Lancia Ypsilon 2011 Instructieboek (in Dutch)
Page 141 of 299
BELANGRIJK
De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt
hun doeltreffendheid Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd
gedragen moeten worden.
139WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 142 of 299
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTENSTARTPROCEDURE VOOR
BENZINEVERSIES
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan en zet de versnellingsbak
in de vrijstand;
❒trap het koppelingspedaal volledig in zonder het
gaspedaal aan te raken;
❒draai de contactsleutel naar AVV en laat deze
los zodra de motor start.
Als de motor niet bij de eerste poging start, draai
dan de contactsleutel naar de stand STOP
alvorens de procedure te herhalen.
Als, met de contactsleutel in de stand MAR, het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel samen met het
waarschuwingslampjeblijft branden, draai
dan de sleutel naar STOP en weer terug naar
MAR; als het waarschuwingslampje blijft branden,
probeer dan met de andere sleutels die bij de
auto zijn geleverd.
Neem contact op met het Lancia Servicenetwerk
als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
Laat de contactsleutel nooit in de MAR stand
bij afgezette motor.STARTPROCEDURE VOOR DIESELVERSIES
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan en zet de versnellingsbak
in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel naar MAR: de
waarschuwingslampjes
en
op het
instrumentenpaneel gaan branden;
❒wacht tot de waarschuwingslampjes
en
doven;
❒trap het koppelingspedaal volledig in zonder het
gaspedaal aan te raken;
❒draai de contactsleutel naar AVV zodra het
waarschuwingslampje
dooft. Als te lang
wordt gewacht, is het werk van de
voorgloeibougies tevergeefs. Laat de sleutel los
zodra de motor start.
BELANGRIJK Bij koude motor moet het
gaspedaal volledig zijn opgekomen wanneer de
contactsleutel naar de stand AVV wordt gedraaid.
Als de motor niet bij de eerste poging start, draai
dan de contactsleutel naar de stand STOP
alvorens de procedure te herhalen.
140WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 143 of 299
Als, met de contactsleutel in de stand MAR, het
waarschuwingslampje
blijft branden, draai dan
de sleutel naar STOP en weer terug naar MAR;
als het waarschuwingslampje blijft branden,
probeer dan met de andere sleutels die bij de auto
zijn geleverd.
Neem contact op met het Lancia Servicenetwerk
als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
Als het waarschuwingslampje
na
het starten of na langdurig
"aanzwengelen" 60 seconden knippert,
duidt dit op een defect van de gloeibougies.
Als de motor start kan de auto zoals
gewoonlijk gebruikt worden, maar moet zo
snel mogelijk contact worden opgenomen met
het Lancia Servicenetwerk.
BELANGRIJK
Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien.
De motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere giftige
gassen.
BELANGRIJK
Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging
niet werken zolang de motor niet is gestart;
om die reden is meer kracht benodigd voor
de bediening van het rempedaal en het
stuur.Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale
prestaties van de auto te eisen (bijv.
snel accelereren, lange afstanden op
topsnelheid, krachtig remmen etc.).Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
141WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 144 of 299
Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden. Hierdoor
kan brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd wordt.
DE GESTARTE MOTOR OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
❒Rijd langzaam weg en laat de motor bij
gemiddelde toerentallen draaien. Geef niet
abrupt gas;
❒Verlang in het begin geen maximale prestaties.
Wacht tot de wijzer van de
koelvloeistoftemperatuurmeter begint te
bewegen.
DE MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand STOP
terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na een zware rit
wordt uitgezet, moet men hem even stationair
laten draaien. Hierdoor kan de temperatuur in de
motorruimte dalen.Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
PARKERENZet de motor af en trek de handrem aan. Schakel
een versnelling in (eerste als opwaarts wordt
geparkeerd en achteruit als neerwaarts wordt
geparkeerd) en laat de voorwielen iets gedraaid.
Als de auto op een steile helling wordt geparkeerd,
blokkeer de wielen dan met of wiggen of stenen.
Verwijder altijd de contactsleutel als de auto wordt
verlaten.
