MAZDA MODEL MX-5 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 271 of 615

4–127
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPGELET
  Breng geen accessoires, stickers of folie op de voorruit aan in de buurt van de
vooruitrijcamera (FSC).
 Als het gedeelte voor de lens van de vooruitrijcamera (FSC) door iets geblokkeerd
wordt, heeft dit tot gevolg dat het systeem niet correct functioneert. Dit kan tot gevolg
hebben dat de systemen niet normaal kunnen functioneren wat ongelukken kan
veroorzaken.
  De vooruitrijcamera (FSC) niet demonteren of wijzigen.  Demonteren of wijzigen van de vooruitrijcamera (FSC) heeft defect raken of foutieve
werking tot gevolg. Dit kan tot gevolg hebben dat de systemen niet normaal kunnen
functioneren wat ongelukken kan veroorzaken.
  Neem voor de juiste werking van de vooruitrijcamera (FSC) de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
 


 De richting van de vooruitrijcamera (FSC) is met grote precisie afgesteld, dus
de montagepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet wijzigen en deze niet
verwijderen.
 


 Wees voorzichtig de lens van de vooruitrijcamera (FSC) niet te beschadigen en
voorkom dat deze vuil wordt.
 


 De afdekking van de vooruitrijcamera (FSC) niet verwijderen.



 Plaats geen voorwerpen op het instrumentenpaneel die licht weerkaatsen.



 Houd het gedeelte van de voorruit rondom de vooruitrijcamera altijd schoon door
vuil of wasem te verwijderen. Gebruik de voorruitontwaseming om wasem van de
voorruit te verwijderen.
 


 Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur
voor wat betreft het reinigen van de binnenzijde van de voorruit rondom de
vooruitrijcamera (FSC).
 


 Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur,
alvorens reparaties rondom de vooruitrijcamera (FSC) uit te voeren.
 


 De vooruitrijcamera (FSC) is aan de voorruit gemonteerd. Raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur voor het
repareren en vervangen van de voorruit.
 


 Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda
reparateur wanneer u reparaties rondom de achteruitkijkspiegel uitvoert.
 


 De vooruitrijcamera (FSC) of het gedeelte er om heen niet blootstellen aan harde
schokken of stoten. Als de camera werd blootgesteld aan een krachtige schok,
het gebruik van het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) en het
koplampregelsysteem (HBC) stoppen en een deskundige reparateur, bij voorkeur een
offi ciële Mazda reparateur raadplegen.




 De richting waarin de vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst, is met grote precisie
afgesteld. De installatiepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet veranderen en
deze niet verwijderen. Anders kan dit beschadiging of defecten veroorzaken.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 272 of 615

4–128
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  In de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct
bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren.
 


 De hoogte van het voorliggende voertuig is laag.



 U rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.



 De koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld. 

 In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten
niet correct kan bespeuren.
 


 Bij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte
gestreepte muren).
 


 De achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.



 Er bevindt zich een voertuig buiten het verlichtingsbereik van de koplampen.



 Bij het maken van een scherpe bocht of het beklimmen of afdalen van een steile
helling.
 


 In- of uitrijden van een tunnel.



 De auto is zwaar beladen zodat deze achterover helt.



 Er schijnt fel licht aan de voorzijde van de auto (achteruitrijlicht of grootlicht van
tegemoetkomende voertuigen).
 


 Het voorliggende voertuig heeft veel lichtbronnen.



 Wanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten bij donker niet branden.
 


 Het voorliggende voertuig heeft een speciale vorm.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 273 of 615

4–129
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Radarsensoren (Achter) *
Uw auto is uitgerust met radarsensoren (achter). De volgende systemen maken eveneens
gebruik van de radarsensoren (achter).
 


 Dodehoekmonitorsysteem (BSM)



 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensor worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert of
door een obstakel.
Radarsensoren (achter)
De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Houd het oppervlak van de achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) altijd
schoon zodat de radarsensoren (achter) normaal kunnen functioneren. Breng ook geen
voorwerpen zoals stickers aan.
Zie Verzorging van de carrosserie op pagina 6-58 .
OPGELET
Als de achterbumper een zware impact ontvangt, is het mogelijk dat het systeem niet meer
normaal functioneert. Stop onmiddellijk met het gebruik van het systeem en laat de auto
door een offi ciële Mazda dealer inspecteren.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 274 of 615

4–130
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  De detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende
gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem niet
normaal functioneert.
 


