MAZDA MODEL CX-3 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 271 of 707

4–117
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Wanneer het systeem in werking is
1. Wanneer de LDWS schakelaar
wordt ingedrukt gaat het systeem
over naar standby en gaat het
LDWS OFF indikatielampje in
de instrumentengroep uit. Bij
voertuigen uitgerust met de Active
Driving Display, wordt de rijstrook
(grenslijnen) aangegeven in de display.
Indikatie op display
2. Rijd terwijl het LDWS OFF
indikatielampje uit is naar het midden
van de rijstrook. Het systeem zal
beginnen te functioneren wanneer
aan alle onderstaande voorwaarden is
voldaan.
 

 
 De auto rijdt in het midden van de
rijstrook met de witte of gele strepen
aan de linker of rechter zijde of aan
weerszijden.
 

 
 De rijsnelheid is 70 km/h of hoger.


 
 De auto rijdt op een rechte weg of op
een weg met fl auwe bochten.
Bij voertuigen uitgerust met de Active
Driving Display, wordt de rijstrook
aangegeven in de display.
Indikatie op display
Het LDWS systeem werkt niet in de
volgende gevallen:
 

 
 Het systeem kan de witte of gele
strepen niet bespeuren.
 

 
 De rijsnelheid is minder dan 65 km/h.


 
 De auto maakt een scherpe bocht.


 
 De auto maakt een bocht met een niet
aangepaste snelheid.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 272 of 707

4–118
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Het LDWS functioneert niet totdat
het systeem een witte of gele streep
aan de linker- of rechterzijde heeft
bespeurd.
  Wanneer het systeem een witte
of gele streep enkel aan één zijde
bespeurt, activeert het systeem enkel
de waarschuwing wanneer de auto
afwijkt aan de zijde waar de witte of
gele streep bespeurd wordt.
  De afstand- en
waarschuwingsgevoeligheid die
door het systeem wordt gebruikt
om de mogelijkheid van een
rijstrookafwijking te bepalen kan
gewijzigd worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14 .
Automatische uitschakeling
In de volgende gevallen wordt het LDWS
automatisch uitgeschakeld en gaat het
LDWS waarschuwingslampje in de
instrumentengroep branden.
 


 De temperatuur binnen in de camera is
hoog of laag.
 


 De voorruit rondom de camera is
beslagen.
 


 De voorruit rondom de camera wordt
door een obstakel geblokkeerd,
waardoor het uitzicht naar voren
belemmerd wordt.
Bij voertuigen uitgerust met de Active
Driving Display, wordt de rijstrook
(grenslijnen) aangegeven in de
display. Het LDWS wordt automatisch
ingeschakeld wanneer aan de voorwaarden
voor het functioneren is voldaan en het
LDWS waarschuwingslampje gaat uit.
Waarschuwing voor automatische
uitschakeling
Wanneer de volgende handelingen
worden uitgevoerd, bepaalt het LDWS
dat de bestuurder de bedoeling heeft van
rijstrook te wisselen en wordt de LDWS
waarschuwing automatisch uitgeschakeld.
Het LDWS wordt nadat de bestuurder de
handeling heeft uitgevoerd automatisch
ingeschakeld.
 


 Het stuurwiel wordt abrupt gedraaid.



 Het rempedaal wordt abrupt ingetrapt.



 Het gaspedaal wordt abrupt ingetrapt.



 De richtingaanwijzerhendel
wordt bediend (nadat de
richtingaanwijzerhendel is teruggezet, is
het mogelijk dat het LDWS gedurende
ongeveer 3 seconden niet werkt, de tijd
die nodig is om de rijstrookcorrectie uit
te voeren).
OPMERKING
Nadat met de richtingaanwijzerhendel
in werking ongeveer 60 seconden zijn
verstreken, zal de LDWS waarschuwing
in werking treden als de auto dicht bij
een witte of gele streep komt.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 273 of 707

4–119
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Uitschakelen van het systeem
Druk op de LDWS schakelaar om het
LDWS systeem uit te schakelen. Het
LDWS OFF indikatielampje gaat branden.
Bij voertuigen met de Active Driving
Display wordt de rijstrookaanduiding in
de Active Driving Display niet aangeduid
wanneer het LDWS is uitgeschakeld.
LDWS waarschuwing
Als het systeem bepaalt dat de
mogelijkheid van een rijstrookafwijking
bestaat. wordt de LDWS
waarschuwingszoemer geactiveerd en
gaat het LDWS waarschuwingslampje
knipperen. Bedien het stuurwiel op
geschikte wijze en stuur de auto naar het
midden van de rijstrook.
Als bij voertuigen uitgerust met de Active
Driving Display de mogelijkheid bestaat
van een rijstrookafwijking, geeft het
systeem in de Active Driving Display de
richting aan waarin wordt bepaald dat de
auto van de rijstrook afwijkt.
Indikatie op display
OPMERKING
  Als het LDWS waarschuwingsgeluid
op trilling is ingesteld klinkt het
geluid vanuit de autoluidspreker aan
de zijde waar het systeem bepaald
heeft dat de auto van de rijstrook
afwijkt.
  De kans bestaat dat de LDWS
waarschuwingszoemer moeilijk
hoorbaar is, afhankelijk van de
omgevingsomstandigheden zoals
geluiden van buiten.
  Het type waarschuwingsgeluid en het
volume kan gewijzigd worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14 .
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 274 of 707

