Lexus CT200h 2014 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: LEXUS, Model Year: 2014, Model line: CT200h, Model: Lexus CT200h 2014Pages: 624, PDF Size: 23.33 MB
Page 201 of 624

201
4 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Koplampsproeierschakelaar*
Druk op de toets om de koplampen te
reinigen.
■De koplampsproeiers kunnen worden bediend als
Het contact AAN en de lichtschakelaar AAN staan.
■Aan de ruitensproeier gekoppelde werking
Alleen de eerste keer dat de ruitensproeiers bediend worden terwijl het contact AAN
staat en de koplampen branden, worden de koplampsproeiers één keer geactiveerd.
(Blz. 196)
: Indien aanwezig
De koplampen kunnen worden gereinigd door er ruitensproeiervloeistof op
te spuiten.
OPMERKING
■Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de toets, aangezien de sproeierpomp oververhit kan raken.
Page 202 of 624

2024-4. Tanken
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Openen van de tankdop
●Sluit alle portieren en ruiten en zet het contact UIT.
●Controleer de brandstofsoort.
■Brandstofsoorten
EU:
Loodvrije benzine conform de Europese norm EN228, research-octaangetal (RON)
95 of hoger
Behalve EU:
Euro-loodvrij met een octaangetal van 95 RON (Research Octane Number) of hoger
■Gebruik van benzine vermengd met ethanol in een benzinemotor
Lexus staat het gebruik van benzine met een ethanolgehalte van 10% toe. Zorg dat het
gebruikte benzine/ethanol-mengsel een octaangetal heeft dat overeenkomt met het
bovenstaande.
Voer de volgende stappen uit om de tankdop te openen:
Voor het tanken
WA A R S C H U W I N G
■Bij het tanken
Neem bij het tanken de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht
nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
●Raak na het verlaten van de auto en voor het openen van de tankdop een ongeverfd
metalen oppervlak aan om eventuele statische elektriciteit af te voeren. Het is
belangrijk om statische elektriciteit af te voeren voordat u gaat tanken, omdat vonken
als gevolg van statische elektriciteit brandstofdampen tot ontbranding kunnen bren-
gen.
●Pak de tankdop bij de greep vast en draai hem langzaam los.
Tijdens het losdraaien van de tankdop kan er een sissend geluid hoorbaar zijn. Wacht
tot het geluid verdwenen is alvorens de tankdop te verwijderen. Bij hoge buitentem-
peraturen kan er brandstof uit de vulpijp spuiten.
●Zorg ervoor dat er niemand die de eventueel aanwezige statische elektriciteit van
zijn lichaam niet heeft afgevoerd, in de buurt van een niet afgesloten brandstoftank
komt.
●Adem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die schadelijk zijn als ze ingeademd worden.
●Rook niet tijdens het tanken.
Als u dat wel doet, kan er brand ontstaan.
●Keer niet naar de auto terug als u statisch geladen bent.
Statische elektriciteit kan vonkvorming en daarmee brand veroorzaken.
Page 203 of 624

2034-4. Tanken
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Druk op de schakelaar voor de tank-
dopklep om de tankdopklep te ope-
nen.
Draai de tankdop langzaam open en
plaats hem in de houder op de tank-
dopklep.
WA A R S C H U W I N G
■Bij het tanken
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat de brandstof-
tank overstroomt:
●Plaats het vulpistool nauwkeurig in de vulpijp.
●Stop met het vullen van de tank wanneer het vulpistool automatisch uit klikt.
●Vul de brandstoftank niet tot de rand.
OPMERKING
■Ta n k e n
Mors geen brandstof tijdens het tanken.
Anders kan schade aan de auto ontstaan, zoals het slecht functioneren van het emis-
sieregelsysteem of beschadiging van de onderdelen van het brandstofsysteem of van
de lak.
Openen van de tankdop
1
2
Page 204 of 624

2044-4. Tanken
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Als de tankdopklep niet geopend kan worden door de schakelaar in de auto in te druk-
ken
Draai na het tanken van brandstof de
tankdop tot u een klik hoort. Als u de
dop loslaat, zal hij iets in de andere
richting draaien.
Verwijder het deksel in de bagageruimte en
trek aan de hendel.
Sluiten van de tankdop
WA A R S C H U W I N G
■Vervangen van de tankdop
Vervang de tankdop uitsluitend door een originele Lexus tankdop die speciaal voor uw
auto ontwikkeld is. Anders kan er brand ontstaan of kunnen zich andere ongevallen
voordoen, wat kan leiden tot ernstig letsel.
Page 205 of 624