 De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt.



 Nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of modder
verzameld.
 


 Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist. 

 Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
 


 Stilstaande objecten op of langs de weg, zoals kleine, tweewielige voertuigen,
fi etsen, voetgangers, dieren en winkelwagens.




 Voertuigen met vormen die radargolven niet goed weerkaatsen, zoals lege opleggers
met een lage voertuighoogte en sportauto's.
 
 Bij het verlaten van de fabriek is bij alle voertuigen de richting van de radarsensoren
(achter) afgesteld voor een voertuig in beladen toestand, zodat de radarsensoren
(achter) naderende voertuigen correct kunnen bespeuren. Laat de auto door een
offi ciële Mazda dealer inspecteren als de richting van de radarsensoren (achter) om een
bepaalde reden is afgeweken.
  Raadpleeg een offi ciële Mazda dealer voor reparatie of vervanging van de
radarsensoren (achter), of bumperreparaties, lakherstellingen en vervanging van
onderdelen in de buurt van de radarsensoren.
  Schakel het systeem uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting
zoals een fi etsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen
de radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal functioneren.
  De radarsensoren zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden. Als de auto in het buitenland wordt gebruikt, is er
mogelijk goedkeuring vereist van het land waarin met de auto wordt gereden.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 275 of 615

4–131
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
*Bepaalde modellen.
Kruissnelheidsregelaar *
Met behulp van de kruissnelheidsregelaar kunt u elke willekeurige snelheid boven ongeveer
25 km/h instellen, zodat de auto deze snelheid constant blijft aanhouden.
WAARSCHUWING
Gebruik de kruissnelheidsregelaar niet onder de volgende omstandigheden:
Onder de volgende omstandigheden is gebruik van de kruissnelheidsregelaar gevaarlijk
en kan tot gevolg hebben dat u de macht over de auto verliest.
 
 Heuvelachtige gebieden 
 Steile hellingen 
 Druk of sterk wisselend verkeer 
 Gladde of bochtige wegen 
 Soortgelijke beperkingen welke het rijden bij wisselende snelheid noodzakelijk
maken.
Kruissnelheidsregelaarschakelaar
ON schakelaarRESUME/+
schakelaar Zonder afstelbare
snelheidsbegrenzer
SET/-
schakelaar OFF/CANCEL
schakelaar MODE schakelaarRESUME/+
schakelaar Met afstelbare
snelheidsbegrenzerSET/-
schakelaar OFF/CANCEL
schakelaar
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 276 of 615

4–132
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
Hoofdindikatielampje van
kruissnelheidsregelaar (Oranje)/
Indikatielampje voor ingestelde
kruissnelheid (Groen)
Dit indikatielampje heeft twee kleuren.
Hoofdindikatielampje van
kruissnelheidsregelaar (Oranje)
Het indikatielampje gaat oranje branden
wanneer de kruissnelheidsregelaar
geactiveerd is.
Indikatielampje voor ingestelde
kruissnelheid (Groen)
Het indikatielampje licht groen op
wanneer een kruissnelheid is ingesteld.
Activering/deactivering
WAARSCHUWING
Schakel de kruissnelheidsregelaar
altijd uit wanneer deze niet wordt
gebruikt:
Het is gevaarlijk de
kruissnelheidsregelaar ingeschakeld
te laten staan terwijl deze niet
gebruikt wordt, aangezien de
kruissnelheidsregelaar plotseling
geactiveerd zou kunnen worden als de
activeringsknop per ongeluk ingedrukt
wordt, hetgeen verlies van de macht
over het stuur en een ongeluk kan
veroorzaken.
OPMERKING
Wanneer het contact uit wordt
gezet, wordt de systeemtoestand
aangehouden die bestond alvorens het
werd uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld
het contact uit wordt gezet terwijl de
kruissnelheidsregelaar in werking is, zal
het systeem gebruiksklaar zijn wanneer
het contact de volgende keer op ON
gezet wordt.
Activering
Met afstelbare snelheidsbegrenzer
Druk voor het activeren van het
systeem op de MODE schakelaar.
Het hoofdindikatielampje van de
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat
branden.
OPMERKING
Wanneer na het indrukken van de
MODE schakelaar de afstelbare
snelheidsbegrenzer in werking is
gesteld, de MODE schakelaar nogmaals
indrukken om over te schakelen naar de
kruissnelheidsregelaar.
Zonder afstelbare snelheidsbegrenzer
Druk voor het activeren van het
systeem op de ON schakelaar.
Het hoofdindikatielampje van de
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat
branden.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 277 of 615