HANDREM
Trek, om de handrem in te schakelen, de hendel A
fig. 108 omhoog totdat de auto blokkeert. Trek,
om de handrem los te zetten, de hendel A iets
omhoog, druk de knop B in, houd deze ingedrukt
en laat de hendel zakken.
fig. 108
L0F0074
142WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 145 of 299
Als de auto op een steile helling wordt geparkeerd,
is het raadzaam om de wielen met wiggen of
stenen te blokkeren.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in de auto
achter. Verwijder altijd de contactsleutel als de
auto wordt verlaten en neem deze mee.
BELANGRIJK
De auto moet geremd worden na
enkele klikken van de hendel; indien
niet, neem dan contact op met het Lancia
Servicenetwerk om hem te laten afstellen.
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAKOm de versnellingen in te schakelen, trap het
koppelingspedaal volledig in en schakel de hendel
in de gewenste stand (het schema is aangegeven
op de pookknop fig. 109).
Om bij de versies 0.9 TwinAir 85 pk en 1.2 8V 69
pk vanuit de vrijstand de achterversnelling R in
te schakelen, brengt u draaischakelaar A fig. 109
omhoog terwijl u de hendel naar rechts en naar
achteren beweegt.
Om bij de uitvoering 1.3 16V MultiJet vanuit de
vrijstand de achteruitversnelling R in te schakelen,
beweegt u de hendel naar rechts en vervolgens
naar achteren.
fig. 109
L0F0058
143WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 146 of 299
BELANGRIJK De achteruit kan uitsluitend bij
stilstaande auto worden ingeschakeld. Wacht bij
draaiende motor minstens 2 seconden met het
koppelingspedaal helemaal ingetrapt alvorens de
achteruit in te schakelen om beschadiging aan
de tandwielen te voorkomen.
BELANGRIJK
Trap het koppelingspedaal helemaal
in om op juiste wijze te schakelen.
Daarom is het van fundamenteel belang dat
er niets onder het pedaal ligt: let erop dat
de matten vlak liggen en dat ze de slag van
de pedalen niet hinderen.Rijd niet met de hand op de pookknop
doordat de uitgeoefende druk, hoe
licht ook, na verloop van tijd slijtage
aan de interne onderdelen van de
versnellingsbak kan veroorzaken.
BRANDSTOFBESPARINGHierna volgen enkele nuttige tips om het
brandstofverbruik zo laag mogelijk te houden en
om de uitstoot van schadelijke gassen zoveel
mogelijk in te perken.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Voer de controles en registraties uit die in het
“Geprogrammeerd Onderhoudsschema“ zijn
aangegeven.
Banden
Controleer regelmatig en ten minste één keer per
maand de bandenspanning: als de spanning te
laag is, wordt de weerstand groter en neemt het
brandstofverbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte.
Het gewicht van de auto en de wieluitlijning
beïnvloeden in grote mate het brandstofverbruik
en de stabiliteit.
144WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 147 of 299
Imperiaal/skidrager
Verwijder het imperiaal of de skidrager na
gebruik. Deze accessoires reduceren de
aërodynamica van de auto, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt. Gebruik voor het
vervoer van grote voorwerpen een aanhanger,
indien mogelijk.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische apparatuur alleen wanneer
nodig. De achterruitverwarming, de verstralers,
de ruitenwissers en de aanjager van het
ventilatie-/verwarmingssysteem nemen veel
stroom op, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt (tot 25% in stadsverkeer).
Klimaatregeling
Het gebruik van de klimaatregeling doet het
brandstofverbruik toenemen. Gebruik wanneer de
buitentemperatuur het toelaat bij voorkeur alleen
het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde
aerodynamische accessoires kan de aërodynamica
nadelig beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij stilstaande
auto, noch met stationair toerental noch met een
hoog toerental: zo warmt de motor veel langzamer
op en nemen het verbruik en de uitstoot van
uitlaatgassen toe. Het is beter om meteen rustig
weg te rijden en hoge toerentallen te vermijden: op
deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in wanneer men voor een
stoplicht stil staat of alvorens de motor af te
zetten. Deze handeling is bij moderne auto's net
als het overschakelen met tussengas nutteloos. Het
verhoogt alleen het brandstofverbruik en de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Schakel een hogere versnelling in zodra de
verkeers- en wegomstandigheden dit toelaten. Snel
accelereren met een lage versnelling verhoogt het
brandstofverbruik.
Ook het oneigenlijk gebruik van een hoge
versnelling doet het verbruik en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen toenemen en veroorzaakt
motorslijtage.
145WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 148 of 299
Topsnelheid
Bij een hogere snelheid neemt het
brandstofverbruik fors toe. Rijd dus zoveel
mogelijk met een constante snelheid, vermijd
overbodig remmen en optrekken. Dit kost alleen
brandstof en verhoogt tevens de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Bruusk optrekken kost veel brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten kan de
motor niet de optimale bedrijfstemperatuur
bereiken.
Hierdoor neemt zowel het brandstofverbruik als
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen toe (van
+15% tot +30% in stadsverkeer).
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op drukke wegen, bijvoorbeeld bij filerijden
waarbij vooral lage versnellingen worden gebruikt,
of in de stad waar zich veel verkeerslichten
bevinden, zal het brandstofverbruik gevoelig
hoger zijn. Bochtige trajecten zoals bergwegen en
een slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.Stilstaan in het verkeer
Bij langere stilstanden (bijv. spoorwegovergangen)
is het raadzaam de motor af te zetten.
146WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 149 of 299
AANHANGERS TREKKENBELANGRIJKE OPMERKINGEN
Voor het trekken van aanhangers of caravans
moet de auto zijn voorzien van een goedgekeurde
trekhaak en een geschikte elektrische installatie.
De montage moet door een vakspecialist worden
uitgevoerd.
Monteer eventuele speciale en/of extra
achteruitkijkspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van de auto
door het gewicht van een aanhanger of caravan
wordt gereduceerd. Ook de remafstand wordt
langer en er is meer tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in bij een helling
omlaag om een continu gebruik van de rem te
voorkomen.
Op de trekhaak rust het gewicht van de aanhanger
waardoor het laadvermogen van de auto
proportioneel wordt gereduceerd. Om er zeker van
te zijn dat het maximum toelaatbaar getrokken
gewicht (op de typegoedkeuring vermeld) niet
wordt overschreden, dient men in acht te nemen
dat deze waarde betrekking heeft op het
toelaatbaar gewicht van volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires en bagage.
Respecteer de lokale snelheidsbeperkingen voor
auto’s met aanhanger. Rijd in geen geval harder
dan 100 km/h.BELANGRIJK Raapleeg het Lancia
Servicenetwerk voor de montage van de trekhaak.
BELANGRIJK
De auto kan zijn uitgerust met ABS,
maar dit heeft geen inwerking op het
remsysteem van de aanhanger. Wees
bijzonder voorzichtig op gladde wegen.
BELANGRIJK
Probeer nooit de remwerking van de
aanhanger te beïnvloeden door
wijzigingen aan het remsysteem van de auto
uit te voeren. Het remsysteem van de
aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn
van het hydraulisch systeem van de auto.
147WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 150 of 299
WINTERBANDENDe winterbanden moeten dezelfde maat hebben
als de standaard geleverde banden.
Het Lancia Servicenetwerk kan u raad geven over
de meest geschikte band voor elk gebruik.
Voor de bandenmaat en de bandenspanning van
de winterbanden moet men zich exact houden aan
de aanwijzingen die zijn aangegeven in de
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winterbanden
verminderen drastisch wanneer de profieldiepte
minder is dan 4 mm. Vervang in dergelijke
gevallen de wielen.
Door hun specifieke eigenschappen zijn de
prestaties van winterbanden onder normale
omstandigheden of wanneer lang op de snelweg
wordt gereden, veel lager dan die van de
standaard gemonteerde banden. Beperk het
gebruik van winterbanden uitsluitend voor de
omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.
BELANGRIJK Als winterbanden worden gebruikt
met een maximum toegestane snelheid die lager
is dan de topsnelheid van de auto (plus een marge
van 5%), dan moet in de passagiersruimte een
duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje worden
geplaatst met de maximum toegestane snelheid
wanneer met winterbanden wordt gereden
(conform de EU-richtlijnen).Monteer op de vier wielen dezelfde banden (zelfde
merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens
het rijden en het remmen en voor een betere
bestuurbaarheid. Keer de draairichting van de
banden zeker niet om.
BELANGRIJK
De maximumsnelheid voor
winterbanden met de indicatie “Q” is
160 km/h; 190 km/h voor winterbanden met
de indicatie “T” en 210 km/h voor
winterbanden met de indicatie"H". De
snelheidsbeperkingen moeten echter altijd
worden gerespecteerd.
148WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER