Lancia Ypsilon 2011 Instructieboek (in Dutch)

Page 61 of 299

PLAFONDVERLICHTINGPLAFONDVERLICHTING VOOR
Met de schakelaar A fig. 38 wordt de
plafondverlichting in- en uitgeschakeld.
Standen schakelaar A:
❒middelste stand (stand 1): de lampjes C en D
gaan aan/uit bij het openen/sluiten van de
portieren;
❒links ingedrukt (stand 0): de lampjes C en D
blijven altijd gedoofd;
❒rechts ingedrukt (stand 2): de lampjes C en D
blijven altijd ingeschakeld;
Het inschakelen/doven van de verlichting gaat
geleidelijk.
Standen schakelaar Bfig. 38:
❒middelste stand (stand 1): de lampjes C en D
blijven altijd gedoofd;
❒links ingedrukt (stand 0): het lampje C gaat
aan;
❒rechts ingedrukt (stand 2): het lampje D gaat
aan;BELANGRIJK Controleer alvorens de auto te
verlaten of beide schakelaars in de middelste
stand staan: op deze manier zullen de lampjes van
de plafondverlichting doven bij het sluiten van
de portieren, en voorkomt men dat de accu
ontlaadt. Als de schakelaar in de ingeschakelde
stand is blijven staan, schakelt de
plafondverlichting in ieder geval circa 15 minuten
na het uitzetten van de motor automatisch uit.
Diffuus licht op het dashboard
Indien niet anders ingesteld in de Setup menu van
het instrumentenpaneel (zie paragraaf "Menu
opties" in dit hoofdstuk), gaat het diffuus licht op
het dashboard aan wanneer de plafondverlichting
voor aan gaat.
fig. 38
L0F0051
59WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 62 of 299

TIJDSCHAKELING PLAFONDVERLICHTING
Bij sommige versies zijn er om het in-/uitstappen
in het donker en op slecht verlichte plaatsen te
vergemakkelijken twee tijdregelingen voorzien.
Tijdregeling bij het instappen
De plafondverlichting gaat op de volgende
manieren branden:
❒ongeveer 10 seconden wanneer de portieren
worden ontgrendeld;
❒ongeveer 3 minuten wanneer een portier worden
geopend;
❒ongeveer 10 seconden wanneer de portieren
worden gesloten.
De tijdregeling wordt onderbroken wanneer de
sleutel in de stand MAR wordt gezet
De plafondverlichting gaat op de volgende 3
manieren uit:
❒bij het sluiten van de portieren stopt de
tijdregeling van 3 minuten en wordt de
tijdregeling van 10 seconden ingeschakeld. Deze
tijdregeling wordt onderbroken wanneer de
sleutel in de stand MAR wordt gezet;
❒de plafondverlichting schakelt automatisch uit
als de portieren worden vergrendeld (zowel
met de afstandsbediening als met de sleutel in
het bestuurdersportier).
❒de interieurverlichting wordt in elk geval na 15
minuten uitgeschakeld om de accuduur te
verhogenTijdregeling bij het uitstappen
Als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd,
gaan de plafondlampjes op de volgende manieren
branden:
❒ongeveer 10 seconden binnen 3 minuten na het
afzetten van de motor;
❒ongeveer 3 minuten wanneer een portier worden
geopend;
❒ongeveer 10 seconden wanneer een portier
wordt gesloten.
De tijdregeling stopt automatisch wanneer de
deuren worden vergrendeld.
PLAFONDVERLICHTING ACHTER
Versies zonder schuifdak
Druk op het lampenglas A fig. 39 om het licht
aan/uit te zetten. De plafondverlichting achter
blijft enkele seconden branden nadat de portieren
zijn gesloten en gaat dan automatisch uit. De
plafondverlichting gaat ook uit wanneer de sleutel
is de stand MAR staat.
Ook wanneer een portier niet wordt gesloten gaat
het licht na enkele minuten automatisch uit.
Open een ander portier of sluit en open hetzelfde
portier om de plafondverlichting opnieuw aan
te zetten.
Versies met schuifdak
Bij deze versies zijn twee A fig. 40 zijdelingse
plafondlichtjes voorzien (boven de
achterportieren).
60
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 63 of 299