*Bepaalde modellen.4–120
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Dodehoekmonitorsysteem (BSM) *
Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het
controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten tijdens het
veranderen van rijbaan, door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van voertuigen
die op een naastgelegen rijbaan van achteren naderen.
Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) detecteert voertuigen die van achteren naderen bij
het rijden in voorwaartse richting met een snelheid van 30 km/h of hoger en schakelt,
afhankelijk van de omstandigheden, de waarschuwingslampen van het dodehoekmonitor
(BSM) in die op de portierspiegels zijn aangebracht. Als de richtingaanwijzerhendel
wordt bediend voor het aangeven van een rijstrookverandering in de richting waarvoor
het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje brandt, waarschuwt het systeem
de bestuurder voor een voertuig in het detectiegebied door het knipperen van het
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje en het activeren van een zoemer.
Het detectiegebied van dit systeem beslaat de rijstroken aan beide zijden van de auto en
vanaf de achterzijde van beide voorportieren tot ongeveer 50 m achter de auto.
Detectiegebieden Uw auto
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 275 of 707

4–121
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
WAARSCHUWING
Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk
uit te voeren:
Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te helpen
op achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde beperkingen
ten aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingslampje niet of met vertraging knippert alhoewel er zich een
voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als bestuurder altijd tot uw
verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend verkeer.
OPMERKING
  Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) functioneert wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan:
 


 Het contact op ON wordt gezet.



 De dodehoekmonitor (BSM) schakelaar wordt ingedrukt en het dodehoekmonitor
(BSM) OFF indikatielampje in de instrumentengroep gaat uit.
 


 De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger. 

 Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) zal onder de volgende omstandigheden niet
functioneren.
 


 De rijsnelheid valt terug beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het dodehoekmonitor
(BSM) OFF indikatielampje uit is.
 


 De versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel
(automatische transmissie) wordt in de achteruitstand (R) gezet en de auto rijdt
achteruit.
In de volgende gevallen gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje
branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig
mogelijk door een offi ciële Mazda dealer inspecteren als het dodehoekmonitor (BSM)
OFF indikatielampje blijft branden.
 


 Er wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingslampjes.
 


 Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).



 Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper
nabij een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de
achterbumper.
 


 Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.



 De temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
 


 De accuspanning is afgenomen.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 276 of 707

4–122
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
 


 Er bevindt zich een voertuig in het opsporingsgebied aan de achterzijde
op een naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet.
Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) beoordeelt de situatie op basis van
radardetectiegegevens.
 


 Er rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
 


 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Een voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.



 Er bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.


 In de volgende gevallen bestaat de kans dat de activering van de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer niet of vertraagd
plaatsvindt.
 


 Een voertuig verandert van de huidige rijstrook naar een naastgelegen rijstrook twee
rijstroken verder.
 


 Rijden op steile hellingen.



 Rijden over de top van een heuvel of bergpas.



 Bij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).



 Wanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.



 Het systeem functioneert direct na het indrukken van de dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar.
 
 Als de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder
bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld
overeenkomstig de breedte van snelwegen.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 277 of 707

4–123
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Het is mogelijk dat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gaan branden
in reactie op stilstaande objecten op of langs de weg, zoals vangrails, tunnels,
zijwanden en geparkeerde voertuigen.
Objecten zoals vangrails en betonnen muren
die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van tunnels, afritten.
  De kans bestaat dat een dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje gaat
knipperen of dat de waarschuwingszoemer enkele malen wordt geactiveerd bij het
afslaan op een kruising in een stad.
  Schakel het dodehoekmonitorsysteem (BSM) uit wanneer u een aanhanger trekt of
wanneer u hulpuitrusting zoals een fi etsdrager aan de achterzijde van de auto hebt
geïnstalleerd. Anders zullen de radiogolven van de radar geblokkeerd raken waardoor
het systeem niet meer normaal zal functioneren.
  In de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/
knipperen.
 


 Wanneer de portierspiegels bedekt zijn met sneeuw of ijs.



