MAZDA MODEL MX-5 RF 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 271 of 663

4–111
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Radarsensoren (achter)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensoren worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert
of door een obstakel. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren
(achter).
 


 Dodehoekmonitorsysteem (BSM)



 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Zie Radarsensoren (Achter) op pagina 4-143 .


Page 272 of 663

4–112
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) *
Het aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) stelt de lichtbundels van de koplampen
automatisch naar links of rechts af in samenhang met de bediening van het stuurwiel nadat
de koplampen zijn ingeschakeld.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indicatielampjes op pagina 4-46 .
OPMERKING
  Koplampen die weggebruikers die vanuit tegemoetkomende richting naderen niet
verblinden, ongeacht aan welke kant van de weg u geacht wordt te rijden (links of
rechts verkeer). Het is dus niet nodig de optische as van de koplampen af te stellen
wanneer u tijdelijk naar rijden aan de andere kant van de weg moet omschakelen (links
of rechts verkeer).
  De functie van het aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) kan
overgeschakeld worden naar geactiveerd/niet-geactiveerd met gebruik van de
gebruikersinstellingenfunctie.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-10 .


Page 273 of 663

4–113
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Koplampregelsysteem (HBC) *
Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) de
omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en schakelt het
licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht.
Zie Waarschuwings/indicatielampjes op pagina 4-46 .
Bij het rijden met een snelheid van ongeveer 30 km/h of meer, worden de koplampen op
grootlicht ingesteld wanneer er geen voertuigen vóór u rijden of geen tegenliggers naderen.
Het systeem schakelt in de volgende gevallen de koplampen over op dimlicht:
 


 Het systeem bespeurt een voertuig of de koplampen/lichten van een voertuig dat vanuit
tegenovergestelde richting nadert.
 


 Bij het rijden op wegen met straatverlichting of op wegen in goed verlichte steden en
dorpen.
 


 De rijsnelheid is minder dan ongeveer 20 km/h.
Vooruitrijcamera (FSC) De herkenningsafstand van
de vooruitrijcamera (FSC)
varieert afhankelijk van de
omgevingsomstandigheden
Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-46 .
OPGELET
  De hoogte van de auto niet afstellen, de koplampeenheden niet wijzigen en de camera
niet verwijderen, anders zal het systeem niet normaal functioneren.
  Vertrouw niet uitsluitend en alleen op het koplampregelsysteem (HBC) en rijd met
voldoende aandacht voor de veiligheid. Schakel de koplampen indien nodig handmatig
over tussen grootlicht en dimlicht.


Page 274 of 663

4–114
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
Het moment waarbij het systeem de koplampen overschakelt verandert onder de
volgende omstandigheden. Als het systeem de koplampen niet juist overschakelt,
handmatig tussen grootlicht en dimlicht overschakelen, overeenkomstig het zicht en de
verkeersomstandigheden.
 
 Wanneer er lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte
aanwijsborden en verkeerslichten.
  Wanneer er lichtweerkaatsende voorwerpen in de omgeving zijn, zoals
lichtweerkaatsende platen en borden.
  Wanneer het zicht verminderd is tijdens regen, sneeuw of mist. 
 Bij het rijden op wegen met scherpe bochten of in heuvelachtig gebied. 
 Wanneer de koplampen/achterlichten van voertuigen vóór u of op de tegenovergestelde
rijbaan niet duidelijk zichtbaar of onverlicht zijn.
  Wanneer het voldoende donker is, zoals bij zonsopgang of schemering. 
 Wanneer in de bagageruimte zware voorwerpen worden vervoerd. 
 Wanneer het zicht verminderd is doordat spatwater van de banden van een voertuig
vóór u op uw voorruit terechtkomt.


Page 275 of 663

4–115
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Gebruik van het systeem
Het koplampregelsysteem (HBC) schakelt
het licht van de koplampen automatisch
over tussen grootlicht en dimlicht
nadat het contact op ON is gezet en de
koplampschakelaar in de stand AUTO en
grootlicht staat.
Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt
dat het buiten donker is op basis van de
helderheid van de omgeving. Tegelijkertijd
gaat het koplampregelsysteem
(HBC) indicatielampje (groen) in de
instrumentengroep branden.
OPMERKING
  Bij een rijsnelheid van ongeveer
30 km/h of meer, worden de
koplampen automatisch op grootlicht
ingesteld wanneer er geen voertuigen
vóór u rijden of geen tegenliggers
naderen.
 Wanneer de rijsnelheid minder dan
ongeveer 20 km/h is, schakelt het
koplampregelsysteem (HBC) de
koplampen over op dimlicht.
  Het is mogelijk dat bij het maken
van een bocht het dimlicht niet naar
grootlicht overschakelt.
  De werking van het
koplampregelsysteem (HBC)
kan uitgeschakeld worden. Zie
Gebruikersinstellingen op pagina
9-10 .
Handmatig overschakelen
Overschakelen naar dimlicht
Zet de hendel in de stand voor dimlicht.
Het indicatielampje (groen) van het
koplampregelsysteem (HBC) gaat uit.
Overschakelen naar grootlicht
Draai de koplampschakelaar naar de stand
.
Het indicatielampje (groen) van het
koplampregelsysteem (HBC) gaat uit en
het
gaat branden.


