MAZDA MODEL 6 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 411 of 842

4–232
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPGELET
  Breng geen accessoires, stickers of folie op de voorruit aan in de buurt van de
vooruitrijcamera (FSC).
 Als het gedeelte voor de lens van de vooruitrijcamera (FSC) door iets geblokkeerd
wordt, heeft dit tot gevolg dat het systeem niet correct functioneert. Dit kan tot gevolg
hebben dat de systemen niet normaal kunnen functioneren wat ongelukken kan
veroorzaken.
  De vooruitrijcamera (FSC) niet demonteren of wijzigen.  Demonteren of wijzigen van de vooruitrijcamera (FSC) heeft defect raken of foutieve
werking tot gevolg. Dit kan tot gevolg hebben dat de systemen niet normaal kunnen
functioneren wat ongelukken kan veroorzaken.


Page 412 of 842

4–233
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPGELET
  Neem voor de juiste werking van de vooruitrijcamera (FSC) de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
 


 Wees voorzichtig de lens van de vooruitrijcamera (FSC) niet te beschadigen en
voorkom dat deze vuil wordt.
 


 De afdekking van de vooruitrijcamera (FSC) niet verwijderen.



 Plaats geen voorwerpen op het instrumentenpaneel die licht weerkaatsen.



 Houd het gedeelte van de voorruit rondom de vooruitrijcamera altijd schoon door
vuil of wasem te verwijderen. Gebruik de voorruitontwaseming om wasem van de
voorruit te verwijderen.
 


 Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur
voor wat betreft het reinigen van de binnenzijde van de voorruit rondom de
vooruitrijcamera (FSC).
 


 Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur,
alvorens reparaties rondom de vooruitrijcamera (FSC) uit te voeren.
 


 De vooruitrijcamera (FSC) is aan de voorruit gemonteerd. Raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur voor het
repareren en vervangen van de voorruit.
 


 Zorg er voor bij het reinigen van de voorruit dat er geen glasreiniger of soortgelijke
vloeibare reinigingsmiddelen op de lens van de vooruitrijcamera (FSC)
terechtkomen. Raak ook de lens van de vooruitrijcamera (FSC) niet aan.
 


 Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda
reparateur wanneer u reparaties rondom de achteruitkijkspiegel uitvoert.
 


 Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur,
betreffende het reinigen van de cameralens.
 


 De vooruitrijcamera (FSC) of het gedeelte er om heen niet blootstellen aan harde
schokken of stoten. Als er zeer hard tegen de vooruitrijcamera (FSC) is gestoten
of als er barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag in de buurt
ervan zichtbaar zijn, stoppen met het gebruik van de volgende systemen en een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur raadplegen.




 Koplampregelsysteem (HBC)



 Adaptieve LED koplampen (ALH)



 Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)



 Vermoeidheidswaarschuwing (DAA)



 Rijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)



 Verkeersbordherkenningsysteem (TSR)



 Geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS)



 Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)


Page 413 of 842

4–234
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPGELET
 
 De richting waarin de vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst, is met grote precisie afgesteld. De
installatiepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet veranderen en deze niet verwijderen.
Anders kan dit beschadiging of defecten veroorzaken.
  Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van
hetzelfde merk, soort en pro¿ elpatroon. Gebruik ook geen banden met duidelijk
verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto, aangezien de kans bestaat dat het
systeem niet normaal functioneert.
  De vooruitrijcamera (FSC) beschikt over een functie die verontreiniging van
de voorruit bespeurt en de bestuurder informeert, echter, afhankelijk van de
omstandigheden is het mogelijk dat plastic zakken, ijs of sneeuw op de voorruit
niet bespeurd worden. In dergelijke gevallen kan het systeem niet nauwkeurig een
voorliggend voertuig bepalen en bestaat de kans dat dit niet normaal functioneert. Rijd
altijd voorzichtig en let op de weg vóór u.
OPMERKING
  In de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct
bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren.
 