4–133
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
Deactivering
Met afstelbare snelheidsbegrenzer
Druk voor het deactiveren van het
systeem op de OFF/CANCEL schakelaar.
Het hoofdindikatielampje van de
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat uit.
OPMERKING
Wanneer de MODE schakelaar
tijdens de werking van de
kruissnelheidsregelaar wordt ingedrukt,
schakelt het systeem over naar de
afstelbare snelheidsbegrenzer.
Zonder afstelbare snelheidsbegrenzer
Druk voor het deactiveren van het
systeem op de OFF/CANCEL schakelaar.
Het hoofdindikatielampje van de
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat uit.
Instellen van de gewenste
constante snelheid
1 . (Met afstelbare snelheidsbegrenzer)
Druk voor het activeren van het
systeem van de kruissnelheidsregelaar
op de MODE schakelaar. Het
hoofdindikatielampje van de
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat
branden.
(Zonder afstelbare
snelheidsbegrenzer)
Druk voor het activeren van het
systeem van de kruissnelheidsregelaar
op de ON schakelaar. Het
hoofdindikatielampje van de
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat
branden.
2. Accelereer tot de gewenste
kruissnelheid bereikt wordt (deze dient
hoger te zijn dan 25 km/h). 3. Stel de kruissnelheidsregelaar in door
de SET/
schakelaar bij de gewenste
snelheid in te drukken. De
kruissnelheidsregelaar wordt ingesteld
op het moment dat de SET/
schakelaar wordt ingedrukt. Laat het
gaspedaal tegelijkertijd los. Het
indikatielampje voor ingestelde
kruissnelheid (groen) gaat branden.
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden
kan de snelheid van de
kruissnelheidsregelaar niet worden
ingesteld:
 


(Automatische transmissie)
 De keuzehendel staat in de stand P
of N.
 


(Handgeschakelde
versnellingsbak)
  De keuzehendel staat in de
neutraalstand.
 


 De handrem is aangetrokken.



(Voertuigen met afstelbare
snelheidsbegrenzer)
  De MODE schakelaar voor de
afstelbare snelheidsbegrenzer
wordt ingedrukt.
 
 Laat de SET/ schakelaar bij de
gewenste snelheid los, anders zal
wanneer u de SET/
schakelaar
ingedrukt blijft houden de snelheid
blijven afnemen (behalve wanneer
het gaspedaal wordt ingetrapt).
  Het is mogelijk dat de auto op een
steile helling bij het bergop rijden
kortstondig snelheid mindert of bij
het bergaf rijden snelheid meerdert.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 278 of 615

4–134
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
OPMERKING
  De kruissnelheidsregelaar wordt
geannuleerd als de rijsnelheid
afneemt tot minder dan 21 km/h,
zoals bij het oprijden van een steile
helling.
  De kans bestaat dat de
kruissnelheidsregelaar wordt
uitgeschakeld wanneer de rijsnelheid
tot ongeveer 15 km/h onder de
vooringestelde snelheid afneemt,
zoals bij het oprijden van een lange,
steile helling.
De rijsnelheid die met behulp van de
kruissnelheidsregelaar is ingesteld wordt
weergegeven in de instrumentengroep.
Verhogen van de kruissnelheid
Volg een van onderstaande procedures.
Verhogen van de snelheid met behulp
van de bedieningsschakelaar van de
kruissnelheidsregelaar
Druk de RESUME/
schakelaar in en
houd deze ingedrukt. De rijsnelheid neemt
toe. Laat de schakelaar bij de gewenste
snelheid los.
Druk op de RESUME/
schakelaar en laat
deze onmiddellijk los om de ingestelde
snelheid af te stellen. Door de toets
meerdere malen in te drukken wordt de
ingestelde snelheid al naargelang
verhoogd.
Verhogen van de snelheid door één
enkele druk op de RESUME/
schakelaar
Meteraanduiding voor rijsnelheid
aangegeven in km/h: 1 km/h (0,6 mijl/h)
Meteraanduiding voor rijsnelheid
aangegeven in mijl/h: 1 mijl/h (1,6 km/h)
Verhogen van de snelheid met behulp
van het gaspedaal
Druk het gaspedaal in om te accelereren
tot de gewenste snelheid. Druk de SET/
knop in en laat deze dan onmiddellijk los.
OPMERKING
Accelereer indien u tijdelijk uw
snelheid wilt verhogen wanneer de
kruissnelheidsregelaar is ingeschakeld.
Een hogere snelheid heeft geen invloed
op de ingestelde snelheid en verandert
deze niet. Neem uw voet van het
gaspedaal om terug te keren naar de
ingestelde snelheid.
Verlagen van de kruissnelheid
Druk de SET/ schakelaar in en houd deze
ingedrukt. De rijsnelheid neemt geleidelijk
aan af.
Laat de schakelaar bij de gewenste
snelheid los.
Druk op de SET/
schakelaar en laat deze
onmiddellijk los om de ingestelde snelheid
af te stellen. Door de toets meerdere malen
in te drukken wordt de ingestelde snelheid
al naargelang verminderd.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 279 of 615

