OPEL ANTARA 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 61 of 231
Opbergen59Sluiten: afdekking omhooghalen en
erop duwen totdat deze vergrendelt.
Geen zware voorwerpen in het
opbergvakje leggen.
Opbergvak onder
passagiersstoel
Opbergvak onder
passagiersstoel voorin
Vak vooraan omhoog trekken, dan
naar voren trekken. Vak terugschui‐
ven door het in de richting van de
stoel te drukken.
Armsteun met opbergruimte
Opbergvak in armsteun voorin
Openen: hefboom omhoog trekken
en het deksel optillen.
Sluiten: het deksel laten zakken en
het naar beneden drukken totdat het
vergrendelt.
Opbergvak middenconsole
Schuif het bekerhouderbakje naar achteren voor toegang tot het opberg‐ vak, de 12 V-aansluiting en de AUX-
ingang.
12 V-aansluitingen 3 79.
AUX-ingang - zie de handleiding van
het Infotainmentsysteem voor nadere
informatie.
Draagsysteem achterzijde
Het draagsysteem achteraan (Flex-
Fix-systeem) biedt de mogelijkheid
om fietsen op een in de bodemplaat
geïntegreerde, uitschuifbare houder
te bevestigen. Vervoer van andere
zaken is niet toegestaan.
De maximale belading van het draag‐ systeem achterzijde is 40 kg. De
maximale belasting per fiets is 20 kg.
Page 62 of 231
60OpbergenDe wielbasis van een fiets mag nietmeer dan 1,2 m zijn. Anders kan de
betreffende fiets niet veilig worden
vastgezet.
Het niet-gebruikte draagsysteem
moet in de bodemplaat worden terug‐
geschoven.
Als extra wordt een multifunctionele box aangeboden, die op het draag‐
systeem kan worden geplaatst.
Op de fietsen mogen zich geen voor‐
werpen bevinden die tijdens het
vervoer los kunnen raken.Voorzichtig
Bij verlenging van het draagsys‐
teem achterzijde en maximale
belading van de auto geldt een
lagere bodemspeling.
Rijd voorzichtig op steile hellingen, oprijlanen en over verkeerdrem‐
pels e.d.
Voorzichtig
Plaats geen fietsen met carbon
pedaalkrukken op fietsendragers.
De fietsen zouden beschadigd
kunnen raken.
Uitschuiven
Open de achterklep.
9 Waarschuwing
Het is niet toegestaan zich binnen
het bereik van de achterdrager tebegeven, kans op letsel.
Ontgrendelhefboom omhoog zetten.
Het systeem wordt geactiveerd en
schuift vlot uit de bumper.
Het draagsysteem er volledig uittrek‐
ken totdat het hoorbaar vastklikt.
Controleren of het draagsysteem niet naar binnen kan worden geschoven
zonder opnieuw aan de ontgrende‐
lingshendel te trekken.
9 Waarschuwing
Het is alleen toegestaan voorwer‐
pen op het Flex-Fix draagsysteem
te vervoeren, als het systeem op
Page 63 of 231
Opbergen61de juiste manier uitgeschoven is.
Als het Flex-Fix draagsysteem niet goed uitgeschoven kan worden,
breng dan geen voorwerpen op
het systeem aan en schuif het
weer in. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
De kentekenplaathouder omhoog‐
trekken en de houdersteunen goed in de bevestigingen aanbrengen.
Achterlichten monteren
Neem eerst het achterste ( 1), en
daarna het voorste ( 2) achterlicht uit
hun uitsparingen.
Open de lamphouder aan de achter‐
zijde van het achterlicht volledig.
Druk op de pal en druk de lamphou‐
der in de houder tot tegen de aanslag.
Voer deze procedure voor beide
achterlampen uit.
Page 64 of 231
62Opbergen
Controleer de positie van kabel en
lamp en zorg ervoor dat ze correct
gemonteerd zijn en goed vast zitten.
Vergrendelen draagsysteem
achterzijde
Zwenk eerst de linker pal ( 1) terug en
vervolgens de rechter pal ( 2) totdat ze
niet verder kunnen. Beide pallen
moeten achterwaarts wijzen, anders
is een veilige werking niet gegaran‐
deerd.
Let op
Achterklep sluiten.
Uitklappen crankuitsparingen
Klap een of beide crankuitsparingen
omhoog totdat de diagonale steun in
positie komt.
Page 65 of 231
Opbergen63Verwijder de cranksteunen uit de
crankuitsparingen.
Aanpassen van het
draagsysteem aan de fiets
Stel met de draaiknop op de cran‐
kuitsparing de verstelbare crankeen‐ heid ruwweg in op de uitstekende
crank.
Als de fiets rechte cranks heeft, de
crankunit volledig uitdraaien
(stand 5).
Als de fiets gebogen cranks heeft, de
crankunit volledig indraaien (stand 1).
Druk op de ontgrendelingspal en trek
de wieluitsparingen uit.
Druk de ontgrendelingspal op de
spanbandhouder in en verwijder de
houder.