 De hoogte van het voorliggende voertuig is laag.



 U rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.



 De koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld.


Page 414 of 842

4–235
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten
niet correct kan bespeuren.
 


 Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.



 De ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt
wanneer het regent.
 


 IJs, mist, sneeuw, rijp, regen, vuil of vreemde bestanddelen zoals een plastic zak die
op de voorruit vastzit.
 


 Vrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of
hoge opbouw.
 


 Bij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte
gestreepte muren).
 


 De achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.



 Er bevindt zich een voertuig buiten het verlichtingsbereik van de koplampen.



 Bij het maken van een scherpe bocht of het beklimmen of afdalen van een steile helling.



 In- of uitrijden van een tunnel.



 De auto is zwaar beladen zodat deze achterover helt.



 Er schijnt fel licht aan de voorzijde van de auto (achteruitrijlicht of grootlicht van
tegemoetkomende voertuigen).
 


 Het voorliggende voertuig heeft veel lichtbronnen.



 Wanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten bij donker niet branden.
 


 Wanneer lang uitstekende bagage of lading op een gemonteerde dakdrager vervoerd
wordt die de vooruitrijcamera (FSC) afdekt.
 


 Uitlaatgas van het voertuig vóór u, zand, sneeuw of waterdamp dat uit mangaten en
goten opstijgt en opspattend water.
 


 Bij het slepen van een defect voertuig.



 De banden op de auto vertonen duidelijk verschillende slijtagepatronen.



 Bij het rijden op lange afdalingen of hobbelige wegen.



 Er zijn waterplassen op de weg.



 De omgeving is donker, zoals bij het rijden 's nachts, in de vroege avond of ochtend,
in een tunnel of parkeergarage.
 


 De helderheid van de koplampverlichting is verminderd of de koplampverlichting is
afgezwakt als gevolg van vuil of een afwijkende optische as.
 


 Het doelobject komt in de dode hoek van de vooruitrijcamera (FSC).



 Een persoon of object springt plotseling vlak voor uw auto de weg op vanaf de berm.



 U verandert van rijstrook en nadert een voorliggend voertuig.



 Bij het buitengewoon dicht in de buurt rijden van het doelobject.



 Wanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.



 Het voorliggende voertuig heeft een speciale vorm. Bijvoorbeeld een voertuig
dat een caravan of bootaanhanger trekt, of een autotransporter welke een voertuig
achterstevoren vervoert.


Page 415 of 842

4–236
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Als de vooruitrijcamera (FSC) niet normaal kan werken als gevolg van tegenlicht of
mist, worden de systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera (FSC)
tijdelijk stopgezet en gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt
echter niet op een defect.
 


 Koplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje) 



 Adaptieve LED koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje) 



 Waarschuwingslampje van rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
 


 Waarschuwingslampje van Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeer-
remassistent (SBS/SCBS) (oranje)


 Als de vooruitrijcamera (FSC) niet normaal kan werken als gevolg van hoge
temperaturen, worden de systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera
(FSC) tijdelijk stopgezet en gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit
duidt echter niet op een defect. Laat het gedeelte rondom de vooruitrijcamera (FSC)
afkoelen door bijvoorbeeld het inschakelen van de airconditioning.
 


 Koplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje) 



 Adaptieve LED koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje) 



 Waarschuwingslampje van rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
 


 Waarschuwingslampje van Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeer-
remassistent (SBS/SCBS) (oranje)


 (Met geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS)) 
 De vooruitrijcamera (FSC) herkent voetgangers wanneer aan alle onderstaande voorwaarden
is voldaan:
 







 De lengte van een voetganger is ongeveer 1 tot 2 meter.



 Contouren, zoals die van het hoofd, beide schouders of benen kunnen worden bepaald. 



 In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten
niet correct kan bespeuren:




 Er lopen meerdere voetgangers of groepen van personen.



