Lexus CT200h 2014 Handleiding (in Dutch)

Page 241 of 624

2414-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Het antiblokkeersysteem werkt niet effectief als
●De maximale grip van de banden overschreden wordt (bijvoorbeeld versleten ban-
den op een weg die bedekt is met sneeuw).
●De auto aquaplaning ondervindt terwijl met een hoge snelheid op een natte of
gladde weg wordt gereden.
■De remweg met ABS in werking kan langer zijn dan onder normale omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg van de auto te verkorten. Houd altijd vol-
doende afstand tot uw voorligger, met name in de volgende gevallen:
●Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op besneeuwde
wegen
●Als wordt gereden met sneeuwkettingen
●Als wordt gereden op slechte wegen
●Als wordt gereden over wegen met diepe gaten of andere grote oneffenheden
■De Traction Control werkt niet effectief als
Het insturen van de juiste richting en het overbrengen van de aandrijfkracht op de weg
niet onder alle omstandigheden gerealiseerd kan worden, zelfs niet als de TRC in wer-
king is.
Rijd voorzichtig met de auto onder omstandigheden waarbij de stabiliteit en de aan-
drijfkracht verloren kunnen gaan.
■Als het Vehicle Stability Control-systeem (VSC) geactiveerd is
Het controlelampje Traction Control knippert. Rijd altijd voorzichtig. Roekeloos rijge-
drag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig als het controlelampje
knippert.
■Als het TRC-systeem uitgeschakeld wordt
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid aan de conditie van het wegdek aan. Scha-
kel het TRC-systeem alleen in geval van nood uit, aangezien dit systeem zorgdraagt
voor de voertuigstabiliteit en het aandrijfvermogen.
■Vervangen van banden
Zorg dat alle banden de voorgeschreven maat hebben en dat hun merk, profiel en
totale draagvermogen identiek zijn. Controleer verder of alle banden de aanbevolen
spanning hebben.
De ABS-, VSC- en TRC-systemen werken niet op de juiste manier als er verschillende
banden onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor meer informatie
over het vervangen van de banden of wielen.
■Omgaan met banden en wielophanging
Problemen met de banden of wijzigingen aan de wielophanging hebben een negatief
effect op de ondersteunende systemen en kunnen een storing veroorzaken.

Page 242 of 624

2424-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Hill Start Assist Control
Schakel de Hill Start Assist Control in
door het rempedaal helemaal in te
trappen wanneer de auto volledig stil-
staat.
Er klinkt eenmaal een zoemer om aan te
geven dat het systeem is ingeschakeld.
Ook gaat het controlelampje Traction
Control knipperen.
■Voorwaarden voor werking Hill Start Assist Control
●Het systeem werkt onder de volgende omstandigheden:
• De schakelstand een andere stand dan P is.
• De parkeerrem niet is geactiveerd.
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
●De Hill Start Assist Control werkt niet wanneer het controlelampje van de Traction
Control brandt.
■Hill Start Assist Control
●Wanneer de Hill Start Assist Control in werking is, blijven de remmen automatisch
geactiveerd nadat de bestuurder het rempedaal heeft losgelaten. De remlichten en het
derde remlicht gaan branden.
●De Hill Start Assist Control werkt gedurende ongeveer 2 seconden nadat het rempe-
daal is losgelaten.
●Als het controlelampje Traction Control niet gaat knipperen en de zoemer niet klinkt
wanneer het rempedaal volledig wordt ingetrapt, verminder dan licht de druk op het
rempedaal (laat de auto niet achteruitrollen) en trap het vervolgens weer stevig in.
Controleer als het systeem nog steeds niet werkt of aan de hierboven beschreven
voorwaarden is voldaan.
■Zoemer Hill Start Assist Control
●Wanneer de Hill Start Assist Control wordt geactiveerd, klinkt de zoemer eenmaal.
●In de volgende situaties wordt de Hill Start Assist Control uitgeschakeld en klinkt de
zoemer tweemaal.
• Er wordt binnen ongeveer 2 seconden nadat het rempedaal is losgelaten niet weg-
gereden.
• Druk op de schakelaar voor stand P.
• De parkeerrem is geactiveerd.
• Het rempedaal wordt weer ingetrapt.
• Het rempedaal werd gedurende ten minste 3 minuten ingetrapt.
Assisteert bij het wegrijden en houdt zelfs na het loslaten van het rempedaal
kort de remdruk vast bij het wegrijden op een (gladde) helling.

Page 243 of 624

2434-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Als het controlelampje Traction Control gaat branden
Dit kan duiden op een storing in het systeem. Neem contact op met een erkende Lexus-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
WA A R S C H U W I N G
■Hill Start Assist Control
●Vertrouw niet uitsluitend op de Hill Start Assist Control. De Hill Start Assist Control
werkt mogelijk niet effectief op steile hellingen en op met ijs bedekte wegen.
●In tegenstelling tot de parkeerrem is de Hill Start Assist Control niet bedoeld om de
auto gedurende langere tijd op zijn plaats te houden. Gebruik de Hill Start Assist
Control niet om de auto op een helling op zijn plaats te houden omdat dat kan leiden
tot een ongeval.

