MAZDA MODEL CX-5 2017 Instruktionsbog (in Danish)

Page 441 of 889

4–253
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
*Bepaalde modellen.
Kruissnelheidsregelaar *
Met behulp van de kruissnelheidsregelaar kunt u elke willekeurige snelheid boven ongeveer
25 km/h instellen, zodat de auto deze snelheid constant blijft aanhouden.
WAARSCHUWING
Gebruik de kruissnelheidsregelaar niet onder de volgende omstandigheden:
Onder de volgende omstandigheden is gebruik van de kruissnelheidsregelaar gevaarlijk
en kan tot gevolg hebben dat u de macht over de auto verliest.
 
 Heuvelachtige gebieden 
 Steile hellingen 
 Druk of sterk wisselend verkeer 
 Gladde of bochtige wegen 
 Soortgelijke beperkingen welke het rijden bij wisselende snelheid noodzakelijk
maken

Page 442 of 889

4–254
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
Kruissnelheidsregelaarschakelaar

ON schakelaar
RES/+ schakelaar
Zonder afstelbare snelheidsbegrenzer (ASL)
SET-
schakelaar OFF/CAN
schakelaar MODE schakelaar
RES/+ schakelaar
Met afstelbare snelheidsbegrenzer (ASL)
SET-
schakelaar OFF/CAN
schakelaar

OPMERKING
Als uw Mazda is voorzien van de volgende stuurwielschakelaar, is uw auto uitgerust met
het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem of het Mazda Radar Cruise Control
met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-functie) systeem.
Zie het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem op pagina 4-168 .
Zie Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-functie)
op pagina 4-184 .
CANCEL schakelaar
RES schakelaar
OFF schakelaar schakelaar schakelaar
MODE schakelaar
SET- schakelaar SET+ schakelaar

Page 443 of 889

4–255
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
Hoofdindicatie van
kruissnelheidsregelaar (wit)/
instelindicatie van
kruissnelheidsregelaar (groen)

De indicatie heeft twee kleuren.
Hoofdindicatie van
kruissnelheidsregelaar (wit)
De indicatie gaat branden (wit) wanneer
de kruissnelheidsregelaar geactiveerd is.
Instelindicatie van
kruissnelheidsregelaar (groen)
De indicatie gaat branden (groen) wanneer
een kruissnelheid is ingesteld.
Activering/deactivering
Met afstelbare snelheidsbegrenzer
(ASL)
Druk voor het activeren van het
systeem op de MODE schakelaar.
De hoofdindicatie van de
kruissnelheidsregelaar (wit) wordt
getoond.
Druk voor het deactiveren van het systeem
op de OFF/CAN schakelaar.
De hoofdindicatie van de
kruissnelheidsregelaar (wit) gaat uit.
OPMERKING
Wanneer de MODE schakelaar
tijdens de werking van de
kruissnelheidsregelaar wordt
ingedrukt, schakelt het systeem van
de kruissnelheidsregelaar over naar de
afstelbare snelheidsbegrenzer (ASL).
Zonder afstelbare snelheidsbegrenzer
(ASL)
Druk voor het activeren van het systeem
op de ON schakelaar. De hoofdindicatie
van de kruissnelheidsregelaar (wit) wordt
getoond.
Druk voor het deactiveren van het systeem
op de OFF/CAN schakelaar.
De hoofdindicatie van de
kruissnelheidsregelaar (wit) gaat uit.
WAARSCHUWING
Schakel de kruissnelheidsregelaar
altijd uit wanneer deze niet wordt
gebruikt:
Het is gevaarlijk de
kruissnelheidsregelaar ingeschakeld
te laten staan terwijl deze niet
gebruikt wordt, aangezien de
kruissnelheidsregelaar plotseling
geactiveerd zou kunnen worden als de
activeringsknop per ongeluk ingedrukt
wordt, hetgeen verlies van de macht
over het stuur en een ongeluk kan
veroorzaken.