Druk op het punt dat met het pijltje is aangegeven
om de lichten aan/uit te zetten (+ teken op het
lampenglas).
De plafondverlichting achter gaat ook aan
wanneer ook de plafondverlichting voor wordt
ingeschakeld.BAGAGERUIMTEVERLICHTING
De bagageruimteverlichting A fig. 41 bevindt zich
links in de achterklep. Wanneer de achterklep
wordt geopend, gaat de bagageruimteverlichting
automatisch branden. Wanneer de achterklep
wordt gesloten, gaat de verlichting automatisch
uit. De stand van de sleutel in het contactslot
beïnvloedt de werking van de
bagageruimteverlichting niet.
DASHBOARDKASTVERLICHTING
Wanneer het dashboardkastje wordt geopend, gaat
de verlichting A fig. 42 automatisch branden.
Wanneer het dashboardkastje wordt gesloten, gaat
de verlichting automatisch uit. De stand van de
sleutel in het contactslot beïnvloedt de werking
van de bagageruimteverlichting niet.
fig. 39
L0F0236
A
fig. 40
L0F0227
fig. 41
L0F0218
61WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 64 of 299

BEDIENINGSELEMENTENALARMKNIPPERLICHTEN
Druk op de knopfig. 43 om de lichten in- en uit te
schakelen. Bij ingeschakelde alarmknipperlichten
gaan de controlelampjes
en
op het
instrumentenpaneel branden en knippert de
schakelaar A.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land waar u
rijdt: neem de wettelijke voorschriften in acht.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan de
alarmknipperlichten automatisch branden,
evenals de controlelampjes
en
op het
instrumentenpaneel. De lichten gaan automatisch
uit wanneer het noodremmen ophoudt.MISTLAMPEN VOOR
(voor bepaalde versies/markten)
Druk op de knop
fig. 44 om de mistlampen in-
en uit te schakelen. Druk opnieuw op de knop
om de mistlampen uit te schakelen. Bij brandende
mistlampen gaat het controlelampje
op het
instrumentenpaneel branden.
MISTACHTERLICHTEN
Druk op de knop
fig. 44 om de lichten in- en
uit te schakelen. De mistachterlichten gaan alleen
branden als het dimlicht of de mistlampen voor
zijn ingeschakeld. Druk opnieuw op de knop
om de lichten uit te schakelen, of schakel
het dimlicht of de mistlampen voor uit (voor
bepaalde versies/markten).
Bij brandende lichten, gaat het controlelampje
op het instrumentenpaneel branden.
fig. 42
L0F0217
fig. 43
L0F0191
62
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 65 of 299

CENTRALE PORTIERVERGRENDELING
Druk op de knop
fig. 45 om alle portieren
tegelijkertijd te vergrendelen (de led op de knop
gaat branden wanneer de portieren vergrendeld
worden). De vergrendeling vindt onafhankelijk
van de stand van de contactsleutel plaats.ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING
"DUALDRIVE"
(voor bepaalde versies/markten)
Druk op de CITY-knop fig. 46 om de functie te
activeren (zie de paragraaf "Elektrische
stuurbekrachtiging "Dualdrive" in dit hoofdstuk).
Wanneer deze functie actief is, verschijnt het
opschrift CITY op het instrumentenpaneel. Druk
nogmaals op de knop om de functie uit te
schakelen.
fig. 44
L0F0192
fig. 45
L0F0081
fig. 46
L0F0043
63WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 66 of 299

ECO-FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Druk minstens 5 seconden op de ECO-toets fig. 47
om de functie te activeren.
Bij geactiveerde ECO-functie, is de auto ingesteld
voor het rijden in de stad, wat gekenmerkt wordt
door een lichter draaiend stuur (Dualdrive-
systeem ingeschakeld) en een lager
brandstofverbruik. Wanneer deze functie actief is,
verschijnt bij sommige versies het opschrift ECO
op de display.
Deze functie blijft in het geheugen opgeslagen:
wanneer de auto opnieuw wordt gestart, behoudt
het systeem de instelling die het vóór het afzetten
van de motor had. Druk opnieuw op de ECO-toets
om de functie uit te schakelen en de normale
rij-instelling te herstellen.AFSLUITER VAN DE BRANDSTOFTOEVOER
Deze grijpt bij een botsing in en veroorzaakt het
volgende:
❒onderbreking van de brandstoftoevoer met
afzetten van de motor als gevolg
❒automatische ontgrendeling van de portieren
❒automatische inschakeling van de
interieurverlichting
❒inschakeling van de alarmknipperlichten.
Wanneer het systeem wordt ingeschakeld,
verschijnt er bij sommige versies een melding op
de display.
BELANGRIJK Controleer de auto zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de motorruimte,
onder de auto of in de buurt van de tank. Draai
na een botsing de contactsleutel naar STOP om te
voorkomen dat de accu leegloopt.
fig. 47
L0F0039
64
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 67 of 299

