Lancia Thema 2013 Instructieboek (in Dutch)

Page 281 of 380

rijden, voordat het bandenspannings-
controlesysteem deze informatie ont-
vangt.
Waarschuwing onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem
Als een systeemstoring wordt gedetec-
teerd, knippert het bandenspannings-
lampje gedurende 75 seconden en
blijft het vervolgens continu branden.
Bij een systeemstoring wordt ook een
geluidssignaal weergegeven. Daar-
naast wordt in het EVIC ten minste
vijf seconden lang het bericht "SER-
VICE TPM SYSTEM" (onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem
noodzakelijk) weergegeven. Daarna
worden er streepjes (- -) getoond in
plaats van bandenspanningswaarden
om aan te geven welke sensor niet
meer werkt.
Als het contact wordt uitgeschakeld
en vervolgens weer ingeschakeld, zal
deze reeks worden herhaald wanneer
de systeemstoring zich nog steeds
voordoet. Als de systeemstoring is op-
geheven, stopt het bandenspannings-
lampje met knipperen, verdwijnt het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM"(onderhoud bandenspanningscontro-
lesysteem noodzakelijk) en verschijnt
er een spanningswaarde in plaats van
de streepjes. Een systeemstoring kan
de volgende oorzaken hebben:
1. Signaalstoring door elektronische
apparatuur of nabijheid van installa-
ties die dezelfde radiofrequenties ge-
bruiken als de bandenspanningssen-
soren.
2. Kleuring van de autoramen met
materiaal dat radiosignalen blok-
keert.
3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of
de wielkasten.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
5. Gebruik van wielen/banden die
niet zijn uitgerust met bandenspan-
ningssensoren.
Het bericht "SERVICE TPM SYS-
TEM" (onderhoud bandenspannings-
controlesysteem noodzakelijk) wordt
ook minimaal vijf seconden in het
EVIC weergegeven wanneer een sen-
sor zich niet op de juiste plaats be-
vindt. In dat geval wordt bericht
"SERVICE TPM SYSTEM" (onder-
houd bandenspanningscontrolesys-
teem noodzakelijk) gevolgd door een
afbeelding waarin de bandenspan-
ningswaarden nog steeds worden
weergegeven. Dit duidt erop dat de
bandenspanningswaarden nog steeds
van de bandenspanningssensoren
worden ontvangen, maar dat deze
sensoren zich mogelijk niet op de
juiste plaats bevinden. Het systeem
vereist echter nog steeds onderhoud
zolang het bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem noodzakelijk)
wordt weergegeven.
Auto's met compact reservewiel
1. Het compacte reservewiel heeft
geen bandenspanningssensor.
Daarom wordt de bandenspanning
van het compacte reservewiel niet
door het bandenspanningscontrole-
systeem geregistreerd.
275

Page 282 of 380

2. Als u het compacte reservewiel
aanbrengt in plaats van een band met
een spanning onder de waarschu-
wingsgrens, blijft het bandenspan-
ningslampje branden en klinkt er een
geluidssignaal wanneer u het contact
uit en weer inschakelt. Daarnaast
blijft de bandenspanningswaarde in
de afbeelding in het EVIC knipperen.
3. Nadat u maximaal 20 minuten
met een snelheid van meer dan
24 km/u heeft gereden, gaat het ban-
denspanningslampje gedurende 75
seconden knipperen en vervolgens
continu branden. Daarnaast wordt in
het EVIC ten minste vijf seconden
lang het bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem noodzakelijk)
weergegeven. Daarna worden er
streepjes (- -) getoond in plaats van
bandenspanningswaarden.4. Telkens wanneer het contact
wordt uit en ingeschakeld klinkt een
geluidssignaal, knippert het banden-
spanningslampje gedurende 75 se-
conden waarna het blijft branden, en
wordt op het EVIC het bericht "SER-
VICE TPM SYSTEM" (onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem
noodzakelijk) gedurende minimaal
vijf seconden weergegeven gevolgd
door streepjes (- -) in plaats van de
bandenspanningswaarden.
5. Zodra de originele band is gerepa-
reerd of vervangen en op de auto
wordt gemonteerd in plaats van het
compacte reservewiel, wordt het ban-
denspanningscontrolesysteem auto-
matisch bijgewerkt. Verder gaat het
bandenspanningslampje uit en geeft
de afbeelding in het EVIC een nieuwe
spanningswaarde weer in plaats van
streepjes (- -), tenzij de spanning van
een van de vier banden lager is dan de
waarschuwingsgrens. Het is mogelijk
dat u eerst ongeveer 20 minuten met
een snelheid hoger dan 24 km/u moet
rijden, voordat het bandenspannings-
controlesysteem deze informatie ont-
vangt.BANDENSPANNINGSCON-
TROLESYSTEEM UIT-
SCHAKELEN
Het bandenspanningscontrolesys-
teem kan worden uitgeschakeld als
alle vier de wielen met banden worden
vervangen door wielen met banden
die geen bandenspanningssensoren
hebben, bijvoorbeeld wanneer winter-
banden op de auto worden gezet. Om
het bandenspanningscontrolesysteem
uit te schakelen, moeten alle vier de
(originele) banden met wielen met
bandenspanningssensoren weer ver-
vangen worden door banden zijn
voorzien van bandenspanningssenso-
ren. Rijd vervolgens 20 minuten met
een snelheid van meer dan 24 km/u.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem geeft een geluidssignaal, het
bandenspanningslampje knippert ge-
durende 75 seconden en brandt
daarna continu, en het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
geeft het bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem noodzakelijk)
weer, gevolgd door streepjes (--) in
276

Page 283 of 380

plaats van de bandenspanningswaar-
den. De eerstvolgende keer dat het
contact wordt ingeschakeld, zal het
bandenspanningscontrolesysteem
niet langer een geluidssignaal weerge-
ven en het bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem noodzakelijk)
niet langer tonen in het EVIC. De
streepjes (--) blijven echter de plaats
innemen van de spanningswaarden.
Om het bandenspanningscontrolesys-
teem weer in te schakelen, moeten alle
vier de banden met wielen weer ver-
vangen worden door banden die voor-
zien zijn van bandenspanningssenso-
ren. Rijd vervolgens maximaal 20
minuten met een snelheid van meer
dan 24 km/u. Het bandenspannings-
controlesysteem geeft een geluidssig-
naal, het bandenspanningslampje
knippert gedurende 75 seconden en
dooft vervolgens, en het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
geeft het bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem noodzakelijk)weer. Het EVIC toont ook de span-
ningwaarden in plaats van de streep-
jes. Als de auto opnieuw wordt gestart
zal het bericht "SERVICE TPM SYS-
TEM" (onderhoud bandenspannings-
controlesysteem noodzakelijk) niet
meer verschijnen zolang er zich geen
systeemstoring voordoet.
BRANDSTOFVEREISTEN
— BENZINEMOTOREN
3,6-LITER MOTOR
Alle motoren voldoen aan alle
emissie-eisen, hebben een laag brand-
stofverbruik en bieden optimale rijei-
genschappen als u hoogwaardige
loodvrije benzine met een minimum
octaangehalte van 91 gebruikt. Het
gebruik van superbenzine wordt afge-
raden, omdat dit voor deze motoren
geen voordelen ten opzichte van nor-
male benzine biedt.
Licht pingelen bij lage motortoeren-
tallen is niet schadelijk voor de motor.
Aanhoudend ernstig pingelen bij hoge
motortoerentallen kan echter schade
veroorzaken en vereist onmiddellijkonderhoud. Benzine van slechte kwa-
liteit kan problemen veroorzaken, zo-
als slecht starten, afslaan en haperen
van de motor. Als u last heeft van
dergelijke storingen, probeer dan
eerst een ander merk benzine voordat
u contact opneemt met uw dealer.
Meer dan 40 automobielfabrikanten
overal ter wereld hebben uniforme
specificaties opgesteld voor de kwali-
teit van brandstoffen (het Worldwide
Fuel Charter oftewel het WWFC).
Deze specificaties definiëren de nood-
zakelijke eigenschappen voor de opti-
male emissiewaarden, prestaties en
duurzaamheid van uw auto. De fabri-
kant raadt het gebruik van benzine
aan die voldoet aan de WWFC-
specificaties.
Naast loodvrije benzine met het juiste
octaangehalte, wordt ook benzine
aanbevolen waaraan reinigingsmid-
delen en additieven voor corrosiepre-
ventie en stabiliteit zijn toegevoegd.
Het gebruik van benzine met deze
additieven heeft een gunstige invloed
op het brandstofverbruik, verlaagt de
emissiewaarden en handhaaft de mo-
torprestaties.
277

