ESP MAZDA MODEL CX-5 2017 Instruktionsbog (in Danish)

Page 357 of 889

4–169
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het MRCC systeem en rijd altijd voorzichtig:
Het MRCC systeem is bedoeld om de bestuurder te ontlasten en hoewel een constante
rijsnelheid wordt aangehouden, of speci¿ eker, er overeenkomstig de rijsnelheid een
constante afstand wordt aangehouden tussen uw auto en het bespeurde voorliggende
voertuig, heeft het systeem detectiebeperkingen afhankelijk van het soort voorliggende
voertuig en de conditie ervan, de weersomstandigheden en de verkeerssituatie. Verder
is het mogelijk dat het systeem niet in staat is voldoende af te remmen om een botsing
met het voorliggende voertuig te vermijden als het voorliggende voertuig plotseling
afremt of een ander voertuig in de rijstrook snijdt, waardoor een ongeluk veroorzaakt
kan worden. Controleer altijd de veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal
of gaspedaal in terwijl u een veiliger afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende
voertuigen of tegenliggers.

Gebruik het MRCC systeem niet op de volgende plaatsen. Anders kan dit een ongeluk
tot gevolg hebben:
 
 Wegen met scherpe bochten en met druk verkeer waar er onvoldoende ruimte is
tussen de voertuigen. Wegen waar veelvuldig en herhaaldelijk geaccelereerd en
afgeremd moet worden (rijden onder deze omstandigheden met gebruik van het
MRCC systeem is niet mogelijk).
  Bij het rijden op op- en afritten van snelwegen, in- en uitrijden van tankstations
en parkeerplaatsen langs snelwegen (als u een snelweg verlaat terwijl de
volgafstandregeling in gebruik is, wordt het voorliggende voertuig niet langer
gevolgd en bestaat de kans dat uw auto tot aan de ingestelde rijsnelheid accelereert).
  Gladde wegen zoals met ijs of sneeuw bedekte wegen (de banden kunnen gaan
slippen waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen).
  Lange aÀ opende hellingen (voor het aanhouden van de afstand tussen voertuigen,
worden de remmen automatisch en continu door het systeem in werking gesteld,
hetgeen verlies van remkracht tot gevolg kan hebben).

Met het oog op de veiligheid, het MRCC systeem uitschakelen wanneer dit niet wordt
gebruikt.
OPGELET
Als het voertuig gesleept wordt of als u een aanhanger trekt, het MRCC systeem
uitschakelen om een verkeerde bediening te voorkomen.

Page 358 of 889

4–170
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Het MRCC systeem functioneert wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan. 



 De rijsnelheid is als volgt: 



 (Europees model) 
 Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h



 (Behalve Europese modellen) 
 Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h 



 Het MRCC systeem is ingeschakeld.



 De handrem is niet aangetrokken.



 Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is niet defect.



 De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) werkt normaal.



 Alle portieren zijn gesloten.



 De veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt. 
 (Handgeschakelde versnellingsbak) 



 De keuzehendel staat in een andere stand dan achteruit (R) of neutraal (N).



 Het koppelingspedaal wordt niet ingetrapt. 
 (Automatische transmissie) 



 De keuzehendel staat in de stand (D) of de stand handmatig (M) (handmatige
functie).
 
 In de volgende gevallen bestaat de kans dat de waarschuwingen niet geactiveerd
worden als uw auto het voorliggende voertuig dichter begint te naderen.
 


 U rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.



 Direct nadat het MRCC systeem is ingesteld.



 Wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt of direct nadat het gaspedaal is losgelaten.



 Een ander voertuig snijdt in de rijstrook. 

 De volgende objecten worden niet als fysieke objecten herkend. 



 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Voetgangers


 
 Stilstaande objecten (stilstaande voertuigen, obstakels) 

 Als een voorliggend voertuig met buitengewoon lage snelheid rijdt, bestaat de kans dat
het systeem dit niet correct bespeurt.
  Tijdens het rijden met volgafstandregeling, het systeem niet instellen op tweewielige
voertuigen zoals motor¿ etsen en ¿ etsen.

 Gebruik het MRCC systeem niet onder omstandigheden waarbij de waarschuwingen
voor korte volgafstand veelvuldig geactiveerd worden.

