MAZDA MODEL CX-5 2017 Instruktionsbog (in Danish)

Page 21 of 889

2–1*Bepaalde modellen.2–1
2Belangrijke veiligheidsuitrusting
Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen,
veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS-airbags.

Zittingen .............................................................................................. 2-2
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen ...................... 2-2
Voorzitting ..................................................................................... 2-6
Achterzitting ............................................................................... 2-12
Hoofdsteunen .............................................................................. 2-21

Veiligheidsgordelsysteem ................................................................. 2-24
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de veiligheidsgordels .... 2-24
Veiligheidsgordels ....................................................................... 2-28
Veiligheidsgordelwaarschuwingssystemen ................................. 2-29
Voorspanners van veiligheidsgordels en begrenzingsystemen ... 2-30

Kinderzitje ........................................................................................ 2-33
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een kinderzitje ............... 2-33
Installatie van kinderzitjes .......................................................... 2-40
Tabel voor geschiktheid van kinderzitjes voor diverse
zitposities .................................................................................... 2-46
Installeren van kinderzitjes ......................................................... 2-50

SRS-airbags ...................................................................................... 2-54
Voorzorgsmaatregelen betreffende de aanvullende
beveiligingssystemen (SRS) ....................................................... 2-54
Onderdelen van het aanvullend beveiligingssysteem ................. 2-62
Werking van de SRS-airbags ...................................................... 2-64
Criteria voor SRS airbag activering ............................................ 2-70
Beperkingen van de SRS airbag ................................................. 2-72
Inzittende voorpassagier detectiesysteem
* .................................. 2-74
Constante controle ...................................................................... 2-80

Page 22 of 889

2–2
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Zittingen
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen
WAARSCHUWING
Zorg er voor dat de afstelbare onderdelen van een zitting op hun plaats vergrendeld
zijn:
Niet goed vergrendelde afstelbare zittingen en rugleuningen zijn gevaarlijk. Bij
plotseling stoppen of een botsing kan de zitting of de rugleuning in beweging komen,
hetgeen letsel kan veroorzaken. Zorg er voor dat de afstelbare onderdelen van de
zittingen goed op hun plaats vergrendeld zijn door te proberen de zitting naar voren en
naar achteren te schuiven en de rugleuningen heen en weer te duwen.

Laat kinderen nooit een zitting afstellen:
Toestaan dat kinderen een zitting afstellen is gevaarlijk, aangezien dit ernstig letsel kan
veroorzaken wanneer de handen of voeten van het kind tussen de zitting beklemd raken.

Niet rijden met ontgrendelde rugleuning:
Alle rugleuningen spelen een belangrijke rol bij uw bescherming in een auto. Het niet
vergrendelen van de rugleuning is gevaarlijk, aangezien tijdens plotseling afremmen of
een botsing passagiers van hun plaats geslingerd kunnen worden en inzittenden door
bagage geraakt kunnen worden, hetgeen ernstig letsel kan veroorzaken. Duw telkens na
het afstellen van de rugleuning, ook als er geen overige passagiers zijn, de rugleuning
even heen en weer om te controleren of deze goed op zijn plaats vergrendeld is.

De bestuurdersstoel uitsluitend afstellen wanneer de auto tot stilstand gebracht is:
Afstellen van de bestuurdersstoel tijdens het rijden is gevaarlijk. De kans bestaat dat de
bestuurder de macht over het stuur verliest en een ongeluk veroorzaakt.

De voorzittingen niet wijzigen of vervangen:
Het aanbrengen van wijzigingen of het vernieuwen van de voorzittingen zoals
het vernieuwen van de bekleding of het losdraaien van bouten is gevaarlijk. De
voorzittingen bevatten airbagonderdelen die van essentieel belang zijn voor het
aanvullend beveiligingssysteem. Het aanvullend beveiligingssysteem kan door
dergelijke wijzigingen beschadigd worden, hetgeen tot ernstig letsel kan leiden.
Raadpleeg een of¿ ciële Mazda reparateur als uitbouwen of opnieuw inbouwen van de
voorzittingen om een of andere reden noodzakelijk is.