Page 444 of 889

4–256
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
OPMERKING
Wanneer het contact op OFF wordt
gezet, wordt de systeemtoestand
aangehouden die bestond alvorens deze
werd uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld
het contact op OFF wordt gezet terwijl
de kruissnelheidsregelaar gebruiksklaar
is, zal het systeem gebruiksklaar zijn
wanneer het contact de volgende keer op
ON gezet wordt.
Instellen van de gewenste
constante snelheid
1 . (Met afstelbare snelheidsbegrenzer
(ASL))
Druk voor het activeren van de
kruissnelheidsregelaar op de MODE
schakelaar. De hoofdindicatie van de
kruissnelheidsregelaar (wit) wordt
getoond.
(Zonder afstelbare
snelheidsbegrenzer (ASL))
Druk voor het activeren van het
systeem van de kruissnelheidsregelaar
op de ON schakelaar. De hoofdindicatie
van de kruissnelheidsregelaar (wit)
wordt getoond.
2. Accelereer tot de gewenste
kruissnelheid bereikt wordt (deze dient
hoger te zijn dan 25 km/h).
3. Stel de kruissnelheidsregelaar in door
de SET
schakelaar bij de gewenste
snelheid in te drukken. De
kruissnelheidsregelaar wordt ingesteld
op het moment dat de SET
schakelaar
wordt ingedrukt. Laat het gaspedaal
tegelijkertijd los. De instelindicatie van
de kruissnelheidsregelaar (groen) wordt
getoond.

OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden
kan de snelheid van de
kruissnelheidsregelaar niet worden
ingesteld:
 


 (Automatische transmissie) 
 De keuzehendel staat in de stand P
of N.
 


 (Handgeschakelde
versnellingsbak)

 De keuzehendel staat in de
neutraalstand.
 


 De handrem is aangetrokken.



 (Voertuigen met afstelbare
snelheidsbegrenzer (ASL))
De MODE schakelaar voor de
afstelbare snelheidsbegrenzer
(ASL) wordt ingedrukt.
 
 Laat de SET of RES / schakelaar
bij de gewenste snelheid los, anders
zal de snelheid bij het ingedrukt
houden van de RES /
schakelaar
blijven toenemen of bij het ingedrukt
houden van de SET
schakelaar
blijven afnemen (behalve wanneer
het gaspedaal ingetrapt wordt).
  Het is mogelijk dat de auto op een
steile helling bij het bergop rijden
kortstondig snelheid mindert of bij
het bergaf rijden snelheid meerdert.
  De kruissnelheidsregelaar wordt
geannuleerd als de rijsnelheid
afneemt tot minder dan 21 km/h,
zoals bij het oprijden van een steile
helling.

Page 445 of 889

4–257
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
OPMERKING
  De kans bestaat dat de
kruissnelheidsregelaar wordt
uitgeschakeld wanneer de rijsnelheid
tot ongeveer 15 km/h onder de
vooringestelde snelheid afneemt,
zoals bij het oprijden van een lange,
steile helling.
De rijsnelheid die met behulp van de
kruissnelheidsregelaar is ingesteld wordt
weergegeven in de instrumentengroep.

Type A instrumentengroep
Type B instrumentengroep
Europees model
Behalve Europees model Multi-informatiedisplay
Active Driving Display

Verhogen van de kruissnelheid
Volg een van onderstaande procedures.
Verhogen van de snelheid met behulp
van de bedieningsschakelaar van de
kruissnelheidsregelaar
Druk de RES /
schakelaar in en houd
deze ingedrukt. De rijsnelheid neemt toe.
Laat de schakelaar bij de gewenste
snelheid los.

Druk de RES /
schakelaar in en laat deze
onmiddellijk los om de ingestelde snelheid
af te stellen. Door de toets meerdere malen
in te drukken wordt de ingestelde snelheid
al naargelang verhoogd.
Verhogen van de snelheid door één
enkele druk op de RES /
schakelaar
Aanduiding in instrumentengroep voor
rijsnelheid aangegeven in km/h: 1 km/h
Aanduiding in instrumentengroep voor
rijsnelheid aangegeven in mijl/h: 1 mijl/h
(1,6 km/h)
Verhogen van de snelheid met behulp
van het gaspedaal
Druk het gaspedaal in om te accelereren
tot de gewenste snelheid. Druk de SET

schakelaar in en laat deze onmiddellijk los.
OPMERKING
Accelereer indien u tijdelijk uw
snelheid wilt verhogen wanneer de
kruissnelheidsregelaar is ingeschakeld.
Een hogere snelheid heeft geen invloed
op de ingestelde snelheid en verandert
deze niet. Neem uw voet van het
gaspedaal om terug te keren naar de
ingestelde snelheid.