Page 284 of 380

Benzine van slechte kwaliteit kan pro-
blemen veroorzaken, zoals slecht star-
ten, afslaan en haperen van de motor.
Als u last heeft van dergelijke storin-
gen, probeer dan eerst een ander merk
benzine voordat u contact opneemt
met uw dealer.
Methanol
Methanol (methyl- of houtalcohol)
wordt in uiteenlopende concentraties
gemengd met loodvrije benzine. Er
zijn brandstoffen verkrijgbaar die 3%
of meer methanol bevatten, samen
met andere alcoholsoorten, die cosol-
venten worden genoemd. De fabri-
kant is niet aansprakelijk voor pro-
blemen die het gevolg zijn van
gebruik van methanol/benzine of
E-85-ethanolmengsels. Hoewel
MTBE een zuurstofverbinding op ba-
sis van methanol is, heeft het niet de
negatieve effecten van methanol.LET OP!
Gebruik geen benzine die methanol
of E-85-ethanol bevat. Het gebruik
van deze mengsels kan start- en(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
rijproblemen veroorzaken en
schade toebrengen aan essentiële
onderdelen van het brandstofsys-
teem.
Ethanol
De fabrikant raadt het gebruik van
brandstoffen aan die niet meer dan
10% ethanol bevatten. Wanneer u
brandstof tankt bij een benzinestation
van een bekend merk beperkt u de
kans dat deze limiet van 10% wordt
overschreden of dat u brandstof tankt
met abnormale eigenschappen. Houd
ook rekening met een hoger brand-
stofverbruik bij gebruik van met
ethanol vermengde brandstoffen,
vanwege de lagere energieopbrengst
van ethanol.
De fabrikant is niet aansprakelijk
voor problemen die het gevolg zijn
van gebruik van methanol/benzine of
E-85-ethanolmengsels. Hoewel
MTBE een zuurstofverbinding op ba-
sis van methanol is, heeft het niet de
negatieve effecten van methanol.
LET OP!
Het gebruik van brandstof met een
ethanolgehalte van meer dan 10%
kan motordefecten, start- en rijpro-
blemen, en aantasting van materi-
alen veroorzaken. Deze nadelige
werking kan blijvende schade aan
uw auto tot gevolg hebben.
Schone brandstof
Benzine wordt tegenwoordig veelal
gemengd als bijdrage aan een scho-
nere lucht, vooral in omgevingen met
ernstige luchtverontreiniging. Deze
nieuwe mengsels zorgen voor een
schonere verbranding.
De fabrikant ondersteunt deze in-
spanningen voor schonere lucht. U
kunt hieraan bijdragen door deze
brandstof te gebruiken.
MMT in benzine
MMT is een metaaladditief dat man-
gaan bevat en wordt in sommige ben-
zine gemengd om het octaangetal te
verhogen. Met MMT gemengde ben-
zine biedt geen prestatievoordelen in
vergelijking tot benzine met hetzelfde
278