Page 363 of 889

4–175
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Als een voorliggend voertuig wordt bespeurd tijdens het rijden met constante snelheid,
wordt de voorliggend-voertuig indicatie getoond en wordt de volgafstandregeling
uitgevoerd. Wanneer een voorliggend voertuig niet langer wordt bespeurd, wordt de
voorliggend-voertuig indicatie uitgeschakeld en schakelt het systeem terug naar rijden
met constante snelheid.
  Volgafstandregeling is niet mogelijk als het voorliggende voertuig sneller rijdt dan de
ingestelde snelheid. Stel het systeem af op de gewenste rijsnelheid met behulp van het
gaspedaal.
  (Europees model)  Bij verandering naar een inhaalrijstrook en gebruik van de richtingaanwijzer, levert het
systeem automatisch meer acceleratie als dit bepaalt dat meer acceleratie vereist is. Let
tijdens het rijden goed op de weg vóór u omdat u het voorliggende voertuig te dicht
zou kunnen naderen.

Page 372 of 889

4–184
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie
(MRCC met Stop & Go-functie) (automatische
transmissie, behalve Taiwan)
*
MRCC met Stop & Go-functie regelt de volgafstand *1 tot een voorliggende voertuig al
naargelang uw rijsnelheid met behulp van een radarsensor (voor) die de afstand tot het
voorliggende voertuig bij een vooringestelde rijsnelheid meet, zodat u het gaspedaal of het
rempedaal niet constant hoeft te gebruiken.

*1 Volgafstandregeling: Regeling van de afstand tussen uw voertuig en het voorliggende
voertuig dat door het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is bespeurd.

Als uw auto het voorliggende voertuig dichter begint te naderen, omdat bijvoorbeeld het
voorliggende voertuig onverwacht afremt, wordt tegelijkertijd een waarschuwingsgeluid
en een waarschuwingsindicatie op de display geactiveerd om u te waarschuwen voldoende
afstand tussen de voertuigen te bewaren.
Als het voorliggende voertuig stopt terwijl u er achteraan rijdt, zal uw auto stoppen
en automatisch blijven stoppen (in-stilstandpositie-houden regeling) en wordt
volgafstandregeling hervat wanneer u weer gaat rijden, bijvoorbeeld door op de RES
schakelaar te drukken.
Lees bovendien de volgende informatie voordat u MRCC met Stop & Go-functie gaat
gebruiken.
 


 i-stop (pagina 4-15 )



 AUTOHOLD (pagina 4-105 )



 Vooruitrijcamera (FSC) (pagina 4-241 )



 Radarsensor (voor) (pagina 4-247 )
WAARSCHUWING
Vertrouw niet blindelings op MRCC met Stop & Go-functie:
De MRCC met Stop & Go-functie is bedoeld om de bestuurder te ontlasten, en hoewel
een constante rijsnelheid wordt aangehouden, of speci¿ eker, er overeenkomstig de
rijsnelheid een constante afstand wordt aangehouden tussen uw auto en het bespeurde
voorliggende voertuig, heeft het systeem detectiebeperkingen afhankelijk van het
soort voorliggende voertuig en de conditie ervan, de weersomstandigheden en de
verkeerssituatie. Verder is het mogelijk dat het systeem niet in staat is voldoende af te
remmen om een botsing met het voorliggende voertuig te vermijden als het voorliggende
voertuig plotseling afremt of een ander voertuig in de rijstrook snijdt, waardoor een
ongeluk veroorzaakt kan worden.
Rijd altijd voorzichtig, controleer altijd de omgevingsomstandigheden en trap het
rempedaal of gaspedaal in terwijl u een veiliger afstand aanhoudt ten opzichte van
voorliggende voertuigen of tegenliggers.

Page 374 of 889

4–186
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  MRCC met Stop & Go-functie detecteert de volgende zaken niet als fysieke
voorwerpen.
 


 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Voetgangers



 Stilstaande objecten (stilstaande voertuigen, obstakels)



 Als een voorliggend voertuig met buitengewoon lage snelheid rijdt, bestaat de kans
dat het systeem dit niet correct bespeurt.


 Tijdens het rijden met volgafstandregeling, het systeem niet instellen op detectie van
tweewielige voertuigen zoals motor¿ etsen en ¿ etsen.