 Wanneer de voorportierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder. 

 Het systeem schakelt over naar de functie van het achteruitrijwaarschuwingssysteem
wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel
(automatische transmissie) in de achteruitstand (R) gezet wordt.
 Zie Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) op pagina 4-130 .
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 278 of 707

4–124
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes/Dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingszoemer
Het dodehoekmonitor (BSM) of achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) waarschuwt
de bestuurder voor de aanwezigheid van voertuigen in naastgelegen rijstroken aan de
achterzijde van uw auto met behulp van de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes
en de waarschuwingszoemer wanneer de systemen in werking zijn.
Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes
De dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes zijn aangebracht op de linker en rechter
portierspiegels. De waarschuwingslampjes gaan branden wanneer een voertuig wordt
bespeurd dat op een naastgelegen rijstrook van achteren nadert.
Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat het defectwaarschuwingslampje kortstondig
branden en vervolgens na enkele seconden uit.
Vooruit rijden (Werking van dodehoekmonitorsysteem (BSM))
Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) bespeurt voertuigen die van achteren naderen en
schakelt al naargelang de situatie de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes
in die aangebracht zijn op de portierspiegels. En als een dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampje brandt en de richtingaanwijzerhendel wordt bediend voor het
aangeven van een richtingverandering in de richting waarvoor het dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampje brandt, gaat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje
knipperen.
Achteruit rijden (Werking van achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA))
Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) bespeurt voertuigen die uw auto vanaf de
linker- en rechterzijde naderen en laat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes
knipperen.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 279 of 707

4–125
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Functie voor uitschakelen van de verlichtingsdimmer
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
of staat, wordt de helderheid van de
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gedimd.
Als de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes moeilijk te zien zijn als gevolg van
verblinding door het licht van de omgeving bij het rijden op met sneeuw bedekte wegen
of bij mist, op de dimmeruitschakeltoets drukken om de dimmer uit te schakelen en de
helderheid van de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes te vergroten wanneer
deze gaan branden.
Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-31 .
Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer
De dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer wordt geactiveerd gelijktijdig met het
knipperen van een dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje.
Dodehoekmonitor (BSM) OFF
indikatielampje
 


 Wanneer het contact op ON wordt gezet,
gaat het defectwaarschuwingslampje
kortstondig branden en vervolgens na
enkele seconden uit.
 


 Het dodehoekmonitor (BSM) OFF
indikatielampje gaat branden wanneer
de dodehoekmonitor (BSM) schakelaar
wordt ingedrukt om de systemen
van dodehoekmonitor (BSM) en
achteruitrijwaarschuwing (RCTA) uit te
schakelen.
 


 Onder de volgende omstandigheden
kan een defect in het systeem worden
aangegeven. Laat uw auto door een
offi ciële Mazda dealer inspecteren.



 
 Het lampje gaat niet branden wanneer
het contact op ON wordt gezet.
 

 
 Het lampje blijft branden als de
dodehoekmonitor (BSM) schakelaar
wordt ingedrukt.
 

 
 Wanneer dit tijdens het rijden gaat
branden.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page 280 of 707

4–126
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar
Wanneer de dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar wordt ingedrukt, worden
de systemen van dodehoekmonitor
(BSM) en achteruitrijwaarschuwing
(RCTA) uitgeschakeld en gaat het
dodehoekmonitor (BSM) OFF
indikatielampje in de instrumentengroep
branden.
Als de schakelaar nogmaals wordt
ingedrukt, worden de systemen
van dodehoekmonitor (BSM) en
achteruitrijwaarschuwing (RCTA)
geactiveerd en gaat het dodehoekmonitor
(BSM) OFF indikatielampje uit.
OPMERKING
  Wanneer het contact wordt uitgezet,
wordt de toestand aangehouden die
bestond alvorens het systeem werd
uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het
contact op OFF wordt gezet terwijl
de systemen van dodehoekmonitor
(BSM) en achteruitrijwaarschuwing
(RCTA) geactiveerd zijn, blijven
de systemen van dodehoekmonitor
(BSM) en achteruitrijwaarschuwing
(RCTA) geactiveerd wanneer het
contact de volgende keer op ON
wordt gezet.
  De systemen van dodehoekmonitor
(BSM) en achteruitrijwaarschuwing
(RCTA) worden uitgeschakeld
wanneer de accu wordt losgekoppeld
zoals bij het demonteren en monteren
van accukabels of zekeringen.
Druk op de dodehoekmonitor
(BSM) schakelaar om de systemen
van dodehoekmonitor (BSM) en
achteruitrijwaarschuwing (RCTA)
opnieuw in te schakelen.
$9@&;%/%@&EJUJPOJOEC

Page:   < prev 1-10 ... 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 ... 710 next >