Page 276 of 663

4–116
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) *
Het LDWS systeem stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Het systeem bespeurt de witte of gele strepen op de rijstrook met gebruik van de
vooruitrijcamera (FSC) en als dit bepaalt dat de auto van de rijstrook gaat afwijken,
waarschuwt het de bestuurder door het knipperen van het LDWS waarschuwingslampje
en het activeren van de LDWS waarschuwingszoemer en door de multi-informatiedisplay
(voertuigen met multi-informatiedisplay).
Gebruik het LDWS bij het rijden op wegen met witte of gele strepen.
Zie Vooruitrijcamera op pagina 4-140 .
Vooruitrijcamera (FSC)
Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-46 .


Page 277 of 663

4–117
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
WAARSCHUWING
Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden:
De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke
rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden.
 
 Bij het rijden op wegen met scherpe bochten. 
 Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw).
De functies van het LDWS hebben beperkingen:
Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig. Het
systeem is niet bestemd is om compensatie te geven voor onvoldoende voorzichtigheid
van de bestuurder en als u teveel op het LDWS vertrouwt kan dit tot ongelukken leiden.
De bestuurder is verantwoordelijk voor het veilig uitvoeren van rijbaanveranderingen
en overige manoeuvres. Let altijd nauwkeurig op de richting waarin de auto rijdt en de
directe omgeving ervan.
OPGELET
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de
dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist functioneren.
OPMERKING
  Als uw auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt het LDWS in werking gesteld
(waarschuwingsgeluid en indicatielampje). Stuur de auto adequaat bij om de auto weer
naar het midden van de rijstrook te brengen.
  Wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen,
wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld. De LDWS waarschuwing
wordt werkzaam wanneer de richtingaanwijzerhendel teruggezet wordt en het systeem
de witte of gele strepen bespeurt.
  Als het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de
auto dicht in de buurt van een witte of gele streep komt, bepaalt het systeen dat de
bestuurder van rijbaan verandert en wordt de LDWS waarschuwing automatisch
uitgeschakeld.
  Het is mogelijk dat het LDWS niet functioneert tijdens de periode onmiddellijk
nadat de auto van zijn rijstrook is afgeweken en het LDWS in werking is getreden, of
wanneer de auto binnen een korte periode van tijd herhaalde malen van de rijstrook is
afgeweken.


Page 278 of 663

4–118
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Het LDWS functioneert niet als de witte of gele strepen van de rijstrook niet bespeurd
worden.
  Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte of gele
strepen niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert.
 


 Als een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit
weerkaatst wordt en door de camera wordt opgenomen.
 


 Er bevindt zich zware bagage in de bagageruimte en het voertuig helt over.



 Wanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.



 Wanneer de auto op de oprit/afrit van de pleisterplaats of het tolhek van een snelweg
rijdt.
 


 Wanneer de witte of gele strepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil zijn
of de verf afgesleten is.
 


 Wanneer het voertuig dat vóór u rijdt nabij de witte of gele streep rijdt en de streep
minder goed zichtbaar is.
 


 Wanneer de witte of gele strepen niet goed zichtbaar zijn als gevolg van slecht weer
(regen, mist of sneeuw).
 


 Bij het rijden op een tijdelijke rijstrook of weggedeelte met afgesloten rijstrook als
gevolg van wegwerkzaamheden.
 


 Wanneer een misleidende streep op de weg wordt waargenomen, zoals bij een
tijdelijke streep voor wegwerkzaamheden, of door schaduweffecten, sneeuwresten of
gleuven met water.
 


 Wanneer de helderheid van de omgeving plotseling verandert, zoals bij het in- of
uitrijden van een tunnel.
 


 Wanneer de verlichting van de koplampen afgezwakt is als gevolg van
verontreiniging of afwijking van de optische as.
 


 Wanneer de voorruit verontreinigd of beslagen is.



 Wanneer achterverlichting op het wegdek reÀ ecteert.



