de
lamp.4. Trek de lamp uit de fitting en ver-
vang de lamp.
5. Wanneer de lamp in aanraking is
gekomen met vet, reinig deze dan
eerst met reinigingsalcohol.
6. Breng de lamp en de fitting in het
lamphuis aan en draai deze een kwart
slag rechtsom.
RICHTINGAANWIJZER
VÓÓR
1. Open de motorkap en ondersteun
hem.
2. Draai de elektrische connector van
de lamp een kwart slag linksom en
verwijder deze uit het koplamphuis.
3. Verwijder de lamp uit het contact
en breng de nieuwe gloeilamp aan. 4. Breng de lamp en de connector in
het lamphuis aan en draai de connec-
tor een kwart slag rechtsom om hem
vast te zetten.
MISTLAMP VÓÓR
OPMERKING: De toegang tot de
lampen via de onderste grille-
opening is beperkt. Wij raden aan
het stuurwiel te draaien om de
lampen beter bereikbaar te maken
en het binnenspatscherm te ver-
wijderen.
1. Draai de elektrische connector van
de lamp een kwart slag linksom en
verwijder deze uit het mistlamphuis.
2. Verwijder de lamp uit het contact
en breng de nieuwe gloeilamp aan.
LET OP!Raak de nieuwe gloeilamp niet met
de vingers aan. Contact met huidvet
verkort de levensduur van de lamp.
Wanneer de lamp in aanraking is
gekomen met vet, reinig deze dan
eerst met reinigingsalcohol.
233

Page 240 of 268

3. Breng de lamp en de connector in
het mistlamphuis aan en draai de con-
nector een kwart slag rechtsom om
hem vast te zetten.
RICHTINGAANWIJZER
ACHTER
1. Open de bagageruimte en trek
voorzichtig de bekleding achter het
achterlicht los (hiertoe moet een
drukpen waarmee de bagagruimtebe-
kleding achter het achterlicht is be-
vestigd worden verwijderd).
2. Verwijder de twee kunststof vleu-
gelmoeren van het achterlichthuis.OPMERKING: Plaats vanuit de
binnenzijde van de bagageruimte
een dunne schroevendraaier of
soortgelijk gereedschap tussen de
buitenste kogelbout van de lamp
en de kunststof afdichting om de
buitenste rand van het achterlicht
los te maken.
3. Pak het achterlicht bij zowel de
buiten- als binnenzijden vast en trek
het krachtig uit de auto.
OPMERKING: Het is normaal
wanneer een luid geluid hoorbaar
is wanneer het onderste gedeelte
van de lamp loskomt van de beves-
tiging.
4. Draai de fitting en verwijder deze
van de lamp.5. Verwijder de lamp uit de fitting en
vervang de lamp.
6. Breng het achterlicht, de bevesti-
gingen en de bekleding van de baga-
geruimte weer aan.
ACHTERUITRIJLICHT
1. Verwijder vier duwpennen uit de
onderkant van de onderste afhan-
gende rand (van links naar rechts:
1ste, 3de, 6de en 8ste) en twee duw-
pennen uit de achterkant van de hou-
der.
2. Trek de houder naar voren uit de
auto.
3. Verwijder de fitting uit de behui-
zing met
¼ draai linksom.
4. Trek de gloeilamp recht naar vo-
ren uit de fitting (niet draaien) en
breng de nieuwe gloeilamp aan.
5. Plaats de fitting terug in de behui-
zing met ¼ draai rechtsom.
6. Plaats de houder terug.
7. Klik de (6) duwpennen terug op
hun plaats.234

Page:   < prev 1-10 ... 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 270 next >