 Gebruik MRCC met Stop & Go-functie niet onder omstandigheden waarbij de
waarschuwingen voor korte volgafstand veelvuldig geactiveerd worden.
  Tijdens het rijden met volgafstandregeling, laat het systeem uw auto accelereren
en snelheid minderen overeenkomstig de snelheid van het voorliggende voertuig.
Als het echter voor een rijbaanverandering noodzakelijk is te accelereren of als het
voorliggende voertuig plotseling afremt waardoor u het voertuig snel dicht nadert,
accelereren met behulp van het gaspedaal of snelheid minderen met behulp van het
rempedaal afhankelijk van de omstandigheden.
  Terwijl MRCC met Stop & Go-functie in gebruik is, wordt het systeem niet
geannuleerd als de keuzehendel gebruikt wordt en vindt bedoeld afremmen op de
motor niet plaats. Als snelheidsmindering vereist is, de ingestelde snelheid verlagen of
het rempedaal intrappen.
  Bij het starten van de motor of onmiddellijk na het wegrijden met de auto kan het
werkingsgeluid van de automatische rem hoorbaar zijn, dit duidt echter niet op een
defect.
  De remlichten branden terwijl het automatisch afremmen van MRCC met Stop & Go-
functie in werking is, echter het is mogelijk dat deze niet branden wanneer de auto op
een aÀ opende helling rijdt met de ingestelde rijsnelheid of met constante snelheid rijdt
en een voorliggend voertuig volgt.

Page 379 of 889

4–191
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Instellen van de snelheid
1. Stel de rijsnelheid af op de gewenste instelling met behulp van het gaspedaal.
2. Volgafstandregeling begint wanneer de SET
of SET schakelaar wordt ingedrukt.
De ingestelde snelheid en de afstand-tussen-voertuigen display gevuld met witte lijnen
wordt getoond. Tegelijkertijd schakelt de hoofdindicatie (wit) van MRCC met Stop &
Go-functie over naar de instelindicatie (groen) van MRCC met Stop & Go-functie.



Rijstatus Multi-informatiedisplay Actief rijden display
Tijdens het rijden met constante
snelheid



Tijdens het rijden met
volgafstandregeling




OPMERKING
  Als een voorliggend voertuig wordt bespeurd tijdens het rijden met constante snelheid,
wordt de voorliggend-voertuig indicatie getoond en wordt de volgafstandregeling
uitgevoerd. Wanneer een voorliggend voertuig niet langer wordt bespeurd, wordt de
voorliggend-voertuig indicatie uitgeschakeld en schakelt het systeem terug naar rijden
met constante snelheid.
  De laagst mogelijke snelheid die met MRCC met Stop & Go-functie kan worden
ingesteld, is 30 km/h.
  Volgafstandregeling is niet mogelijk als het voorliggende voertuig sneller rijdt dan de
ingestelde snelheid van uw auto. Stel het systeem af op de gewenste rijsnelheid met
behulp van het gaspedaal.

Page 389 of 889

4–201
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
*
Het LAS&LDWS systeem waarschuwt de bestuurder dat de kans bestaat dat de auto van
zijn rijstrook afwijkt en biedt assistentie bij de besturing om de bestuurder te helpen binnen
de rijstroken te blijven.
De vooruitrijcamera (FSC) bespeurt de witte strepen (gele strepen) van de rijstrook waarin
de auto zich op dat moment bevindt en als het systeem bepaalt dat de auto mogelijk van zijn
rijstrook afwijkt wordt de elektrische stuurbekrachtiging geactiveerd om de bestuurder bij
de besturing te assisteren. Het systeem waarschuwt de bestuurder ook door middel van de
activering van een rijstrookafwijkingwaarschuwingsgeluid, het trillen van het stuurwiel en
het tonen van een waarschuwing in de display.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-241 .

De stuurwielbediening van het LAS&LDWS systeem heeft ”Laat” en “Vroeg” functies voor
instelling van het tijdstip van de besturingsassistentie.
Bij de “Laat” instelling assisteert het systeem de bestuurder bij de besturing als de
mogelijkheid bestaat dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Bij de “Vroeg” instelling assisteert het systeem de bestuurder constant bij de besturing zodat
de auto in de buurt van het midden van de rijstrook blijft.
Het tijdstip voor “Laat” en “Vroeg” kan worden gewijzigd (tijdstip waarop
besturingsassistentie wordt verleend) door de instelling te wijzigen.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-12 .

functie functie

Page 391 of 889

4–203
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen,
wordt het LAS&LDWS systeem automatisch uitgeschakeld. Het LAS&LDWS
systeem wordt weer operationeel wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt teruggezet
en het systeem witte (gele) rijstrookstrepen bespeurt terwijl met de auto normaal
binnen de rijstrook wordt gereden.
  Als het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de
auto dicht in de buurt van een witte (gele) streep komt, bepaalt het systeem dat de
bestuurder van rijbaan verandert en wordt de werking van het LAS&LDWS systeem
tijdelijk uitgeschakeld. Het LAS&LDWS systeem wordt weer operationeel wanneer
het systeem witte (gele) rijstrookstrepen bespeurt terwijl met de auto normaal binnen
de rijstrook wordt gereden.
  Als de auto binnen een korte periode van tijd bij herhaling van zijn rijstrook afwijkt,
bestaat de kans dat het LAS&LDWS systeem niet functioneert.
  Het LAS&LDWS systeem functioneert niet wanneer de witte (gele) rijstrookstrepen
niet worden bespeurd.