Page 244 of 624

2444-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*
◆Pre-Crash-veiligheidsgordels (alleen veiligheidsgordels voor)
Als de Pre-Crash-sensor registreert dat een aanrijding onvermijdelijk is, trekt
het Pre-Crash Safety-systeem de veiligheidsgordel strak voordat de aanrij-
ding plaatsvindt.
Dit gebeurt ook als de bestuurder hard remt of de macht over het stuur ver-
liest. (Blz. 39)
Als het VSC-systeem is uitgeschakeld, werkt het systeem echter niet in geval
van slippen.
◆Pre-Crash Brake Assist
Als een frontale aanrijding waarschijnlijk is, past het systeem een grotere rem-
kracht toe, in relatie tot de kracht waarmee het rempedaal wordt ingetrapt.
◆Pre-Crash Brake-systeem
Als een frontale aanrijding waarschijnlijk is, waarschuwt het systeem de
bestuurder door middel van een waarschuwingslampje, een waarschuwings-
scherm en een zoemer. Als het systeem signaleert dat een aanrijding onver-
mijdelijk is, worden de remmen automatisch geactiveerd om de snelheid bij
de aanrijding te verlagen. Het Pre-Crash Brake-systeem kan met de schake-
laar Pre-Crash Off worden uitgeschakeld.
: Indien aanwezig
Als de radarsensor signaleert dat een frontale aanrijding waarschijnlijk is,
worden veiligheidssystemen als het remsysteem en de veiligheidsgordels
automatisch geactiveerd door het Pre-Crash Safety-systeem om de gevolgen
van een aanrijding en schade aan de auto zo veel mogelijk te beperken.

Page 245 of 624

2454-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Pre-Crash Brake-systeem uitge-
schakeld
Pre-Crash Brake-systeem ingescha-
keld
Het waarschuwingslampje PCS
gaat branden als het Pre-Crash
Brake-systeem wordt uitgeschakeld.
De radarsensor signaleert auto's of
andere obstakels op en naast de weg
voor de auto en bepaalt aan de hand
van de positie, de snelheid en de rich-
ting van het obstakel of een aanrijding
onvermijdelijk is.
■De onderdelen van het Pre-Crash Safety-systeem kunnen worden geactiveerd als
●Pre-Crash-veiligheidsgordels (type A)
• De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/h.
• Het systeem plotseling remmen of een slip signaleert.
• De inzittenden voor de veiligheidsgordel dragen.
●Pre-Crash-veiligheidsgordels (type B)
• De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 5 km/h.
• De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto nadert, hoger
is dan ongeveer 30 km/h.
• De inzittenden voor de veiligheidsgordel dragen.
●Pre-Crash Brake Assist:
• De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/h.
• De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto nadert, hoger
is dan ongeveer 30 km/h.
• Het rempedaal is ingetrapt.
●Pre-Crash Brake-systeem:
• De schakelaar Pre-Crash OFF niet is ingedrukt.
• De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 15 km/h.
• De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto nadert, hoger
is dan ongeveer 15 km/h.
Uitschakelen van Pre-Crash Brake-systeem
1
2
Radarsensor

Page 246 of 624

2464-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Omstandigheden die het systeem kunnen activeren zelfs als er geen kans op een aan-
rijding is
●Als er bij het begin van een bocht een obstakel naast de weg aanwezig is
●Als u in een bocht een tegemoetkomende auto passeert
●Als u over een smalle ijzeren brug rijdt
●Als op de weg een metalen object aanwezig is
●Als u over een slecht wegdek rijdt (neus omhoog, neus omlaag)
●Als een auto u tegemoetkomt wanneer u op een kruising links (auto's met linkse bestu-
ring) of rechts (auto's met rechtse besturing) afslaat
●Als uw auto snel een voorligger nadert
●Als een viaduct/ongelijkvloerse kruising, verkeersbord, billboard of andere constructie
zich direct in de lijn van de auto lijkt te bevinden
●Als door het hoogteverschil in de weg een lager gelegen metalen object zichtbaar
wordt voor de auto
●Als de wagenhoogte extreem verandert
●Als de radar onjuist is uitgelijnd
●Als u door bepaalde tolpoortjes rijdt
●Als u onder een viaduct doorrijdt
●Als u door een tunnel rijdt
Als het systeem in bovenstaande situaties geactiveerd wordt, is het mogelijk dat de vei-
ligheidsgordels snel aangetrokken worden en de remmen met meer kracht dan normaal
worden bediend. Als de veiligheidsgordel in aangetrokken positie geblokkeerd is, breng
dan de auto op een veilige plaats tot stilstand, doe de veiligheidsgordel los en doe hem
daarna weer vast.
■Obstakels die niet worden waargenomen
De sensor kan geen plastic obstakels als pylonen waarnemen. In sommige gevallen
neemt de sensor ook geen voetgangers, dieren, fietsen, motorfietsen, bomen en
sneeuwhopen waar.
■Situaties waarin het Pre-Crash Safety-systeem niet goed werkt
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet goed:
●Op wegen met scherpe bochten of oneffenheden
●Als er plotseling een auto voor uw auto gaat rijden, bijvoorbeeld op een kruising
●Als uw auto plotseling wordt gesneden, bijvoorbeeld wanneer u wordt ingehaald
●Onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval, mist en sneeuw-
of zandstormen
●Als uw auto in een slip raakt terwijl de VSC niet in werking is
●Als de wagenhoogte extreem verandert
●Als de radar onjuist is uitgelijnd
■Automatisch uitschakelen van het Pre-Crash Safety-systeem
Als een storing optreedt waardoor de sensoren geen obstakels meer kunnen waarne-
men, bijvoorbeeld doordat de sensor vuil is, wordt het Pre-Crash Safety-systeem auto-
matisch uitgeschakeld. Het systeem wordt in dit geval niet geactiveerd, zelfs niet
wanneer er kans op een aanrijding is.
■Als er een storing in het systeem aanwezig is of het systeem tijdelijk niet kan worden
gebruikt
De waarschuwingslampjes gaan branden of knipperen en/of er verschijnen waarschu-
wingen. (Blz. 516, 523)

