ESP MAZDA MODEL CX-5 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 449 of 889

4–261
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
OPGELET
  Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude
toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden
welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto banden van een verschillende maat heeft dan de
maat die op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel staat aangegeven,
dient u de juiste bandenspanning voor deze banden te bepalen.)
 Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere
van uw banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te
controleren en deze op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de
bandenspanning beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech
veroorzaken. Te lage bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot
snellere slijtage van het bandenpro¿ el en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig
beïnvloeden.
 Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
 Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingsindicator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
 De TPMS storingsindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden.
Deze volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor
zolang als de storing blijft bestaan. Wanneer de storingsindicator brandt, bestaat de
kans dat het systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of
melden. Storingen in het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende
redenen, zoals het vervangen of verwisselen van banden of velgen op de auto welke
verhinderen dat het TPMS systeem juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS
storingsindicator na het vervangen van één of meer banden of velgen op uw auto om er
zeker van te zijn dat na het vervangen of verwisselen van banden en velgen het TPMS
systeem juist blijft functioneren.
  Om foutieve aÀ ezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel
leegloopt of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld
worden.

Page 469 of 889

4–281
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
OPMERKING
  Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de
werking van het systeem hinderen.
  Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik
van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen
niet kunnen opsporen.
  Het is mogelijk dat het systeem onder de volgende omstandigheden niet normaal
werkt:
 


 Wanneer zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht
(wanneer dit wordt verwijderd, werkt het systeem weer normaal).
 


 Wanneer het sensorgedeelte is bevroren (wanneer het ijs ontdooid is, werkt het
systeem weer normaal).
 


 Wanneer de sensor met een hand wordt afgedekt.



 Wanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.



 Wanneer de auto buitengewoon scheef staat.



 Onder buitengewoon hete of koude weersomstandigheden.



 Wanneer er met de auto over oneffenheden, op hellingen of op onverharde of met
gras bedekte wegen wordt gereden.
 


 Alles dat in de buurt van de auto ultrageluid voortbrengt, zoals de claxon van
een andere auto, het motorgeluid van een motor¿ ets, het luchtremgeluid van een
vrachtwagen of de sensoren van een andere auto.
 


 Wanneer met de auto bij zware regenval wordt gereden of bij rijomstandigheden die
opspattend water veroorzaken.
 


 Wanneer een in de handel verkrijgbare staafantenne of een antenne voor
zendapparatuur in de auto is geïnstalleerd.
 


 Wanneer de auto in de richting gaat van een hoge of vierkante stoeprand.



 Wanneer de hindernis zich te dicht bij de sensor bevindt. 

 Hindernissen onder de bumper worden mogelijk niet opgespoord. Hindernissen
die lager zijn dan de bumper of smal zijn worden mogelijk in eerste instantie wel
opgespoord maar worden naarmate de auto de hindernis dichter nadert niet meer
opgespoord.
  Het is mogelijk dat de volgende soorten hindernissen niet opgespoord worden: 



 Dunne voorwerpen zoals kabel of touw



 Materialen die geluidsgolven gemakkelijk absorberen zoals katoen of sneeuw



 Hoekvormige voorwerpen



 Bijzonder lange voorwerpen, en die welke breed zijn aan de bovenzijde



 Kleine, korte voorwerpen 

 Laat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij
een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet
opsporen.

Page 472 of 889

4–284
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
Hindernisdetectieaanduiding
De positie van een sensor die een hindernis heeft bespeurd wordt aangeduid. De meter gaat
op verschillende punten branden, afhankelijk van de afstand naar de hindernis die door de
sensor bespeurd wordt.
Naarmate de auto een hindernis dichter nadert, gaat de zone in de meter dichter bij de auto
branden.


LinkervoorhoeksensormeterRechtervoorhoeksensormeter
Rechterachterhoeksensormeter
LinkerachterhoeksensormeterVoorste sensormeter
Achterste sensormeter

OPMERKING
De detectie-indicator kan schakelen tussen weergave en verbergen.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-12 .

Page 475 of 889

4–287
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
Voorste hoeksensor, achterste hoeksensor
Afstanddetectiegebied Afstand tussen het voertuig en de hindernis
Zoemtoon *1
Voorste/achterste hoeksensor
Grote afstand Ongeveer 50—38 cm

Gematigd onderbroken
geluid
Middenafstand Ongeveer 38—25 cm

Snel onderbroken geluid
Nabije afstand Binnen ongeveer 25 cm

Continu geluid
*1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.


OPMERKING
Als er gedurende 6 seconden of langer een hindernis bespeurd wordt, stopt de pieptoon
(behalve voor de nabije afstand zone). Als dezelfde hindernis bespeurd wordt in een
andere zone, klinkt de bijbehorende pieptoon.

Page 490 of 889

5–14
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Aanjagerregelschakelaar
De aanjager heeft zeven snelheden. De
gekozen snelheid wordt aangegeven.
Functiekeuzeschakelaar
De gewenste luchtstroom kan worden
gekozen (pagina 5-6 ).
OPMERKING
  Wanneer de luchtcirculatie ingesteld
is op stand
en de
temperatuurregelknop ingesteld is op
een gematigde temperatuur, wordt
verwarmde lucht naar de
voetenruimte gevoerd en komt er
lucht van een in vergelijking lagere
temperatuur door de middelste, linker
en rechter ventilatieopeningen naar
buiten.
  Druk op de
voorruitontwasemingsschakelaar om
de luchtstroom op
in te stellen.
  In de stand wordt de stand voor
aanvoer van buitenlucht automatisch
gekozen.
A/C schakelaar
Door het indrukken van de A/C
schakelaar terwijl de AUTO
schakelaar is ingeschakeld wordt de
airconditioning uitgeschakeld (koeling/
ontvochtigingsfuncties).
De aan/uit van de airconditioning wisselt
telkens wanneer de A/C schakelaar wordt
ingedrukt.
Verandert als volgt telkens wanneer de
A/C schakelaar wordt ingedrukt.
A / C : A/C ECO :Stop
OPMERKING

 De airconditioning werkt wanneer de
A/C schakelaar wordt ingedrukt, ook
als de airco uit is.
  De A/C ECO functie is bedoeld voor
een energiebesparend gebruik van
het klimaatregelsysteem. “ A/C ECO ”
wordt getoond om aan te geven dat
het klimaatregelsysteem optimaal is
ingesteld.
  Wanneer de buitentemperatuur
in de nabijheid komt van 0 °C,
het airconditioningsysteem niet
gebruiken.
Luchtinlaatkeuzeschakelaar
De standen voor aanvoer van buitenlucht
of recirculerende lucht kunnen worden
gekozen. Druk op de schakelaar voor het
kiezen van de stand voor aanvoer van
buitenlucht of recirculerende lucht.
Stand voor recirculerende lucht (
)
De aanvoer van buitenlucht is afgesloten.
Gebruik deze stand bij het rijden door
tunnels, bij het rijden in druk verkeer
(plaatsen met hoge concentraties van
uitlaatgassen) of wanneer snelle koeling
gewenst is.
Stand voor aanvoer van buitenlucht
(
)
Buitenlucht wordt het interieur
binnengelaten. Gebruik deze stand voor
ventilatie of ontdooien van de voorruit.

Page 506 of 889

5–30
Interieurvoorzieningen
Audioset [Type A (niet-aanraakscherm)]
*Bepaalde modellen.
Houd de automatische
geheugenopslagtoets (
) gedurende
ongeveer 2 seconden ingedrukt, totdat u
een pieptoon hoort; het systeem zal dan
automatisch de 6 zenders van elke gekozen
golfband in dat gebied aftasten en tijdelijk
in het geheugen opslaan.