Page 446 of 889

4–258
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
Verlagen van de kruissnelheid
Druk de SET schakelaar in en houd deze
ingedrukt. De rijsnelheid neemt geleidelijk
aan af.
Laat de schakelaar bij de gewenste
snelheid los.

Druk de SET
schakelaar in en laat deze
onmiddellijk los om de ingestelde snelheid
af te stellen. Door de toets meerdere malen
in te drukken wordt de ingestelde snelheid
al naargelang verminderd.
Verlagen van de snelheid door één
enkele druk op de SET
schakelaar
Aanduiding in instrumentengroep voor
rijsnelheid aangegeven in km/h: 1 km/h
Aanduiding in instrumentengroep voor
rijsnelheid aangegeven in mijl/h: 1 mijl/h
(1,6 km/h)
Hervatten van de kruissnelheid bij
snelheden hoger dan 25 km/h
Als de kruissnelheidsregelaar tijdelijk
geannuleerd werd (zoals door het
intrappen van het rempedaal) en het
systeem nog steeds geactiveerd is, zal de
meest recent ingestelde snelheid
automatisch hervat worden wanneer de
RES /
schakelaar ingedrukt wordt.
Indien de rijsnelheid tot minder dan 25
km/h is afgenomen, de rijsnelheid tot 25
km/h of hoger laten toenemen en de
RES /
schakelaar indrukken.
Tijdelijk annuleren
Gebruik voor het tijdelijk annuleren
van het systeem, een van de volgende
methoden:
 


 Druk het rempedaal een weinig in.



 (Handgeschakelde versnellingsbak) 
 Druk het koppelingspedaal in.



 Druk op de OFF/CAN schakelaar.
Als de RES / schakelaar wordt ingedrukt
wanneer de rijsnelheid 25 km/h of hoger
is, keert het systeem terug naar de eerder
ingestelde snelheid.

Page 447 of 889

4–259
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
OPMERKING
  Als zich een van de volgende
gevallen voordoet, wordt de
kruissnelheidsregelaar tijdelijk
uitgeschakeld.
 


 De handrem is aangetrokken.



 (Voertuigen met afstelbare
snelheidsbegrenzer (ASL))

 De MODE schakelaar voor de
afstelbare snelheidsbegrenzer
(ASL) wordt ingedrukt.
 


 (Automatische transmissie) 
 De keuzehendel staat in de stand P
of N.
 


 (Handgeschakelde versnellingsbak)  De keuzehendel staat in de
neutraalstand.


 Wanneer de kruissnelheidsregelaar
tijdelijk wordt uitgeschakeld
door zelfs maar één van de
uitschakelomstandigheden van
toepassing, kan de snelheid niet
opnieuw ingesteld worden.
  (Automatische transmissie)  De kruissnelheidsregelaar kan tijdens
het rijden in de handgeschakelde
modus niet worden uitgeschakeld
(keuzehendel is verplaatst van
de stand D naar M). Ook als de
transmissie terug in een lagere
versnelling wordt gezet, vindt er dus
geen afremmen op de motor plaats.
Als snelheidsmindering vereist is, de
ingestelde snelheid verlagen of het
rempedaal intrappen.
Deactiveren
Wanneer een kruissnelheid is
ingesteld (instelindicatie van
kruissnelheidsregelaar (groen) gaat
branden)
Houd de OFF/CAN schakelaar lang
ingedrukt of druk 2 maal op de OFF/CAN
schakelaar.
Wanneer geen kruissnelheid is
ingesteld (hoofdindicatie van
kruissnelheidsregelaar (wit) gaat
branden)
Druk op de OFF/CAN schakelaar.

Page 448 of 889

4–260
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
*Bepaalde modellen.
Bandenspanningscontrolesysteem *
Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van elke band.
Als de bandenspanning in één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem
de bestuurder via een waarschuwingslampje in het instrumentenpaneel en door een
waarschuwingszoemer.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-54 .
Zie Waarschuwingszoemer voor bandenspanning op pagina 7-76 .

De bandenspanningsensoren die op elk wiel zijn gemonteerd zenden door middel van een
radiosignaal bandenspanningsgegevens naar de ontvanger in de auto.