 Een voetganger bevindt zich nabij een afzonderlijk object.



 Een voetganger is gehurkt, zit of ligt.



 Een voetganger springt plotseling de weg op, vlak voor de auto.



 Een voetganger opent een paraplu, of draagt een groot stuk bagage of grotere
voorwerpen.
 


 Een voetganger bevindt zich op een donkere plek, zoals bij avond, of is moeilijk
te onderscheiden van de achtergrond doordat zijn kleding overeenkomt met de
kleur van de achtergrond.



Page 416 of 842

4–237
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Radarsensor (Voor) *
Uw auto is uitgerust met een radarsensor (voor).
De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
 


 Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem



 Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig of een obstakel en die vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen.
De radarsensor (voor) is gemonteerd achter het voorembleem.

Radarsensor (Voor)

Als “Radar voor geblokkeerd” wordt getoond in de multi-informatiedisplay van de
instrumentengroep, het gedeelte rondom de radarsensor (voor) reinigen.


Page 417 of 842

4–238
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPGELET
Neem voor de juiste werking van elk van de systemen de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht.
 
 Breng geen stickers aan (inclusief doorzichtige stickers) op de buitenkant van de
radiateurgrille en het voorembleem in en rondom de radarsensor (voor) en vervang de
radiateurgrille en het voorembleem niet door een product dat geen origineel product is
dat bestemd is voor gebruik met de radarsensor (voor).
  De radarsensor (voor) omvat een functie voor het bespeuren van verontreiniging
van de voorzijde van de radarsensor en het informeren van de bestuurder. Echter
afhankelijk van de omstandigheden kan de detectie van de verontreiniging enige tijd
duren en bestaat de kans dat plastic zakjes, ijs of sneeuw niet bespeurd worden. In dit
geval is het mogelijk dat het systeem niet correct functioneert, dus houd de radarsensor
(voor) altijd schoon.
  Installeer geen grillebeschermplaat. 
 Als het voorste gedeelte van de auto bij een botsing beschadigd is geraakt, bestaat de
kans dat de radarsensor (voor) uit zijn positie is verschoven. Stop onmiddellijk met het
gebruik van het systeem en laat de auto altijd door een een of¿ ciële Mazda reparateur
inspecteren.
  Gebruik de voorbumper niet om tegen andere voertuigen of obstakels te duwen,
zoals bij het wegrijden uit een parkeerruimte. Anders bestaat de kans dat tegen de
radarsensor (voor) wordt gestoten en dat de positie ervan gaat afwijken.
  De radarsensor (voor) niet verwijderen, demonteren of wijzigen. 
 Neem voor reparaties, vervangen van onderdelen of spuitwerk rondom de radarsensor
(voor) contact op met een of¿ ciële Mazda reparateur.

 Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als er wijzigingen aan de vering
worden aangebracht, kan dit de hoogte van de auto veranderen en bestaat de kans
dat de radarsensor (voor) het voorliggende voertuig of een obstakel niet correct kan
bespeuren.


Page 418 of 842

4–239
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels niet correct kan bespeuren en dat de systemen
niet normaal functioneren.
 


 De radiogolven worden door de achterzijde van een voorliggend voertuig niet
effectief weerkaatst, zoals bij een ongeladen aanhanger of een auto met een laadbak
die door een canvaszeil is afgedekt, voertuigen met een achterklep van hard plastic
en voertuigen met ronde vormen.
 


 Voorliggende voertuigen die laag zijn met dus een kleiner gebied voor het
weerkaatsen van radiogolven.
 


 Het uitzicht wordt verminderd als gevolg van het opspatten van water, sneeuw of
zand van de banden van een voorliggend voertuig op uw voorruit.
 


 Wanneer de bagageruimte beladen is met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
 


 IJs, sneeuw of verontreiniging op de voorzijde van het voorembleem aanwezig is.