Nadat het aftasten voltooid is, wordt op de
zender afgestemd en wordt de frequentie
ervan aangegeven. Voor het oproepen van
zenders die met de automatische
geheugenopslag zijn opgeslagen, de
automatische geheugenopslagtoets
(
) indrukken en loslaten. Telkens
zal één zender uit het geheugen worden
gekozen en verschijnen de frequentie en
het zendernummer op de display.
OPMERKING
Als na het aftasten op geen enkele
zender kan worden afgestemd, wordt
“ A ” getoond.
Radio data systeem (RDS) *
OPMERKING
Het radio data systeem (RDS) werkt niet
als dit zich buiten het servicegebied van
het systeem bevindt. Alternatieve frequentie (AF)
AF functioneert voor de FM zenders. Druk
op de menutoets (
) en kies de AF
modus om deze in te schakelen en “ AF ”
zal op de display verschijnen. Als de
radio-ontvangst van de huidige zender
zwakker wordt, schakelt het systeem
automatisch over naar een andere zender.

Wanneer u verder naar een regionaal
programma wilt luisteren, op de menutoets
(
) drukken en kies de REG modus
om deze in te schakelen. “ REG ON ” wordt
op de display getoond. Druk voor het
annuleren op de audioregelknop en kies de
REG modus om deze uit te schakelen.
“ REG OFF ” wordt op de display getoond.
Verkeersinformatie (TA)
Als de verkeersinformatietoets (
) wordt
ingedrukt, zal de installatie naar de TA-
modus overschakelen en wordt “ TA ”
getoond.

Als in de TA-modus een TA-uitzending
wordt ontvangen, krijgt de TA-uitzending
voorrang, ook wanneer andere functies
(FM, CD, USB apparaat, AUX of BT
audio) worden gebruikt, en wordt “ Traf¿ c
Info ” getoond.
Druk tijdens een TA-uitzending op de
verkeersinformatietoets (
) om de
uitzending te beëindigen en naar de
voorheen ingestelde modus terug te keren.
Programmatype informatie (PTY)
Bepaalde FM zenders zenden
programmatype codes uit. Met behulp van
deze code kunnen alternatieve zenders die
dezelfde programmatype codes uitzenden
snel opgespoord worden.

Page 509 of 889

5–33
Interieurvoorzieningen
Audioset [Type A (niet-aanraakscherm)]
Weergave
Druk de mediatoets ( ) in om over te
schakelen naar de CD-modus en start de
weergave.
OPMERKING
De CD modus kan niet gekozen worden
als er geen CD is ingestoken.
P a u z e
Druk voor het stopzetten van de weergave
op de weergave/pauzetoets ( 4 ).
Druk nogmaals op de toets om de
weergave te hervatten.
Snel vooruitspoelen/Terugspoelen
Houd de snelvooruitspoeltoets (
)
ingedrukt om op hoge snelheid een
nummer in voorwaartse richting te
doorlopen. Houd de terugspoeltoets (
)
ingedrukt om op hoge snelheid een
nummer in achterwaartse richting te
doorlopen.
Spooraftasting
Druk eenmaal op de spoor vooruit toets
(
) om vooruit te gaan naar het begin van
het volgende nummer.
Druk op de spoor terug toets (
) binnen
enkele seconden na het begin van de
weergave om het begin van het vorige
nummer op te zoeken.
Druk op de spoor terug toets (
) nadat
enkele seconden zijn verstreken om de
weergave vanaf het begin van het huidige
nummer te starten.
Mapzoeken (tijdens MP3/WMA/AAC
CD weergave)
Druk voor het veranderen naar de vorige
map op de map omlaag toets (
), of druk
op de map omhoog toets (
) om door te
gaan naar de volgende map.
Muziek scan
Tijdens muziek CD weergave
Deze functie scant de titels op een CD en
speelt 10 seconden van elk nummer af om
u te helpen het nummer te vinden dat u
wilt beluisteren.
Houd tijdens weergave de scan-toets
(
) ingedrukt om de scan-
weergavefunctie te activeren (het
spoornummer gaat knipperen). Houd de
scan-toets (
) nogmaals ingedrukt om
de scan-weergave te annuleren.
Tijdens MP3/WMA/AAC CD weergave
Deze functie scant de titels in een map die
op dat moment wordt afgespeeld en speelt
10 seconden van elk nummer af om u te
helpen het nummer te vinden dat u wilt
beluisteren. Houd tijdens weergave de
scan-toets (
) ingedrukt om de scan-
weergavefunctie te activeren (het
spoornummer gaat knipperen).
Houd de scan-toets (
) nogmaals
ingedrukt om de scan-weergave te
annuleren.
OPMERKING
Als het apparaat op scan blijft ingesteld,
zal de normale weergave hervat worden
bij het punt waar scan gekozen werd.

