boot MAZDA MODEL CX-5 2017 Instruktionsbog (in Danish)

Page 432 of 889

4–244
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
 
 In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet
correct kan bespeuren.
 


 Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.



 De ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt wanneer
het regent.
 


 IJs, mist, sneeuw, rijp, regen, vuil of vreemde bestanddelen zoals een plastic zak die op
de voorruit vastzit.
 


 Vrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of hoge
opbouw.
 


 Bij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte gestreepte
muren).
 


 De achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.



 Er bevindt zich een voertuig buiten het verlichtingsbereik van de koplampen.



 Bij het maken van een scherpe bocht of het beklimmen of afdalen van een steile helling.



 In- of uitrijden van een tunnel.



 De auto is zwaar beladen zodat deze achterover helt.



 Er schijnt fel licht aan de voorzijde van de auto (achteruitrijlicht of grootlicht van
tegemoetkomende voertuigen).
 


 Het voorliggende voertuig heeft veel lichtbronnen.



 Wanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de achterlichten
bij donker niet branden.
 


 Wanneer lang uitstekende bagage of lading op een gemonteerde dakdrager vervoerd
wordt die de vooruitrijcamera (FSC) afdekt.
 


 Uitlaatgas van het voertuig vóór u, zand, sneeuw of waterdamp dat uit mangaten en
goten opstijgt en opspattend water.
 


 Bij het slepen van een defect voertuig.



 De banden op de auto vertonen duidelijk verschillende slijtagepatronen.



 Bij het rijden op lange afdalingen of hobbelige wegen.



 Er zijn waterplassen op de weg.



 De omgeving is donker, zoals bij het rijden 's nachts, in de vroege avond of ochtend, in
een tunnel of parkeergarage.
 


 De helderheid van de koplampverlichting is verminderd of de koplampverlichting is
afgezwakt als gevolg van vuil of een afwijkende optische as.
 


 Het doelobject komt in de dode hoek van de vooruitrijcamera (FSC).



 Een persoon of object springt plotseling vlak voor uw auto de weg op vanaf de berm.



 U verandert van rijstrook en nadert een voorliggend voertuig.



 Bij het buitengewoon dicht in de buurt rijden van het doelobject.



 Wanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.



 Het voorliggende voertuig heeft een speciale vorm. Bijvoorbeeld een voertuig dat een
caravan of bootaanhanger trekt, of een autotransporter welke een voertuig achterstevoren
vervoert.