Ga als volgt te werk om de correcte werking van
de auto te herstellen:
❒draai de contactsleutel naar de stand MAR;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts in;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts in;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒draai de contactsleutel naar de stand STOP.
BELANGRIJK
Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage
wordt geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
INTERIEURUITRUSTINGDASHBOARDKASTJE PASSAGIERSZIJDE
Trek aan de handgreep A fig. 48 om het
dashboardkastje te openen. Als het kastje geopend
wordt, gaat een lampje branden om het kastje te
verlichten.
BELANGRIJK
Rijd nooit met open dashboardkastje:
het kan de passagier in geval van
een botsing verwonden.
fig. 48
L0F0057
65WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 68 of 299

STOPCONTACT
Bevindt zich op de tunnelconsolefig. 49 in de
buurt van de handrem. Werk alleen met de
contactsleutel in de stand MAR.
BELANGRIJK Beschadig het stopcontact niet door
ongeschikte stekkers te gebruiken.
ASBAK
De asbak bestaat uit een uitneembaar kunststof
houder met een veersluiting die in de beker-/
blikjeshouders op de tunnelconsole geplaatst kan
wordenfig. 50.BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als
prullenbak: de inhoud kan door sigarettenpeuken
in brand raken.
BELANGRIJK Beschadig het stopcontact niet door
ongeschikte stekkers te gebruiken.
fig. 49
L0F0076
fig. 50
L0F0056
66
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 69 of 299

ZONNEKLEPPEN
Deze bevinden zich aan beide kanten van de
achteruitkijkspiegel. Ze kunnen naar voren en
opzij worden gedraaid.
De zonnekleppen aan bestuurders- en
passagierszijde hebben een spiegeltje aan de
achterkant. Open het schuifje A fig. 51 om het
spiegeltje aan bestuurderszijde te gebruiken.
BRANDBLUSSER
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevindt zich onder de voorste passagiersstoel
en bij sommige versies aan de rechterkant van
de bagageruimte, in een speciale houder.
SCHUIFDAK(voor bepaalde versies/markten)
Het grote elektrische schuifdak bestaat uit 2
glazen panelen, een vast paneel achter en een
verstelbaar paneel voor. Deze panelen zijn
voorzien van twee zonneschermen (voor en achter)
en kunnen handmatig worden versteld. De
zonneschermen kunnen bij gesloten schuifdak in
alle standen worden versteld. Om de
zonneschermen te openen, trek het handvat A fig.
52 in de richting van de pijl tot de gewenste stand
wordt bekomen. Ga in omgekeerde volgorde te
werk om de zonneschermen te sluiten.
Het zonnescherm kan alleen bediend worden
wanneer de contactsleutel in de stand MAR staat.
Het schuifdak kan worden geopend/gesloten
met de knoppen B en C fig. 52 naast het
plafondlampje in het midden.
De regeleenheid schuifdak behoeft geen
initialisatieprocedure.
Openen
Druk op en houdt de knop C ingedrukt om het
voorste ruitpaneel in “spoilerstand” te brengen.
Druk nogmaals en langer dan een halve seconde
op de knop B om het zonnescherm automatisch in
een tussenstand te brengen ("Comfortstand").
Druk vanaf de “spoilerstand” nogmaals en langer
dan een halve seconde op de knop B om het
zonnescherm in de compleet geopende stand te
brengen.
fig. 51
L0F0055
67WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 70 of 299

.
Sluiten
Druk vanaf de compleet geopende stand op de
knop B. Druk nogmaals en langer dan een halve
seconde op de knop om het zonnescherm
automatisch in de "spoilerstand" te brengen.
Open het schuifdak alleen in
“spoilerstand” als er een imperiaal
gemonteerd is. Open het schuifdak niet
als er sneeuw of ijs op is: risico op
beschadiging.
BELANGRIJK
Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto wordt verlaten
om te voorkomen dat onverwachtse
bediening van het schuifdak gevaar oplevert
voor de achtergebleven passagiers.
Oneigenlijk gebruik van het schuifdak kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens
het bedienen altijd of iemand kan worden
verwond door het bewegende schuifdak
of door voorwerpen die door het
mechanisme worden meegesleept of geraakt.
fig. 52
L0F0152
68
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 300 next >