Page 515 of 889

5–39
Interieurvoorzieningen
Audioset [Type A (niet-aanraakscherm)]
P a u z e
Druk voor het stopzetten van de weergave
op de weergave/pauzetoets ( 4 ).
Druk nogmaals op de toets om de
weergave te hervatten.
Snel vooruitspoelen/Terugspoelen
Houd de snelvooruitspoeltoets (
)
ingedrukt om op hoge snelheid een
nummer in voorwaartse richting te
doorlopen.
Houd de terugspoeltoets (
) ingedrukt om
op hoge snelheid een nummer in
achterwaartse richting te doorlopen.
Spooraftasting
Druk eenmaal op de spoor vooruit toets
(
) om vooruit te gaan naar het begin van
het volgende nummer.
Druk op de spoor terug toets (
) binnen
enkele seconden na het begin van de
weergave om het begin van het vorige
nummer op te zoeken.
Druk op de spoor terug toets (
) nadat
enkele seconden zijn verstreken om de
weergave vanaf het begin van het huidige
nummer te starten.
Mapzoeken
Druk voor het veranderen naar de vorige
map op de map omlaag toets (
), of druk
op de map omhoog toets (
) om door te
gaan naar de volgende map.
Muziek scan
Deze functie scant de titels in een map die
op dat moment wordt afgespeeld en speelt
tien seconden van elk nummer af om u te
helpen het nummer te vinden dat u wilt
beluisteren.
Houd tijdens weergave de scan-toets
(
) ingedrukt om de scan-
weergavefunctie te activeren (het
spoornummer gaat knipperen). Houd de
scan-toets (
) nogmaals ingedrukt om
de scan-weergave te annuleren.
OPMERKING
Als het apparaat op scan blijft ingesteld,
zal de normale weergave hervat worden
bij het punt waar scan gekozen werd.
Herhaalde weergave
Spoor herhalen
1. Druk op de herhaaltoets ( 1 ) tijdens
weergave om het huidige nummer bij
herhaling weer te geven. “ TRACK
RPT ” wordt getoond (
wordt getoond
naast RPT aan de onderkant van het
displaygedeelte).
2. Druk voor het annuleren van de
herhaalde weergave na 3 seconden
nogmaals op de toets.