Page 247 of 624

2474-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Verklaring
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar op het
volgende:
http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html#2

Page 248 of 624

2484-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)

Page 249 of 624

2494-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Beperkingen van het Pre-Crash Safety-systeem
Vertrouw niet alleen op het Pre-Crash Safety-systeem. Rijd altijd veilig, houd rekening
met de omgeving en controleer de weg op obstakels en andere potentiële gevaren.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
■Waarschuwingen met betrekking tot de inhoud van ondersteunende systemen
Het Pre-Crash Safety-systeem is bedoeld om de bestuurder met behulp van alarm-
functies en het remfunctieregelsysteem te helpen om aanrijdingen te voorkomen via
KIJKEN-BEOORDELEN-HANDELEN. Het systeem kan slechts in beperkte mate
ondersteuning bieden, dus let op de volgende belangrijke punten:
●De bestuurder helpen om op de weg te letten
Het Pre-Crash Safety-systeem kan alleen obstakels signaleren die zich direct vóór de
auto bevinden, en alleen binnen een beperkt bereik. Het systeem is niet bedoeld om
zorgeloos of roekeloos rijgedrag te rechtvaardigen en kan de bestuurder ook niet
helpen tijdens het rijden bij slecht zicht. De bestuurder moet daarom nog steeds
goed op de omgeving rond de auto letten.
●De bestuurder ondersteunen bij het maken van een juiste beoordeling
Wanneer geprobeerd wordt de kans op een aanrijding in te schatten, beschikt het
Pre-Crash Safety-systeem alleen over gegevens van obstakels die het systeem direct
voor de auto heeft gesignaleerd. Het is daarom strikt noodzakelijk dat de bestuurder
alert blijft en zelf bepaalt of er op enig moment kans op een aanrijding bestaat.
●De bestuurder helpen actie te ondernemen
De Brake Assist-functie van het Pre-Crash Safety-systeem is ontworpen om de ernst
van de aanrijding te helpen beperken en handelt dus alleen wanneer het systeem
heeft geoordeeld dat een aanrijding onvermijdelijk is. Dit systeem kan niet zelf auto-
matisch een aanrijding voorkomen of de auto veilig tot stilstand brengen. Daarom
moet de bestuurder in gevaarlijke situaties direct zelf actie ondernemen om de veilig-
heid van alle betrokkenen te garanderen.
■Omstandigheden waarin de sensor voorliggers niet of niet op de juiste manier signa-
leert
Rem in een van de volgende situaties indien nodig zelf af.
●Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de werking van de sensor
hindert
●Als de achterzijde van de auto ver ingezakt is (omdat er zware lading in de bagage-
ruimte vervoerd wordt, enz.)
●Auto's die plotseling voor u invoegen
●Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder lading, enz.)
●Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden

Page 250 of 624

2504-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Behandelen van de radarsensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ervoor te zorgen dat het Pre-
Crash Safety-systeem goed blijft functioneren:
●Houd de sensor en de lenskap altijd schoon.
Reinig de sensor en de lenskap met een zachte doek zodat er geen krassen of
beschadigingen ontstaan.
●Stel de sensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige schokken.
Als de sensor ook maar iets verplaatst wordt, werkt het systeem mogelijk niet meer
(goed). Als de sensor en de omgeving van de sensor aan krachtige schokken zijn
blootgesteld, moet het desbetreffende gedeelte van de auto altijd worden gecontro-
leerd en indien nodig gerepareerd door een erkende Lexus-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Monteer geen accessoires en plak geen stickers op de sensor, de lenskap of in de
directe omgeving.
●Wijzig of spuit de sensor en de lenskap niet.

Page:   < prev 1-10 ... 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 ... 630 next >