Page 285 of 380

octaangetal zonder MMT. Benzine ge-
mengd met MMT verkort de levens-
duur van de bougies en vermindert de
prestaties van het emissieregelsys-
teem van sommige auto's. De fabri-
kant raadt het gebruik van benzine
zonder MMT aan voor uw auto. Het
MMT-gehalte van benzine wordt mo-
gelijk niet vermeld op de benzine-
pomp en daarom dient u bij uw ben-
zinepomp te informeren of de benzine
MMT bevat.
Brandstofadditieven
Naast loodvrije benzine met het juiste
octaangehalte, wordt ook benzine
aanbevolen waaraan reinigingsmid-
delen en additieven voor corrosiepre-
ventie en stabiliteit zijn toegevoegd.
Het gebruik van benzine met deze
additieven heeft een gunstige invloed
op het brandstofverbruik, verlaagt de
emissiewaarden en handhaaft de mo-
torprestaties.
Onzorgvuldig gebruik van reinigings-
middelen voor het brandstofsysteem
word afgeraden. Veel van deze stoffen
zijn bedoeld voor het verwijderen van
koolstof en glazuur en bevatten vaakactieve oplosmiddelen of soortgelijke
ingrediënten. Deze middelen kunnen
schade toebrengen aan pakkingen en
membranen in het brandstofsysteem.
WAARSCHUWING!
Koolmonoxide (CO) in uitlaatgas-
sen is dodelijk. Volg de onder-
staande voorschriften om koolmo-
noxidevergiftiging te voorkomen:
 Adem nooit uitlaatgassen in. Deze
bevatten namelijk koolmonoxide,
een kleur- en reukloos gas dat
dodelijk kan zijn. Laat de motor
nooit in een gesloten ruimte, zoals
een garage, draaien en blijf nooit
lange tijd in een stilstaande auto
met draaiende motor zitten. Wan-
neer de auto langere tijd met
draaiende motor buiten stilstaat,
stel uw ventilatiesysteem dan zo-
danig in dat buitenlucht naar
binnen wordt geblazen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
 Regelmatig onderhoud is een prima bescherming tegen kool-
monoxide. Laat het uitlaatsys-
teem altijd controleren wanneer
de auto op een hefbrug wordt ge-
zet. Laat defecten direct repare-
ren. Rijd tot na de reparatie altijd
met de ramen volledig geopend.
 Laat de achterklep dicht tijdens
het rijden om te voorkomen dat
koolmonoxide en andere giftige
uitlaatgassen de auto binnendrin-
gen.
BRANDSTOFVEREISTEN
— DIESELMOTOREN
Gebruik voor deze auto uitsluitend
hoogwaardige diesel welke voldoet
aan de richtlijnen van EN 590. Ook
biodieselmengsels welke voldoen
aan EN 590 kunnen worden ge-
bruikt.LET OP!
De fabrikant eist dat u voor deze
auto dieselbrandstof met ultralaag (Vervolgd)279

Page 286 of 380

LET OP!(Vervolgd)
zwavelgehalte (maximaal 15 ppm
zwavel) gebruikt en verbiedt het
gebruik van dieselbrandstof met
laag zwavelgehalte (maximaal 500
ppm zwavel), om schade aan het
emissieregelsysteem te voorkomen.WAARSCHUWING!
Meng de dieselbrandstof niet met
alcohol of benzine. Deze stoffen
kunnen onstabiel zijn onder be-
paalde omstandigheden en gevaar-
lijk of explosief wanneer ze worden
gemengd met dieselbrandstof.
Dieselbrandstof bevat vrijwel altijd
een kleine hoeveelheid water. Om pro-
blemen met het brandstofsysteem te
voorkomen, dient het water dat is ver-
zameld in de waterafscheider, te wor-
den afgetapt. Als u hoogwaardige
brandstof gebruikt en het boven-
staande advies bij koud weer opvolgt,
zijn er geen brandstofadditieven voor
de auto nodig. Een "premium" diesel-
brandstof met een hoog cetaangetal
(indien verkrijgbaar) kan het koud
starten en warmdraaien verbeteren. BRANDSTOF TANKEN
1. Druk op de ontgrendelknop voor
de brandstofvulklep (in het kaarten-
vakje van het bestuurdersportier).
2. Open de brandstofvulklep.
3. Er zit geen vuldop onder de brand-
stofvulklep. Het systeem wordt afge-
dicht door een afsluitklep in de lei-
ding.
4. Steek het tankpistool volledig in
de vulleiding – het tankpistool duwt
de afsluitklep open en houdt de klep
open tijdens het tanken.
OPMERKING: Alleen met een
tankpistool van het juiste formaat
kunnen de vergrendelingen wor-
den geopend, zodat de afsluitklep
open gaat.
5. Vul de tank met brandstof – wan-
neer het tankpistool "klikt" of wordt
afgesloten, is de brandstoftank vol.
6. Verwijder het tankpistool en sluit
de brandstofvulklep.
OPMERKING: In de ruimte van
het reservewiel in de bagageruimte
bevindt zich een trechter waarmee
u de afsluitklep kunt openen zodat
u brandstof kunt bijvullen met een
jerrycan.
Ontgrendelknop voor
brandstofvulklepBrandstofvulklep
280