Bandenspanningsensoren
OPMERKING
Wanneer de omgevingstemperatuur laag is als gevolg van seizoensveranderingen, wordt
de bandentemperatuur ook lager. Wanneer de bandentemperatuur afneemt, wordt de
bandenspanning ook lager. De kans bestaat dat het TPMS waarschuwingslampje vaker
gaat branden. Inspecteer de banden dagelijks visueel alvorens te gaan rijden en controleer
de bandenspanning elke maand met een bandenspanningsmeter. Bij het controleren van de
bandenspanning wordt het gebruik van een digitale bandenspanningsmeter aanbevolen.

Het TPMS systeem ontdoet u niet van de noodzaak de druk en de toestand van alle vier
banden regelmatig te controleren.

Page 449 of 889

4–261
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
OPGELET
  Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude
toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden
welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto banden van een verschillende maat heeft dan de
maat die op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel staat aangegeven,
dient u de juiste bandenspanning voor deze banden te bepalen.)
 Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere
van uw banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te
controleren en deze op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de
bandenspanning beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech
veroorzaken. Te lage bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot
snellere slijtage van het bandenpro¿ el en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig
beïnvloeden.
 Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
 Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingsindicator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
 De TPMS storingsindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden.
Deze volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor
zolang als de storing blijft bestaan. Wanneer de storingsindicator brandt, bestaat de
kans dat het systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of
melden. Storingen in het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende
redenen, zoals het vervangen of verwisselen van banden of velgen op de auto welke
verhinderen dat het TPMS systeem juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS
storingsindicator na het vervangen van één of meer banden of velgen op uw auto om er
zeker van te zijn dat na het vervangen of verwisselen van banden en velgen het TPMS
systeem juist blijft functioneren.
  Om foutieve aÀ ezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel
leegloopt of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld
worden.

Page 450 of 889

4–262
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
Systeemfoutactivering
Als het waarschuwingslampje knippert,
is er mogelijk een defect in het systeem.
Raadpleeg een of¿ ciële Mazda dealer.
Een systeemfoutactivering kan zich
voordoen in de volgende gevallen:
 


 Wanneer er zich uitrusting of
apparatuur in de buurt van de auto
bevindt die gebruik maakt van
dezelfde radiofrequentie als de
bandenspanningsensors.
 


 Wanneer een metalen voorziening, zoals
een niet-origineel navigatiesysteem
wordt geïnstalleerd nabij het midden
van het instrumentenpaneel, kunnen
daardoor de radiosignalen van de
bandenspanningssensor naar de
ontvangereenheid geblokkeerd worden.
 


 Bij gebruik van de volgende apparatuur
in de auto die radiostoring met de
ontvanger kan veroorzaken.
 

 
 Digitale apparatuur zoals een personal
computer.
 

 
 Een spanningsomvormer zoals een
DC-AC omvormer.
 


 Wanneer er zich buitengewoon veel ijs
of sneeuw aan de auto heeft vastgezet,
vooral rondom de velgen.
 


 Wanneer de batterijen van de
bandenspanningsensor uitgeput zijn.
 


 Bij gebruik van een velg waarop geen
bandenspanningsensor is gemonteerd.
 


 Bij gebruik van banden met
staaldraadversteviging in de zijwanden.
 


 Bij gebruik van sneeuwkettingen.
Banden en velgen
OPGELET
Bij het inspecteren of afstellen van
de bandenspanning, geen overmatige
druk uitoefenen op het ventielgedeelte
van de velg. De kans bestaat dat het
ventielgedeelte beschadigd wordt.
Verwisselen van banden en velgen
Via onderstaande procedure kan het TPMS
systeem de unieke ID signaalcode van een
bandenspanningsensor herkennen telkens
wanneer banden of velgen verwisseld
worden, zoals bij het verwisselen van en
naar winterbanden.
OPMERKING
Elke bandenspanningsensor heeft een
unieke ID signaalcode. De signaalcode
moet in het TPMS systeem geregistreerd
worden alvorens dit kan functioneren.
De gemakkelijkste manier om dit te
doen is om uw banden door een of¿ ciële
Mazda dealer te laten verwisselen en de
registratie van de ID signaalcode te laten
voltooien.
Wanneer u banden door een of¿ ciële
Mazda dealer laat verwisselen
Wanneer de banden van uw auto door een
of¿ ciële Mazda dealer worden verwisseld,
zullen zij de registratie van de ID
signaalcode van de bandenspanningsensor
voltooien.

Page:   < prev 1-10 ... 401-410 411-420 421-430 431-440 441-450 451-460 461-470 471-480 481-490 ... 890 next >