OPEL ASTRA K 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 161 of 327
Klimaatregeling159l:naar de voorruit en de voorpor‐
tierruiten (de airco werkt op de
achtergrond om te voorkomen
dat de ruiten beslaan)M:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersK:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Het led-lampje in de knop brandt om activering aan te geven.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde aanja‐
ger van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Wanneer het koelsysteem wordt
uitgeschakeld, vereist de klimaatre‐
geling niet dat de motor wordt herstart
tijdens een Autostop. Uitzondering:
ruitontdooiing werkt en buitentempe‐
ratuur boven 0 °C vraagt om opnieuw starten.
Stop/Start-systeem 3 169.
Op het display verschijnt A/C ON
wanneer de koeling aanstaat of A/C
OFF wanneer de koeling uitstaat.Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
Page 162 of 327
160Klimaatregelingbinnenuit kunnen aandampen. Dekwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij
de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser inschakelen
en l uitschakelen.
Automatische luchtrecirculatie
Een luchtvochtigheidssensor scha‐
kelt automatisch over op buitenlucht
als de luchtvochtigheid in het interieur
te hoog is.
Basisinstellingen
Bepaalde instellingen zijn te wijzigen
in het menu Instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die de lucht in de passa‐
giersruimte automatisch sneller
opwarmt.Luchtroosters
Verstelbare luchtroostersWanneer de koeling ingeschakeld is,
moet er minimaal een luchtrooster
open staan.
Open het luchtrooster door het stel‐
wiel naar het grotere symbool W te
draaien. Stel de hoeveelheid lucht bij de roosteruitlaat met het stelwiel af.
Page 163 of 327
Klimaatregeling161
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Sluit het luchtrooster door het stelwiel naar het kleinere symbool W te
draaien.
9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit en de
zijruiten, alsook in de voetenruimte.Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Page 164 of 327
162KlimaatregelingAirconditioning regelmatigaanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐ keld.
Service Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐
ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
Page 165 of 327
Rijden en bediening163Rijden en bedieningRijtips......................................... 164
Controle over de auto ..............164
Sturen ...................................... 164
Starten en bediening .................164
Nieuwe auto inrijden ................164
Contactslotstanden ..................164
Aan/Uit-knop ............................ 165
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 167
Motor starten ........................... 167
Uitrol-brandstofafsluiter ...........169
Stop/Start-systeem ..................169
Parkeren .................................. 172
Uitlaatgassen ............................. 174
Uitlaatfilter ............................... 174
Katalysator .............................. 175
AdBlue ..................................... 176
Automatische versnellingsbak ...179
Versnellingsbakdisplay ............179
Schakelen ................................ 179
Handmatige modus .................180
Elektronische rijprogramma's ..181
Storing ..................................... 181
Stroomonderbreking ................181Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 182
Remmen .................................... 183
Antiblokkeersysteem ...............183
Parkeerrem .............................. 183
Remassistentie ........................185
Hellingrem ............................... 185
Rijregelsystemen .......................186
Traction Control .......................186
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 187
Sportmodus ............................. 188
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 189
Cruisecontrol ........................... 189
Snelheidsbegrenzer ................191
Adaptieve cruisecontrol ...........192
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 201
Indicatie afstand tot voorligger 203
Actieve noodrem .....................204
Parkeerhulp ............................. 207
Dodehoeksysteem ...................215
Achteruitkijkcamera .................217
Verkeersbordherkenning .........219
Lane keep assist .....................223
Brandstof ................................... 226
Brandstof voor benzinemotoren .....................226Brandstof voor dieselmotoren . 227
Brandstof voor het rijden op aardgas .................................. 228
Tanken .................................... 228
Trekhaak .................................... 231
Algemene informatie ...............231
Rijgedrag en aanhangertips ....231
Aanhanger trekken ..................232
Aanhangerstabilisatie ..............236
Page 166 of 327
164Rijden en bedieningRijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Als u op deze
manier rijdt, brengt u uzelf en anderen
in gevaar.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 169.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.
Sturen Als de stuurbekrachtiging niet meerwerkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Rem niet onnodig hard tijdens de
eerste ritten.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐
pen van was en olie op het uitlaatsys‐ teem. Parkeer na de eerste rit de auto
enige tijd buiten en vermijd het inade‐ men van de dampen.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐ stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het uitlaatfilter mogelijk
vaker geregenereerd.
Uitlaatfilter 3 174.
Autostop is wellicht niet mogelijk wanneer de accu wordt opgeladen.
Contactslotstanden
Draai de sleutel op:
Page 167 of 327
Rijden en bediening1650:contact uit: Sommige functies blij‐
ven actief totdat de sleutel eruit
wordt getrokken of het bestuur‐
dersportier wordt geopend, mits
het contact van tevoren aan was1:accessoirestand: Stuurslot
losgezet, sommige elektrische
functies werken, contact is uit2:contactstand: Contact is aan,
dieselmotor gloeit voor. De
controlelampjes branden en de
meeste elektrische functies
werken. Om de sleutel vanuit
stand 2 naar stand 1 of 0 te
draaien moet u de sleutel zover
mogelijk in de richting van de
stuurkolom insteken.3:motor starten: Laat de sleutel los
nadat de motor gestart is
Stuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot en
draai aan het stuurwiel totdat het
vastklikt.
9 Gevaar
Neem de sleutel tijdens het rijden
nooit uit het contactslot omdat
hierdoor het stuurslot wordt inge‐
schakeld.
Aan/Uit-knop
Elektronische sleutel moet in de auto
aanwezig zijn.