Page 287 of 380

LET OP!
Voorkom morsen en overlopen van
brandstof.WAARSCHUWING!
 Houd brandende sigaretten envuur uit de buurt van de auto
wanneer de vulklep is geopend of
tijdens het tanken.
 Vul nooit brandstof bij wanneer
de motor draait. Dit is in strijd
met de meeste plaatselijke richt-
lijnen inzake brand en kan ertoe
leiden dat het storingslampje gaat
branden.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
 Er kan brand ontstaan als u een jerrycan vult met benzine terwijl
deze in de auto staat. Dit kan
leiden tot brandwonden. Zet een
jerrycan altijd op de grond tijdens
het vullen.
NOODONTGRENDELING
VOOR TANKKLEP
Wanneer u de brandstofvulklep niet
kunt openen, kunt u gebruikmaken
van de noodontgrendeling van de
tankklep.
1. Open de bagageruimte.
2. Verwijder de afdekking (op het
linker binnenste bekledingspaneel). 3. Trek aan de ontgrendelkabel.
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER
In dit hoofdstuk vindt u veiligheid-
stips en informatie over wat u redelij-
kerwijs wel en niet met uw auto mag
trekken. Lees deze informatie aan-
dachtig door voordat u met een aan-
hanger gaat rijden.
Volg de vereisten en aanbevelingen
voor het trekken van een aanhanger
uit deze handleiding op, zodat de ga-
rantie zijn geldigheid behoudt.
Brandstoftrechter
Afdekking
Ontgrendelkabel
281

Page 288 of 380

BEGRIPPEN VOOR HET
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER
De onderstaande definities geven een
verklaring voor de volgende begrip-
pen:
Maximaal toelaatbaar
totaalgewicht (GVWR)
Het GVWR is het maximaal toelaat-
bare totaalgewicht van de auto. Dit is
het gewicht van de auto inclusief de
bestuurder, passagiers, bagage en de
dissel. De totale belasting moet wor-
den beperkt om zo het GVWR niet te
overschrijden. Raadpleeg de para-
graaf "Belading van de auto / Voer-
tuigcertificatielabel" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer infor-
matie hierover.
Maximaal toelaatbaar
aanhangergewicht (GTW)
GTW staat voor het gewicht van de
aanhanger, plus het gewicht van alle
lading, verbruiksgoederen en appara-
tuur (vast of tijdelijk) in of op de
aanhanger in "geladen en gebruiks-
klare" staat. De aanbevolen manierom het GTW te meten is de geladen
aanhanger op een weegbrug plaatsen.
Het volledige gewicht van de aanhan-
ger moet op de weegbrug rusten.
Maximaal toelaatbaar
treingewicht (GCWR)
GCWR is het totaal toelaatbare ge-
wicht van uw auto in combinatie met
de aanhanger.
OPMERKING: In het GCWR is re-
kening gehouden met een gewicht
van 68 kg voor de bestuurder.
Maximaal toelaatbare asbelasting
(GAWR)
Het GAWR is de maximaal toelaat-
bare belasting van de vooras en de
achteras. Verdeel de lading gelijkma-
tig over de voor- en achteras. Zorg
ervoor dat u zowel het GAWR voor de
vooras als voor de achteras niet over-
schrijdt. Raadpleeg de paragraaf "Be-
lading van de auto / Voertuigcertifica-
tielabel" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
WAARSCHUWING!
Het is belangrijk dat het GAWR
zowel voor als achter niet wordt
overschreden. Als een van de waar-
den wordt overschreden, kunnen
gevaarlijke situaties tijdens het rij-
den ontstaan. U zou de macht over
het stuur kunnen verliezen en een
aanrijding kunnen veroorzaken.
Disselgewicht (TW)
Het disselgewicht (TW) is de neer-
waartse kracht die door de aanhang-
wagen wordt uitgeoefend op de trek-
haak. In de meeste gevallen mag dit
niet minder zijn dan 7% of meer dan
10% van de lading van de aanhang-
wagen. Het disselgewicht moet niet
hoger zijn dan het gecertificeerde ver-
mogen van de trekhaak of het vermo-
gen van het disselgewicht, wat minder
is. Het moet minder zijn dan 4% van
de lading van de aanhangwagen,
maar niet minder dan 25 kg. U moet
de disselbelading beschouwen als een
deel van de belading op uw auto en
zijn maximaal toelaatbare asbelasting
(GAWR).
282