 Tijdens slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw of zandstormen.



 Bij het rijden in de buurt van faciliteiten of objecten die krachtige radiogolven
uitzenden.


 Onder de volgende omstandigheden is het mogelijk dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels niet kan bespeuren.
 


 Het begin en het einde van een bocht.



 Continu bochtige wegen.



 Wegen met smalle rijstroken als gevolg van wegwerkzaamheden of afgesloten
rijstroken.
 


 Het voorliggende voertuig komt in de dode hoek van de radarsensor.



 Het voorliggende voertuig rijdt abnormaal als gevolg van een ongeluk of schade.



 Wegen met herhaalde op- en aÀ opende hellingen.



 Rijden op slechte wegen of onverharde wegen.



 De afstand tussen uw auto en het voorliggende voertuig is buitengewoon kort.



 Een voertuig komt plotseling dichtbij zoals bij het snijden in de rijstrook. 

 Gebruik om onjuiste werking van het systeem te voorkomen banden van dezelfde
voorgeschreven maat, fabrikant, merk en pro¿ el op alle vier wielen. Bovendien geen
banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen of bandenspanningen op
dezelfde auto gebruiken (inclusief het noodreservewiel).
  Als de accucapaciteit zwak is, bestaat de kans dat het systeem niet correct functioneert. 
 Bij het rijden op wegen met weinig verkeer en weinig voorliggende voertuigen of
obstakels voor de radarsensor (voor) om te bespeuren, bestaat de kans dat “Radar voor
geblokkeerd” tijdelijk wordt getoond. Dit duidt echter niet op een probleem.


Page 419 of 842

4–240
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Radarsensoren (Achter) *
Uw auto is uitgerust met radarsensoren (achter). De volgende systemen maken eveneens
gebruik van de radarsensoren (achter).
 


 Dodehoekmonitorsysteem (BSM)



 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensor worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert of
door een obstakel.

Radarsensoren
(achter)Radarsensoren
(achter) Sedan Wagon

De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Houd het oppervlak van de achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) altijd
schoon zodat de radarsensoren (achter) normaal kunnen functioneren. Breng ook geen
voorwerpen zoals stickers aan.
Zie Verzorging van de carrosserie op pagina 6-76 .
OPGELET
Als de achterbumper een zware impact ontvangt, is het mogelijk dat het systeem niet
meer normaal functioneert. Zet het systeem onmiddellijk stop en laat de auto door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur, inspecteren.


Page 420 of 842

4–241
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  De detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende
gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem niet
normaal functioneert.
 


 De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt.



 Nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of modder
verzameld.
 


 Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist. 

 Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
 


 Stilstaande objecten op of langs de weg, zoals kleine, tweewielige voertuigen,
¿ etsen, voetgangers, dieren en winkelwagens.




 Voertuigen met vormen die radargolven niet goed weerkaatsen, zoals lege opleggers
met een lage voertuighoogte en sportauto's.


 Bij het verlaten van de fabriek is bij alle voertuigen de richting van de radarsensoren
(achter) afgesteld voor een voertuig in beladen toestand, zodat de radarsensoren
(achter) naderende voertuigen correct kunnen bespeuren. Laat de auto door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur laten inspecteren
als de richting van de radarsensoren (achter) om een bepaalde reden is afgeweken.
  Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur
voor reparatie of vervanging van de radarsensoren (achter), of bumperreparaties,
lakherstellingen en vervanging van onderdelen in de buurt van de radarsensoren.
  Schakel het systeem uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting
zoals een ¿ etsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen
de radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal functioneren.
  De radarsensoren zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden. Als de auto in het buitenland wordt gebruikt, is er
mogelijk goedkeuring vereist van het land waarin met de auto wordt gereden.


Page:   < prev 1-10 ... 371-380 381-390 391-400 401-410 411-420 421-430 431-440 441-450 451-460 ... 850 next >