205
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Cruise control*
Met de cruise control kan een ingestelde snelheid worden vastgehouden zonder
dat hiervoor het gaspedaal hoeft te worden ingetrapt.
Controlelampje
Display
Cruise control-schakelaar
Schakel de cruise control in met de
toets ON-OFF.
Het controlelampje cruise control gaat
branden.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Accelereer of decelereer naar de
gewenste snelheid en druk de hen-
del naar beneden om de snelheid in
te stellen.
SET (ingesteld) wordt weergegeven.
De rijsnelheid op het moment dat de
schakelaar wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid.
: Indien aanwezig
Overzicht van functies
1
2
3
Instellen van de rijsnelheid
1
2
Page 206 of 624

2064-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de gewenste
snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Fijne afstelling: Beweeg de hendel kort
in de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel in de
gewenste richting gedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of verlaagd totdat
de hendel wordt losgelaten.
Door de hendel naar u toe te trek-
ken wordt de constante-snelheids-
regeling uitgeschakeld.
De snelheidsregeling wordt eveneens
onderbroken als het rempedaal wordt
ingetrapt.
Door de hendel omhoog te drukken
wordt de constante-snelheidsrege-
ling hervat.
Hervatten van de cruise control is
mogelijk vanaf een rijsnelheid van onge-
veer 40 km/h of meer.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
Uitschakelen en hervatten van de constante-snelheidsregeling
1
2
Page 207 of 624

2074-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■De cruise control kan worden gebruikt als
●Schakelstand D is geselecteerd.
●De rijsnelheid hoger is dan 40 km/h.
■Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
●Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat de auto
weer rijden met de ingestelde snelheid.
●De ingestelde snelheid kan zelfs worden verhoogd zonder de cruise control uit te scha-
kelen, door eerst naar de gewenste snelheid te accelereren en vervolgens de hendel
omlaag te drukken om de nieuwe snelheid in te stellen.
■Automatisch uitschakelen van cruise control
De cruise control stopt onder de volgende omstandigheden met het in stand houden van
de rijsnelheid:
●De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer dan 16 km/h onder de geprogrammeerde rij-
snelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
●Werkelijke rijsnelheid is lager dan ongeveer 40 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
■Als de waarschuwingsmelding voor de cruise control op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het systeem uit te schakelen en druk vervolgens
opnieuw op de toets om het systeem in te schakelen.
Als er geen snelheid kan worden geprogrammeerd of de cruise control direct na het
activeren weer wordt uitgeschakeld, is er mogelijk een defect in het cruise control-sys-
teem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende Lexus-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WA A R S C H U W I N G
■Onbedoeld inschakelen van de cruise control voorkomen
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt gebruikt.
■Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
●In druk verkeer
●Op wegen met scherpe bochten
●Op slingerende wegen
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
●Op steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snelheid over-
schrijden.
●Tijdens het slepen in een noodgeval
Page 208 of 624

2084-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Dynamic Radar Cruise Control
De Dynamic Radar Cruise Control is een conventionele cruise control die is uit-
gebreid met een afstandsregeling. Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld,
accelereert of decelereert de auto automatisch om een vooraf ingestelde
afstand tot de voorligger te bewaren.
Controlelampjes
Display
Ingestelde snelheid
Afstandsschakelaar
Cruise control-schakelaar
: Indien aanwezig
Overzicht van functies
1
2
3
4
5
Page 209 of 624

2094-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Schakel de cruise control in met de
toets ON-OFF.
Het controlelampje van de Dynamic
Radar Cruise Control gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Accelereer of decelereer naar de
gewenste snelheid en druk de hen-
del naar beneden om de snelheid in
te stellen.
SET (ingesteld) wordt weergegeven.
De rijsnelheid op het moment dat de
hendel wordt losgelaten, wordt de inge-
stelde snelheid.
Instellen van de rijsnelheid (afstandsregelmodus)
1
2
Page 210 of 624

2104-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de gewenste
snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Fijne afstelling: Beweeg de hendel kort
in de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel in de
gewenste richting gedrukt.
Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld, wordt de ingestelde snelheid als volgt
verhoogd of verlaagd:
Europa
• Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in “km/h”
Fijnafstelling: Ongeveer 5 km/h, telkens als de hendel wordt bediend
Ruime afstelling: Ongeveer 5 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat de hendel
wordt vastgehouden
• Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in “MPH”
Fijnafstelling: Ongeveer 5 mph (8 km/h), telkens als de hendel wordt bediend
Ruime afstelling: Ongeveer 5 mph (8 km/h), voor iedere 0,75 seconden dat de
hendel wordt vastgehouden
Oekraïne en Israël
• Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in “km/h”
Fijnafstelling: Ongeveer 1 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: Ongeveer 5 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat de hendel
vastgehouden wordt
• Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in “MPH”
Fijnafstelling: Ongeveer 1 mph (1,6 km/h), telkens als de hendel wordt bediend
Ruime afstelling: Ongeveer 5 mph (8 km/h), voor iedere 0,75 seconden dat de
hendel wordt vastgehouden
In de constante-snelheidsregelmodus (Blz. 213), wordt de ingestelde snelheid als
volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of verlaagd totdat
de hendel wordt losgelaten.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2