Page 289 of 380

Frontaal oppervlak
Het frontale oppervalk is gelijk aan de
maximale hoogte van de aanhanger
vermenigvuldigd met de maximale
breedte van de aanhanger.
Antislingerregeling
De antislingerregeling bestaat uit een
mechanische telescopische verbin-
ding tussen de trekhaak en de aan-
hangerdissel die een afstelbare dem-
ping van ongewenste slingeringen van
de aanhanger mogelijk maakt.
Indien aanwezig, detecteert de antis-
lingerregeling voor aanhangers (Trai-
ler Sway Control (TSC)) een slinge-
ring van de aanhanger en remt
automatisch de afzonderlijke wielen
af en/of vermindert het motorvermo-
gen om het slingeren tegen te gaan.
Gewichtsdragende trekhaak
Een gewichtsdragende trekhaak on-
dersteunt het disselgewicht van de
aanhanger alsof het bagage betreft die
op de trekhaak of elders aan de auto isbevestigd. Deze trekhaken zijn tegen-
woordig het populairst en worden ge-
bruikt voor kleine en middelgrote
aanhangers.
Gewichtsverdelende trekhaak
Een gewichtsverdelend systeem ver-
deelt het gewicht met behulp van tor-
siestaven. Ze worden vooral gebruikt
bij zwaardere lasten, om het disselge-
wicht te verdelen over de vooras van
de trekkende auto en de as(sen) van
de aanhanger. Wanneer dit systeem
volgens de aanwijzingen van de fabri-
kant wordt gebruikt, zorgt het voor
gelijkmatiger rijden, een consistentere
besturing en remkarakteristiek het-
geen de veiligheid ten goede komt. De
montage van een extra frictie- / hy-
draulische stabilisator dempt even-
eens slingeringen die worden veroor-
zaakt door het verkeer en zijwind.
Een aanhangerstabilisator en ge-
wichtverdeelsysteem (lastverdeling)
wordt aanbevolen bij hogere gewich-
ten op de trekhaakkogel, afhankelijk
van de configuratie en belading van
de auto om het maximaal toelaatbaar
totaalgewicht niet te overschrijden.
WAARSCHUWING!
 Door een onjuiste gewichtsverde-
ling worden de rijeigenschappen
van de auto, de stabiliteit en het
remvermogen nadelig beïnvloed
wat een aanrijding tot gevolg kan
hebben.
 Gewichtverdeelsystemen zijn niet altijd geschikt voor gebruik in
combinatie met een oplooprem.
Neem contact op met de fabri-
kant(en) van de trekhaak en de
aanhangwagen of een vakbe-
kwame dealer in
aanhangwagens/caravans voor
meer informatie hierover.
BREEKKABELS
Europese voorschriften voor geremde
aanhangwagens tot maximaal
3.500 kg vereisen dat aanhangwagens
zijn voorzien van hetzij een secun-
daire koppelinrichting of een breek-
kabel.
De aanbevolen plaats voor bevesti-
ging van de breekkabel voor normale
aanhangers is de sleuf in de zijwand
van de aanhangerkoppeling.
283

Page 290 of 380

Met bevestigingspunt
 Bij een afneembare trekhaak wordtde kabel door het bevestigingspunt
geleid en aan zichzelf met een klem
vastgezet.
 Bij een vaste trekhaak met kogel bevestigt u de klem direct op het
daartoe bestemde punt. Deze alter-
natieve oplossing vereist speciale
toestemming van de fabrikant van
de aanhanger, omdat de klem wel-
licht niet sterk genoeg is voor ge-
bruik op deze manier. Zonder bevestigingspunten
 Bij een trekhaak met afneembare
kogel dient u zich te houden aan de
door de fabrikant of leverancier
aanbevolen werkwijze.  Bij de vaste trekhaak met kogel
moet de kabel in een lus rond de
hals van de trekhaakkogel worden
gelegd. Als u de kabel op deze ma-
nier bevestigt, mag u slechts één lus
leggen.
TREKGEWICHTEN
(MAXIMALE
AANHANGERGEWICHTEN)
In de onderstaande tabel worden de
maximale aanhangergewichten voor
uw type aandrijflijn weergegeven.Klem/lus-methode afneembare kogel
Klem/lus-methode vaste kogel
Hals/lus-methode afneembare kogel
Hals/lus-methode vaste kogel
284

Page:   < prev 1-10 ... 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 ... 380 next >