Page 23 of 889

2–3
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Zittingen
WAARSCHUWING
Rijd niet met beschadigde voorzittingen:
Rijden met beschadigde voorzittingen, zoals zitkussens die gescheurd of tot op
het urethaan beschadigd zijn, is gevaarlijk. De voorzittingen die belangrijke
airbagonderdelen bevatten kunnen door een botsing beschadigd worden, ook als het
een botsing is die voor het activeren van de airbags niet krachtig genoeg is. Bij een
eventuele volgende botsing zal een airbag mogelijk niet geactiveerd worden, hetgeen
tot letsel kan leiden. Laat na een botsing de voorzittingen, de voorspanners van de
veiligheidsgordels van de voorzittingen en de airbags altijd door een of¿ ciële Mazda
reparateur inspecteren.

Rijd niet met de rugleuningen van de voorzittingen in achterover geleunde positie:
Tijdens het rijden in achterover geleunde positie zitten is gevaarlijk, aangezien de
veiligheidsgordels dan niet de optimale bescherming bieden. Tijdens een aanrijding of
bij plotseling afremmen, zou u onder de heupgordel kunnen glijden en ernstig inwendig
letsel kunnen oplopen. Voor een maximale bescherming, steeds goed achter op de
zitting plaatsnemen en rechtop zitten.

Plaats geen voorwerp zoals een kussen tussen de rugleuning en uw rug:
Het plaatsen van een voorwerp zoals een kussen tussen de rugleuning en uw rug is
gevaarlijk omdat u geen veilige rijhouding kunt aanhouden en de veiligheidsgordel
bij een botsing niet de volledige bescherming kan bieden, wat een ernstig ongeval met
mogelijk dodelijk letsel kan veroorzaken.

Plaats geen voorwerpen onder de zitting:
Het voorwerp kan beklemd raken en tot gevolg hebben dat de zitting niet goed
vergrendeld wordt waardoor een ongeluk veroorzaakt kan worden.

Nooit lading hoger dan de rugleuningen opstapelen:
Bagage of overige lading die hoger wordt opgestapeld dan de rugleuningen is
gevaarlijk. In het geval van een botsing of plotseling afremmen kunnen deze
voorwerpen naar voren geslingerd worden waardoor passagiers geraakt kunnen worden
en letsel kunnen oplopen.

Zorg er voor dat bagage en lading alvorens te gaan rijden goed wordt vastgemaakt:
Lading die tijdens het rijden niet is vastgemaakt is gevaarlijk aangezien deze bij
plotseling afremmen of een botsing kan gaan schuiven of in elkaar gedrukt kan worden
en letsel kan veroorzaken.

Page 24 of 889

2–4
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Zittingen
WAARSCHUWING
Laat een passagier tijdens het rijden nooit op de neergeklapte rugleuning zitten of
staan:
Rijden met een passagier op de neergeklapte rugleuning is gevaarlijk. Het is vooral
gevaarlijk wanneer u tijdens het rijden een kind op de neergeklapte rugleuning
laat zitten. Tijdens plotseling stoppen of zelfs een kleine botsing, bestaat de kans
dat een kind dat niet op de juiste wijze van de zitting of van een kinderzitje en de
veiligheidsgordels gebruik maakt, naar voren of naar achteren of zelfs uit de auto
geslingerd wordt, hetgeen ernstig of zelfs dodelijk letsel kan veroorzaken. Het kind in de
bagageruimte zou tegen andere inzittenden geslingerd kunnen worden, hetgeen ernstig
letsel kan veroorzaken.
OPGELET
  Wees voorzichtig tijdens het bedienen van een zitting uw handen of vingers niet in
de buurt van de bewegende delen van de zitting of op de zijbekleding te plaatsen om
letsel te voorkomen.
  Let erop bij het verschuiven van de zittingen dat er zich geen lading in het gedeelte
eromheen bevindt. Als de lading beklemd raakt, kan deze beschadigd worden.
  (Handbediende zittingafstelling)  Let er op bij het naar voren en naar achteren schuiven van de zittingen of het
terugzetten van een achterover verstelde rugleuning in de rechtop stand, de rugleuning
tijdens de bediening met uw hand vast te houden. Als de rugleuning niet ondersteund
wordt, kan de zitting plotseling verschuiven en letsel veroorzaken.

Page 25 of 889

2–5
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Zittingen
OPMERKING
  Bij het terugplaatsen van een achterzitting in de oorspronkelijke positie, de
veiligheidsgordel in zijn normale positie plaatsen. Controleer of de veiligheidsgordel
uitgetrokken kan worden en oprolt.
 
 (Elektrische zittingafstelling)  De elektrische bediende afstelling van de zitting wordt door motoren geregeld. Laat
de motoren niet te lang achtereen werken, aangezien deze door overmatig gebruik
beschadigd kunnen raken.
 


 Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de elektrische afstelling niet gebruiken
wanneer de motor stopgezet is. De afsteller gebruikt een grote hoeveelheid
elektrische stroom.
 


 De schakelaar niet gebruiken voor het maken van meerdere afstellingen
tegelijkertijd.

Page 26 of 889

2–6
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Zittingen
*Bepaalde modellen.
Voorzitting
Gebruik van de zittingen

Elektrische bediening


Lengteverstelling
(Handbediende zittingafstelling)
Om een zitting naar voren of naar achteren te verplaatsen, de hendel omhoog trekken, de
zitting in de gewenste stand schuiven en de hendel loslaten.
Controleer of de hendel in de uitgangspositie is teruggekeerd en of de zitting op zijn plaats
vergrendeld is door te proberen deze even naar voren en naar achteren te duwen.
(Elektrische zittingafstelling)
Voor het naar voren of naar achteren schuiven van de zitting, de zitpositie-schakelaar aan
de buitenzijde van de zitting naar voren of naar achteren schuiven en vasthouden. Laat de
schakelaar in de gewenste stand los.

Afstelling van de hoogte *

(Handbediende zittingafstelling)
Voor het afstellen van de zittinghoogte, de hendel omhoog of omlaag verplaatsen.
(Elektrische zittingafstelling)
Voor het afstellen van de zittinghoogte, de schakelaar omhoog of omlaag verplaatsen.

Page 27 of 889

2–7
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Zittingen
*Bepaalde modellen.
Afstellen van de hoogte van de voorkant van het zitkussen (Elektrisch bediende
bestuurdersstoel)
Voor het afstellen van de hoogte van de voorzijde van het zitkussen, de voorzijde van de
zitpositie-schakelaar omhoog of omlaag drukken.

Rugleuningverstelling
(Handbediende zittingafstelling)
Om de hoek van de rugleuning te kunnen verstellen, een weinig voorover leunen en de
hendel omhoog trekken. Leun vervolgens achterover totdat de gewenste hoek bereikt is en
laat de hendel los.
Controleer of de hendel in de uitgangspositie is teruggekeerd en of de rugleuning op zijn
plaats vergrendeld is door te proberen deze even naar voren en naar achteren te duwen.
(Elektrische zittingafstelling)
Verander de hoek van de rugleuning door op de voor- of achterzijde van de
rugleuningschakelaar te drukken. Laat de schakelaar in de gewenste stand los.

Afstelling van de lendensteun (Bestuurdersstoel) *

(Handbediende zittingafstelling)
Voor een toename van de stevigheid van de zitting, de hendel naar beneden verplaatsen.
Verplaats de hendel naar boven voor een vermindering van stevigheid.
(Elektrische zittingafstelling)
Voor meer stevigheid van de zitting, de voorzijde van de schakelaar tot in de gewenste stand
ingedrukt houden en deze vervolgens loslaten.
Druk het achterste gedeelte van de schakelaar in om de stevigheid te verminderen.

Page 28 of 889

2–8
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Zittingen
*Bepaalde modellen.
Stoelverwarming *
De voorzittingen worden elektrisch
verwarmd. Het contact moet op ON staan.
Druk voor gebruik van de stoelverwarming
de stoelverwarmingschakelaar in
terwijl het contact op ON staat. De
indicatielampjes gaan branden om aan te
geven dat de stoelverwarming in werking
is. De modus verandert als volgt telkens
wanneer de stoelverwarmingschakelaar
wordt ingedrukt.

UIT
Hoog
Midden
Laag

WAARSCHUWING
Wees voorzichtig bij gebruik van de
stoelverwarming:
De warmte van de stoelverwarming
kan voor bepaalde personen te heet
zijn, zoals als volgt aangegeven, en
kan een lage-temperatuur brandwond
veroorzaken.
 
 Baby's, kleine kinderen, ouderen en
gehandicapten
  Personen met een gevoelige huid 
 Personen die buitengewoon
vermoeid zijn
  Personen die onder invloed zijn 
 Personen die slaapverwekkende
medicijnen gebruiken zoals
slaaptabletten of medicijnen tegen
verkoudheid

Gebruik de stoelverwarming niet met
afdekkingen die in hoge mate vocht
vasthouden, zoals een deken of kussen
op de zitting:
De kans bestaat dat de zitting te
heet wordt en een lage-temperatuur
brandwond veroorzaakt.