Page 392 of 889

4–204
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LAS&LDWS systeem de
witte (gele) rijstrookstrepen niet correct kan bespeuren en dat het systeem niet normaal
functioneert.
 


 Als een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit
weerkaatst wordt en door de camera wordt opgenomen.
 


 Wanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en
de auto overhelt.
 


 Wanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.



 Wanneer andere banden dan conventionele banden zijn gemonteerd.



 Wanneer de auto op de oprit/afrit van de pleisterplaats of het tolhek van een snelweg
rijdt.
 


 Wanneer de witte (gele) rijstrookstrepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze
vuil zijn of de verf afgesleten is.
 


 Wanneer een voertuig dat vóór uw auto rijdt nabij de witte (gele) rijstrookstreep rijdt
waardoor deze minder goed zichtbaar is.
 


 Wanneer de witte (gele) rijstrookstrepen minder goed zichtbaar zijn als gevolg van
slecht weer (regen, mist of sneeuw).
 


 Bij het rijden op een tijdelijke rijstrook of een weggedeelte met een afgesloten
rijstrook als gevolg van wegwerkzaamheden waar mogelijk meerdere witte (gele)
rijstrookstrepen zijn of waar deze zijn onderbroken.
 


 Wanneer een misleidende streep op de weg wordt waargenomen, zoals bij een
tijdelijke streep voor wegwerkzaamheden, of door schaduweffecten, sneeuwresten of
gleuven met water.
 


 Wanneer de helderheid van de omgeving plotseling verandert, zoals bij het in- of
uitrijden van een tunnel.
 


 Wanneer de verlichting van de koplampen afgezwakt is als gevolg van
verontreiniging of afwijking van de optische as.
 


 Wanneer de voorruit verontreinigd of beslagen is.



 De voorruit, camera is beslagen (waterdruppels).



 Wanneer achterverlichting vanaf het wegdek reÀ ecteert.



 Wanneer het wegdek nat en glimmend is na regen, of als er plassen op de weg zijn.



 Wanneer een schaduw van de vangrail parallel aan een witte (gele) rijstrookstreep op
de weg valt.
 


 De breedte van de rijstrook is smal of breed.



 Bij het rijden op wegen met scherpe bochten.



 Wanneer de weg buitengewoon oneffen is.



 Wanneer de auto schokt na een hobbel in de weg.



 Wanneer er twee of meer naast elkaar gelegen witte (gele) rijstrookstrepen zijn.



 Wanneer er wegmarkeringen of rijbaanmarkeringen van diverse vormen zijn in de
buurt van een kruising.

Page 393 of 889

4–205
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Gebruik van het systeem
Het LAS&LDWS OFF indicatielampje
in de instrumentengroep is uit. Wanneer
het LAS&LDWS OFF indicatielampje
gaat branden, de schakelaar indrukken en
controleren of het indicatielampje uit gaat.


De LAS&LDWS indicatie (wit) wordt
weergegeven in de multi-informatiedisplay
en het systeem gaat over op stand-by.

(Wit)
Rijd met het systeem op standby naar het
midden van de rijstrook. Wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden is voldaan,
wordt de LAS&LDWS indicatie (groen)
weergegeven in de multi-informatiedisplay
en wordt het systeem bedrijfsklaar.

(Groen)
 


 Wanneer de motor draait.



 De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of
hoger.
 


 Het systeem bespeurt witte (gele)
rijstrookstrepen aan zowel de linker- als
de rechterzijde.
 


 De bestuurder bedient het stuurwiel.



 De rijstrook is niet smal of breed.

OPMERKING
De LAS&LDWS indicatie is wit
wanneer het systeem enkel een
witte (gele) streep aan de linker- of
rechterzijde bespeurt en de indicatie
verandert naar groen wanneer het
systeem witte (gele) strepen aan zowel
de linker- als de rechterzijde bespeurt.
Bespeurt alleen aan de
linker of rechterzijdeBespeurt zowel aan de
linker als rechterzijde
(Wit) (Groen)

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 160 next >