Accessoirestand
Druk een keer op Engine Start/Stop
zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. De gele led in de toetsbrandt. Het stuurslot wordt losgezet
en sommige elektrische functies
werken, contact is uit.Contactstand aan
Houd Engine Start/Stop 6 seconden
ingedrukt zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. Het groene
led-lampje in de toets brandt, de
Page 168 of 327
166Rijden en bedieningdieselmotor gloeit voor. De controle‐
lampjes branden en de meeste elek‐
trische functies werken.Motor starten
Druk kort op Engine Start/Stop
tijdens:
● handgeschakelde versnellings‐ bak: het bedienen van het koppe‐
lingspedaal,
● automatische versnellingsbak: het bedienen van het rempedaalmet de schakelhendel in stand
P of N.
Motor starten 3 167.Contact uit
Druk in elke modus kort op
Engine Start/Stop wanneer Autostop
is geactiveerd of wanneer de motor
draait en de auto stilstaat. Automati‐
sche versnellingsbak: schakel de
parkeerrem in en schakel P in.
Druk kort op Engine Start/Stop
zonder het koppelingspedaal of
rempedaal te bedienen in de contact‐
stand aan.
Sommige functies blijven actief tot het
bestuurdersportier wordt geopend,
mits het contact van tevoren aan was.Uitschakelen in noodsituatie tijdens
het rijden
Druk langer dan 2 seconden op
Engine Start/Stop of druk er binnen
5 seconden twee keer kort op 3 167.
Stuurslot Het stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● De auto stilstaat.
● Het contact uitgeschakeld is.
● Het bestuurdersportier open‐ staat.
Het het stuurslot op door het bestuur‐
dersportier te openen en de sluiten en
de accessoiremodus in te schakelen
of de motor direct te starten.9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan
worden ontgrendeld.
Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij
storing
Bij een storing in de elektronischesleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.
Plaats alleen de elektronische sleutel in de lengterichting plat op het
zendergebied, met de toetsen naar
boven gekeerd; zie de illustratie.
Page 169 of 327
Rijden en bediening167Andere voorwerpen, bijvoorbeeld
andere sleutels, transponder, tags,
munten, etc., moet u van de midden‐
console af halen.
Trap het koppelingspedaal (handge‐ schakelde versnellingsbak) of het
rempedaal (automatische versnel‐
lingsbak) in en druk op
Engine Start/Stop .
Motor uitschakelen door weer op
Engine Start/Stop te drukken. Haal de
elektronische sleutel uit de midden‐
console.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. Vervang de batte‐
rij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 22.
Zie voor het ontgrendelen of vergren‐ delen van de portieren Storing in
handzendermodule of elektronisch
sleutelsysteem 3 24.Vertraagde uitschakeling
stroom
De volgende elektronische systemen
kunnen worden gebruikt tot het
bestuurdersportier wordt geopend of
tot tien minuten nadat het contact
werd uitgeschakeld:
● elektrisch bediende ruiten
● zonnedak
● stekkerdozen
Motor starten
Auto's met contactschakelaarDraai de sleutel naar stand 1 om het
stuurslot te ontgrendelen.
Handgeschakelde versnellingsbak: koppelings- en rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de schakel‐
hendel op P of N.
Geen gas geven.
Dieselmotoren: draai de sleutel naar
stand 2 om voor te gloeien en wacht
tot het controlelampje ! dooft.
Draai de sleutel even in stand 3 en
laat deze weer los: een automatische regeling bedient de startmotor na een
korte vertraging tot de motor draait,
zie Automatische startmotorregeling.
Handgeschakelde versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het koppelingspedaal in
te trappen 3 169.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het rempedaal los te
laten 3 169.
Page 170 of 327
168Rijden en bedieningAuto's met Aan/Uit-knop
Handgeschakelde versnellingsbak:
koppelings- en rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de schakel‐
hendel op P of N.
Geen gas geven.
Druk kort op Engine Start/Stop : een
automatische regeling bedient de startmotor na een korte vertraging tot de motor draait, zie Automatische
startmotorregeling.
Druk kort op Engine Start/Stop om de
motor uit te schakelen, wanneer de
auto stilstaat. Automatische versnel‐
lingsbak: schakel de parkeerrem in
en schakel P in.
Om de motor te starten tijdens een
Autostop:
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: tijdens een Autostop kunt u
de motor starten door het koppe‐ lingspedaal in te trappen 3 169.
● Automatische versnellingsbak: tijdens een Autostop kunt u de
motor starten door het rempedaal
los te laten 3 169.
Motor noodgedwongen
uitschakelen tijdens het rijden
Als de motor onderweg in een nood‐
situatie moet worden uitgeschakeld,
drukt u langer dan 2 seconden op
Engine Start/Stop of drukt u binnen
5 seconden tweemaal kort op deze
knop.9 Gevaar
Het uitschakelen van de motor
tijdens het rijden kan het verlies
van vermogen voor de rem- of
stuurbekrachtiging veroorzaken.
Hulp- en airbagsystemen zijn
uitgeschakeld. De verlichting en
remlichten gaan uit. Schakel de
motor en het contact tijdens het
rijden alleen uit indien dat in een
noodgeval noodzakelijk is.
De auto starten bij lage
temperaturen
Het is mogelijk om de motor zonder
bijkomende verwarming te starten tot
-25 °C voor dieselmotoren en -30 °C
voor benzinemotoren. Motorolie met
de juiste viscositeit, de juiste brand‐
stof, uitgevoerd onderhoud en een
voldoende opgeladen accu zijn
vereist. Bij temperaturen onder
-30 °C moet de automatische versnel‐
lingsbak gedurende ca. 5 minuten
worden verwarmd. De schakelhendel moet in stand P staan.