Page 66 of 231
64OpbergenFiets gereedmaken voor
bevestiging
Let op
De maximale breedte voor het
pedaal is 38,3 mm en de maximale
diepte is 14,4 mm.
Draai het linker pedaal (zonder
kettingtandwiel) verticaal omlaag. Het
pedaal op de linker crank moet hori‐
zontaal staan.
Het voorwiel van de voorste fiets
moet naar links wijzen.
Het voorwiel van de achterste fiets
moet naar rechts wijzen.
Vastmaken fiets aan
draagsysteem
Plaats de fiets erop. De crank moet nu in de opening van de crankuitsparing
geplaatst worden zoals weergegeven in de illustratie.
Voorzichtig
Zorg ervoor dat het pedaal het
oppervlak van het fietsenrek niet
raakt. Anders zou het crankstel
van de fiets tijdens vervoer
beschadigd kunnen raken.
Crankbevestiging van boven af in de
buitenste rail van de crankhouder
steken en zo ver mogelijk omlaag‐
schuiven.
Page 67 of 231
Opbergen65Bevestig de crank door aan de beves‐
tigingsschroef op de cranksteun te
draaien.
Plaats de wieluitsparingen zodanig
dat de fiets ongeveer horizontaal
staat. De afstand tussen pedalen en
achterklep moet nu minimaal 5 cm
bedragen.
Beide fietsbanden moeten in de
wieluitsparingen staan.
Voorzichtig
Zorg dat u de wielhouders zo ver
als nodig is naar buiten trekt zodat beide fietsbanden in de houders
kunnen worden geplaatst. Anders
wordt horizontaal monteren van
de fiets niet verzekerd. Het nege‐
ren hiervan kan leiden tot schade
aan de fietswielen als gevolg van
hete uitlaatgassen.
Lijn de fiets in lengterichting uit ten
opzichte van het voertuig: Draai de
pedaalsteun enigszins los.
Plaats de fiets rechtop met behulp
van de draaiknop op de cran‐
kuitsparing.
Wanneer de twee fietsen elkaar in de weg staan, kan de onderlinge plaat‐
sing van de fietsen worden aange‐ past door de wielhouders en de draai‐
greep op de crankhouder bij te stellen
totdat de fietsen elkaar niet meer
raken. Zorg voor voldoende vrije
ruimte tot de auto.
Draai de bevestigingsschroef voor de
pedaallagersteun met de hand vast
tot de maximale stand.
Beide fietswielen met spanbanden aan de wielhouders vastmaken.
Controleer of de fiets goed vast staat.
Page 68 of 231
66OpbergenVoorzichtig
Zorg dat de ruimte tussen de fiets
en de auto minstens 5 cm is.
Stuurstang zo nodig losdraaien en opzij zwenken.
De instellingen van de wieluitsparin‐gen en op de draaiknop op de cran‐kuitsparing moeten voor elke fiets
worden genoteerd en bewaard. Een
juiste afstelling vooraf zal het
opnieuw bevestigen van de fiets
vergemakkelijken.
Let op
Er wordt aangeraden om een waar‐
schuwing bij de achterste fiets te bevestigen voor beter zicht.
Verwijderen fiets van
draagsysteem
Maak de spanbandhouders van beide fietsbanden los.
Houd de fiets vast, maak de bevesti‐
gingsschroef voor de pedaallager‐
steun los en til de lagersteun op om
deze te verwijderen.
Inschuiven draagsysteem
achterzijde
Druk de houders van de pedaalcrank
in de uitsparing van de pedaalcrank
zoals op de afbeelding wordt
getoond.
Page 69 of 231
Opbergen67
Plaats de spanbandhouder en trek
deze stevig omlaag, zo ver als moge‐ lijk is.
Druk de ontgrendelingshendel in en
schuif de wieluitsparingen volledig in tot ze niet verder meer gaan.
Maak de vergrendelingspal op de
diagonale steun los en klap beide crankuitsparingen omlaag.
9 Waarschuwing
Gevaar voor beknelling.
Zwenk eerst de rechter pal ( 1) naar
voren en vervolgens de linker pal ( 2)
totdat ze in hun uitsparingen geklikt
kunnen worden.
Page 70 of 231
68OpbergenSpanhefboom naar beneden duwen
en beide lampsteunen uit de houders
trekken.
Klap de lamphouders tegen de
achterzijden van de achterlichten.
Plaats eerst het voorste ( 1), en
daarna het achterste achterlicht ( 2) in
de uitsparingen en duw ze zo ver
mogelijk omlaag. Druk om beschadi‐
ging te voorkomen de kabels volledig
in alle geleidingen.
De kentekenplaathouder omhoog‐
trekken en naar beneden vouwen in
horizontale positie.
Open de achterklep.
Zet de ontgrendelingshendel omhoog en houd deze vast. Het systeem een
beetje heffen en in de bumper duwen
tot het vastzit.
De ontgrendelingshendel moet naar
zijn beginstand terugkeren.9 Waarschuwing
De hulp van een werkplaats inroe‐
pen, als het systeem niet goed kan
worden uitgeschoven.