4–135
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
Verlagen van de snelheid door één
enkele druk op de SET/
schakelaar
Meteraanduiding voor rijsnelheid
aangegeven in km/h: 1 km/h (0,6 mijl/h)
Meteraanduiding voor rijsnelheid
aangegeven in mijl/h: 1 mijl/h (1,6 km/h)
Hervatten van de kruissnelheid bij
snelheden hoger dan 25 km/h
Als de kruissnelheid door een andere
methode dan door het bedienen van de
OFF/CANCEL schakelaar geannuleerd
werd (zoals door het indrukken van
rempedaal) en het systeem nog steeds
geactiveerd is, zal de meest recent
ingestelde snelheid automatisch hervat
worden wanneer de RESUME/
schakelaar ingedrukt wordt.
Indien de rijsnelheid tot minder dan 25
km/h is afgenomen, de rijsnelheid tot 25
km/h of hoger laten toenemen en de
RESUME/
schakelaar indrukken.
Tijdelijk annuleren
Gebruik voor het tijdelijk annuleren
van het systeem, een van de volgende
methoden:
 


 Druk het rempedaal een weinig in.



(Handgeschakelde versnellingsbak)
 Druk het koppelingspedaal in.



 Druk op de OFF/CANCEL schakelaar.
Als de RESUME/
schakelaar wordt
ingedrukt wanneer de rijsnelheid 25 km/h
of hoger is, keert het systeem terug naar de
eerder ingestelde snelheid.
OPMERKING
  Als zich een van de volgende
gevallen voordoet, wordt de
kruissnelheidsregelaar tijdelijk
uitgeschakeld.
 


 De handrem is aangetrokken.



(Voertuigen met afstelbare
snelheidsbegrenzer)
  De MODE schakelaar voor de
afstelbare snelheidsbegrenzer
wordt ingedrukt.
 


(Automatische transmissie)
 De keuzehendel staat in de stand P
of N.
 


(Handgeschakelde
versnellingsbak)
  De keuzehendel staat in de
neutraalstand.
 
 Wanneer de kruissnelheidsregelaar
tijdelijk wordt uitgeschakeld
door zelfs maar één van de
uitschakelomstandigheden van
toepassing, kan de snelheid niet
opnieuw ingesteld worden.
 (Automatische transmissie) De kruissnelheidsregelaar kan tijdens
het rijden in de handgeschakelde
modus niet worden uitgeschakeld
(keuzehendel is verplaatst van
de stand D naar M). Ook als de
transmissie terug in een lagere
versnelling wordt gezet, vindt er dus
geen afremmen op de motor plaats.
Als snelheidsmindering vereist is, de
ingestelde snelheid verlagen of het
rempedaal intrappen.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 280 of 615

4–136
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
Deactiveren
Wanneer een kruissnelheid is ingesteld
(indikatielampje voor ingestelde
kruissnelheid (groen) gaat branden)
Houd de OFF/CANCEL schakelaar lang
ingedrukt of druk 2 maal op de OFF/
CANCEL schakelaar.
Wanneer geen kruissnelheid is
ingesteld (hoofdindikatielampje van
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat
branden)
Druk op de OFF/CANCEL schakelaar.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page:   < prev 1-10 ... 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 ... 620 next >