Ook wanneer u slechts korte tijd in de
auto gaat slapen, de stoelverwarming
niet gebruiken:
De kans bestaat dat de zitting te
heet wordt en een lage-temperatuur
brandwond veroorzaakt.

Plaats geen zware voorwerpen met
scherpe uitsteeksels op de zitting en er
geen naalden of spelden in steken:
Dit kan tot gevolg hebben dat de zitting
overmatig verhit raakt en dat door een
kleine brandwond letsel veroorzaakt
wordt.

Page 29 of 889

2–9
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Zittingen
*Bepaalde modellen.
OPGELET
Gebruik geen organische oplosmiddelen
voor het reinigen van de zitting. Dit kan
schade aan het zittingoppervlak en de
verwarming veroorzaken.
OPMERKING
  Als het contact wordt uitgeschakeld
terwijl de stoelverwarming in
werking is (Hoog, Midden of Laag)
en vervolgens opnieuw wordt
ingeschakeld, zal de stoelverwarming
automatisch werken op de
temperatuur die ingesteld is alvorens
het contact werd uitgeschakeld.
  Gebruik de stoelverwarming
wanneer de motor draait. Als de
stoelverwarming gedurende langere
tijd ingeschakeld blijft terwijl de
motor niet draait, kan de accu
uitgeput raken.
  De temperatuur van de
stoelverwarming kan niet verder
worden afgesteld dan Hoog, Midden
en Laag, omdat de stoelverwarming
geregeld wordt door een thermostaat.
Rijpositiegeheugen *
De gewenste rijpositie kan na het
programmeren van de positie opgeroepen
worden.
De volgende rijposities kunnen
geprogrammeerd worden.
 


 Bestuurdersstoelpositie
(zittingverstelling, hoogteafstelling,
voorste uiteinde van zitkussen,
rugleuningverstelling)
  Zie Gebruik van de zittingen op pagina
2-6 .
 


 Active Driving Display (displaypositie,
helderheidsniveau, displayinformatie)
  Zie Active Driving Display op pagina
4-49 .

OPGELET
Plaats geen vingers of handen rondom
de onderzijde van de zitting terwijl de
zittinggeheugenfunctie in werking is.
De zitting beweegt automatisch terwijl
de zittinggeheugenfunctie in werking
is waardoor vingers of handen beklemd
kunnen raken en letsel kan ontstaan.

Page 30 of 889

2–10
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Zittingen

SET toets
1
2

De rijpositie kan geprogrammeerd of
bediend worden met behulp van de toetsen
aan de zijkant van de stoel of de sleutel.
OPMERKING
  Afstelling voor de lendesteun kan
niet geprogrammeerd worden.
  Afzonderlijke zittingposities
kunnen geprogrammeerd worden
onder de twee beschikbare
programmeertoetsen aan de
zijde van de bestuurdersstoel,
plus één zittingpositie voor elke
geregistreerde sleutel.
  Als de auto in onderhoud is
geweest en de accukabels
werden losgekoppeld, zullen de
geprogrammeerde zittingposities
gewist zijn. Herprogrammeer de
zittingposities.
Programmering
1. Zorg er voor dat de handrem
aangetrokken is.
2. (Automatische transmissie)
Controleer dat de keuzehendel in de
stand P staat.
3. Start de motor.
4. Stel de stoel en de Active Driving
Display af in de gewenste rijpositie.
5. Druk op de toets SET op de zitting
totdat u eenmaal een pieptoon hoort.
6. Maak binnen 5 seconden na het
voltooien van stap 5 hierboven een van
de volgende instellingen:
 

 
 Programmeren met behulp van een
toets aan de zijkant van de stoel

 Druk op de toets die u wilt
programmeren, toets 1 of 2, totdat u
eenmaal een pieptoon hoort.
 

 
 Programmeren met behulp van de
sleutel

 Druk op de sleuteltoets totdat u
eenmaal een pieptoon hoort.

OPMERKING
Als u driemaal een pieptoon hoort,
wordt de bediening geannuleerd.
Verstellen van de rijpositie naar een
geprogrammeerde positie
(Met behulp van een toets aan de
zijkant van de stoel)
1. Zorg er voor dat de handrem
aangetrokken is.
2. (Automatische transmissie)
Controleer dat de keuzehendel in de
stand P staat.
3. Start de motor.
4. Druk op de programmeertoets voor de
rijpositie die u wilt oproepen (toets 1 of
2).
5. U hoort een pieptoon wanneer de
afstelling van de rijpositie voltooid is.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 890 next >