 Wanneer het wegdek nat en glimmend is na regen, of als er plassen op de weg zijn.



 Wanneer een schaduw van de vangrail parallel aan de witte of gele streep op de weg
valt.
 


 Wanneer de rijstrook buitengewoon smal of breed is.



 Wanneer de weg buitengewoon oneffen is.



 Wanneer de auto schokt na een hobbel in de weg.



 Wanneer er twee of meer naast elkaar gelegen witte of gele strepen zijn.



 Wanneer er wegmarkeringen of rijbaanmarkeringen van diverse vormen zijn in de
buurt van een kruising.


Page 279 of 663

4–119
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Wanneer het systeem in werking is
1. Wanneer de LDWS schakelaar
wordt ingedrukt gaat het systeem
over naar standby en gaat het
LDWS OFF indicatielampje in de
instrumentengroep uit.
2. Rijd terwijl het LDWS OFF
indicatielampje uit is naar het midden
van de rijstrook. Het systeem zal
beginnen te functioneren wanneer
aan alle onderstaande voorwaarden is
voldaan.
 

 
 De auto rijdt in het midden van de
rijstrook met de witte of gele strepen
aan de linker of rechter zijde of aan
weerszijden.
 

 
 De rijsnelheid is 65 km/h of hoger.


 
 De auto rijdt op een rechte weg of op
een weg met À auwe bochten.
Het LDWS systeem werkt niet in de
volgende gevallen:
 

 
 Het systeem kan de witte of gele
strepen niet bespeuren.
 

 
 De rijsnelheid is minder dan 60 km/h.


 
 De auto maakt een scherpe bocht.


 
 De auto maakt een bocht met een niet
aangepaste snelheid.
OPMERKING
  Het LDWS functioneert niet totdat
het systeem een witte of gele streep
aan de linker- of rechterzijde heeft
bespeurd.
  Wanneer het systeem een witte
of gele streep enkel aan één zijde
bespeurt, activeert het systeem enkel
de waarschuwing wanneer de auto
afwijkt aan de zijde waar de witte of
gele streep bespeurd wordt.
  De afstand- en
waarschuwingsgevoeligheid die
door het systeem wordt gebruikt
om de mogelijkheid van een
rijstrookafwijking te bepalen kan
gewijzigd worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-10 .
Automatische uitschakeling
In de volgende gevallen wordt het LDWS
automatisch uitgeschakeld en gaat het
LDWS waarschuwingslampje in de
instrumentengroep branden.
 


 De temperatuur binnen in de camera is
hoog of laag.
 


 De voorruit rondom de camera is
beslagen.
 


 De voorruit rondom de camera wordt
door een obstakel geblokkeerd,
waardoor het uitzicht naar voren
belemmerd wordt.
Het LDWS wordt automatisch
ingeschakeld wanneer aan de voorwaarden
voor het functioneren is voldaan en het
LDWS waarschuwingslampje gaat uit.


Page 280 of 663

4–120
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Waarschuwing voor automatische
uitschakeling
Wanneer de volgende handelingen
worden uitgevoerd, bepaalt het LDWS
dat de bestuurder de bedoeling heeft van
rijstrook te wisselen en wordt de LDWS
waarschuwing automatisch uitgeschakeld.
Het LDWS wordt nadat de bestuurder de
handeling heeft uitgevoerd automatisch
ingeschakeld.
 


 Het stuurwiel wordt abrupt gedraaid.



 Het rempedaal wordt abrupt ingetrapt.



 Het gaspedaal wordt abrupt ingetrapt.



 De richtingaanwijzerhendel
wordt bediend (nadat de
richtingaanwijzerhendel is teruggezet, is
het mogelijk dat het LDWS gedurende
ongeveer 3 seconden niet werkt, de tijd
die nodig is om de rijstrookcorrectie uit
te voeren).
OPMERKING
Nadat met de richtingaanwijzerhendel
in werking ongeveer 60 seconden zijn
verstreken, zal de LDWS waarschuwing
in werking treden als de auto dicht bij
een witte of gele streep komt.
Uitschakelen van het systeem
Druk op de LDWS OFF schakelaar om
het LDWS systeem uit te schakelen. Het
LDWS OFF indicatielampje gaat branden.
Rijstrookweergave (voertuigen met
multi-informatiedisplay)
De rijstrookstrepen worden niet langer
aangegeven in de multi-informatiedisplay
wanneer de LDWS geannuleerd wordt.
OPMERKING
Wanneer het contact op OFF wordt
gezet, wordt de LDWS geactiveerd
wanneer het contact de volgende keer op
ON wordt gezet.


Page:   < prev 1-10 ... 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 ... 670 next >