Page 519 of 889

5–43
Interieurvoorzieningen
Audioset [Type A (niet-aanraakscherm)]
Snel vooruitspoelen/Terugspoelen
Houd de snelvooruitspoeltoets (
)
ingedrukt om op hoge snelheid een
nummer in voorwaartse richting te
doorlopen.
Houd de terugspoeltoets (
) ingedrukt om
op hoge snelheid een nummer in
achterwaartse richting te doorlopen.
Spooraftasting
Druk eenmaal op de spoor vooruit toets
(
) om vooruit te gaan naar het begin van
het volgende nummer.
Druk op de spoor terug toets (
) binnen
enkele seconden (afhankelijk van de iPod
softwareversie) na het begin van de
weergave om het begin van het vorige
spoor op te zoeken.
Druk op de spoor terug toets (
) nadat
enkele seconden (afhankelijk van de iPod
softwareversie) zijn verstreken om de
weergave vanaf het begin van het huidige
spoor te starten.
Categorie zoeken
Druk op de categorie omlaag toets ( 5 )
voor het selecteren van de vorige categorie
en druk op de categorie omhoog toets
( 6 ) voor het selecteren van de volgende
categorie.
OPMERKING
De soorten categorieën zijn Afspeellijst,
Artiest, Album, Muziekstuk, Podcast,
Genre, Componist en Audioboek.
Lijstzoekfunctie
Druk op de lijst omlaag toets (
) voor het
selecteren van de vorige lijst en druk op de
lijst omhoog toets (
) voor het selecteren
van de volgende lijst.
OPMERKING
Wanneer de geselecteerde categorie
Muziekstuk of Audioboek is, is er geen
lijst.
Muziek scan
Deze functie scant de titels in een lijst die
op dat moment wordt afgespeeld en speelt
10 seconden van elk muziekstuk af om u
te helpen het muziekstuk te vinden dat u
wilt beluisteren.
Houd tijdens weergave de scan-toets
(
) ingedrukt om de scan-
weergavefunctie te activeren (het
spoornummer gaat knipperen). Houd de
scan-toets (
) nogmaals ingedrukt om
de scan-weergave te annuleren.
OPMERKING
Als het apparaat op scan blijft ingesteld,
zal de normale weergave hervat worden
bij het punt waar scan gekozen werd.
Herhaalde weergave
1. Druk op de herhaaltoets ( 1 ) tijdens
weergave om het huidige nummer bij
herhaling weer te geven. “ TRACK
RPT ” wordt getoond (
wordt getoond
naast RPT aan de onderkant van het
displaygedeelte).
2. Druk nogmaals op de toets om de
herhaalde weergave uit te schakelen.

Page 520 of 889

5–44
Interieurvoorzieningen
Audioset [Type A (niet-aanraakscherm)]
Willekeurige weergave
Sporen worden willekeurig geselecteerd
en weergegeven.
Muziekstuk willekeurig
1. Druk op de willekeurige weergavetoets
( 2 ) tijdens weergave om de sporen in
de lijst in willekeurige volgorde weer te
geven. “ SONG RDM ” wordt getoond
(
wordt getoond naast RDM aan de
onderkant van het displaygedeelte).
2. Druk voor het annuleren van de
weergave in willekeurige volgorde na 3
seconden nogmaals op de toets.

Album willekeurig
1. Druk op de willekeurige weergavetoets
( 2 ) tijdens weergave en druk
vervolgens binnen 3 seconden
nogmaals op de toets om de sporen op
de iPod in willekeurige volgorde weer
te geven. “ ALBUM RDM ” wordt
getoond (
wordt getoond naast RDM
aan de onderkant van het
displaygedeelte).
2. Druk nogmaals op de toets om de
weergave in willekeurige volgorde uit
te schakelen.

OPMERKING
Het spoornummer dat willekeurig wordt
afgespeeld is in de volgorde van de iPod
shufÀ etabel.
Overschakelen van de display
Telkens wanneer tijdens weergave op de
teksttoets ( 3 ) wordt gedrukt verandert de
informatie die op de audiodisplay wordt
getoond als volgt.

To e t s Informatie die op de
audiodisplay wordt
getoond

Bestandsnummer/
Verstreken tijd
Bestandsnummer
Categorienaam
Artiestnaam
Albumnaam
Muziekstuknaam

OPMERKING
  De informatie (artiestnaam,
muzieknaam) wordt enkel getoond
wanneer de iPod informatie bevat die
getoond kan worden.
  Bepaalde tekens kunnen op deze
installatie niet getoond worden.
Niet-toonbare tekens worden
aangegeven door een sterretje (
).
Display scrollen
13 lettertekens kunnen gelijktijdig worden
getoond. Houd voor het tonen van de rest
van de lettertekens van een lange titel de
teksttoets ( 3 ) ingedrukt. De display toont
de volgende 13 lettertekens. Houd de
teksttoets ( 3 ) nogmaals ingedrukt nadat
de laatste 13 lettertekens getoond zijn om
terug te keren naar het begin van de titel.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 160 next >