OPEL ASTRA K 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.5, Model line: ASTRA K, Model: OPEL ASTRA K 2019.5Pages: 327, PDF Size: 9.46 MB
Page 141 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen139Druk op Z om een adviseur te bellen
en de PIN te veranderen.
Accountgegevens
Een OnStar-abonnee heeft een
account waar alle gegevens in zijn
opgeslagen. Druk op Z en spreek
met een adviseur of log in bij uw account als u accountinformatie wilt
veranderen.
Als de OnStar-service voor een
andere auto moet worden gebruikt,
druk dan op Z en vraag of de account
op de nieuwe auto kan worden over‐
gedragen.
Let op
Informeer OnStar onmiddellijk over
de wijzigingen als de auto wordt
afgevoerd, verkocht of anderszins
overgedragen en beëindig de
OnStar-service voor deze auto.
Voertuiglocatie
De voertuiglocatie wordt aan OnStar
doorgegeven wanneer er een service wordt verzocht of getriggerd. Eenbericht op het Info-Display geeft door dat deze informatie is verzonden.Als u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j tot u een audiobericht
hoort.
Het deactiveren wordt aangegeven
door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer
wanneer de auto wordt gestart.
Let op
Als het verzenden van de voertuig‐
locatie wordt gedeactiveerd, zijn
sommige diensten niet meer
beschikbaar.
Let op
OnStar wordt in een noodsituatie
altijd geïnformeerd over de voertuig‐
locatie.
Ga naar het document met het priva‐
cybeleid in uw account.
Software-updates
OnStar kan op afstand software-
updates uitvoeren, zonder dat zij u
daarover van tevoren inlichten of om
uw toestemming vragen. Deze upda‐
tes verbeteren of behouden de veilig‐
heid en beveiliging of de werking van uw voertuig.Deze updates kunnen betrekking
hebben op privacykwesties. Ga naar
het document met het privacybeleid
in uw account.
Page 142 of 327

140VerlichtingVerlichtingRijverlichting.............................. 140
Lichtschakelaar .......................140
Automatische verlichting .........141
Grootlichtassistentie ................141
Groot licht ................................ 143
Lichtsignaal ............................. 143
Koplampverstelling ..................143
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 144
Dagrijlicht ................................. 144
Led-koplampen ........................144
Alarmknipperlichten .................146
Richtingaanwijzers ..................146
Mistlampen voor ......................147
Mistachterlicht ......................... 147
Parkeerlichten ......................... 148
Achteruitrijlichten .....................148
Beslagen lampglazen ..............148
Binnenverlichting .......................148
Regelbare instrumentenverlichting .........148
Leeslampen ............................. 149
Verlichting zonneklep ..............149
Verlichtingsfuncties ....................150
Verlichting middenconsole ......150Instapverlichting ......................150
Uitstapverlichting .....................150
Ontlaadbeveiliging accu ..........151Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlicht
Wanneer u het contact inschakelt, is
de automatische verlichting actief.
Controlelampje 8 3 117.
Page 143 of 327

Verlichting141AchterlichtenDe achterlichten branden samen met
het dim-/grootlicht en de zijmarke‐
ringslichten.
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld
tussen dagrijlicht en automatische
verlichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het regensensorsysteem.
Dagrijlicht 3 144.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen
ingeschakeld als de ruitenwissers
enkele slagen geactiveerd zijn.
Led-koplampen 3 144.
Tunneldetectie Bij het inrijden van een tunnel worden
de koplampen onmiddellijk ingescha‐
keld.
Grootlichtassistentie
De camera in de voorruit de lichten
van tegemoetkomende voertuigen of
voorliggers detecteert. De grootlicht‐
assistentie blijft geactiveerd en scha‐
kelt het groot licht automatisch in en
uit. De laatste instelling van de groot‐ lichtassistentie blijft gehandhaafd
wanneer het contact weer wordt inge‐ schakeld.Het systeem schakelt automatisch
naar dimlicht wanneer:
● In stadsverkeer wordt gereden.
● Het mistig is of sneeuwt.
● De mistlampen voor of achter zijn
ingeschakeld.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het
systeem het groot licht weer in.
Auto's zonder led-
matrixkoplampen
Het groot licht wordt automatisch
ingeschakeld bij een snelheid boven
40 km/u. Het groot licht wordt uitge‐
schakeld bij een snelheid onder
20 km/u, maar de grootlichtassisten‐
tie blijft geactiveerd.
Auto's met led-matrixkoplampen
Met deze functie kan het groot licht bij ritten in het donker als hoofdverlich‐
ting werken.
Page 144 of 327

142Verlichting
Elke led-lamp aan de rechter- of
linkerkant kan afhankelijk van de
verkeerssituatie worden in- of uitge‐
schakeld. Dit geeft de beste lichtver‐
deling zonder dat andere weggebrui‐
kers worden verblind.
Het groot licht wordt automatisch
ingeschakeld bij een snelheid boven
50 km/u. Het groot licht wordt uitge‐
schakeld bij een snelheid onder
35 km/u, maar de grootlichtassisten‐
tie blijft geactiveerd.
Snelwegmodus
De grootlichtassistentie omvat een
speciale snelwegmodus. Wanneer u
op de snelweg enige tijd sneller rijdt
dan 105 km/u, wordt de lichtbundel
smaller, zodat u tegemoetkomend
verkeer niet verblindt.
InschakelenRichtingaanwijzerhendel met f
toets
Activeer de grootlichtassistentie door
op f te drukken.
Richtingaanwijzerhendel met of
zonder MENU toets
U activeert de grootlichtassistentie
door twee keer tegen de richtingaan‐ wijzerhendel te duwen.
Het groene controlelampje f brandt
ononderbroken wanneer de groot‐
lichtassistentie actief is; het blauwe
lampje 7 brandt bij ingeschakeld
groot licht.
Controlelampje f 3 117, 7 3 117.
Page 145 of 327

Verlichting143UitschakelenRichtingaanwijzerhendel met of
zonder MENU toets
Als de grootlichtassistentie actief is
en het groot licht is ingeschakeld, dan schakelt u de grootlichtassistentie uit
door een keer aan de richtingaanwij‐
zerhendel te trekken.
Als de grootlichtassistentie actief is
en het groot licht is uitgeschakeld,
dan schakelt u de grootlichtassisten‐
tie uit door twee keer tegen de rich‐
tingaanwijzerhendel te duwen.
Ook als u twee keer tegen de rich‐
tingaanwijzerhendel duwt om het
groot licht handmatig te activeren,
wordt de grootlichtassistentie
gedeactiveerd.Richtingaanwijzerhendel met f
toets
Als de grootlichtassistentie actief is
en het groot licht is ingeschakeld,
schakelt u de grootlichtassistentie uit
door eenmaal op f of eenmaal aan
de richtingaanwijzerhendel te trek‐
ken.Als de grootlichtassistentie actief en
het groot licht uitgeschakeld is, scha‐ kelt u de grootlichtassistentie uit door
eenmaal op f te drukken.
Ook als u twee keer tegen de rich‐
tingaanwijzerhendel duwt om het
groot licht handmatig te activeren,
wordt de grootlichtassistentie
gedeactiveerd.
Groot licht
Duw tegen de hendel om van dimlicht
op groot licht over te schakelen.
Trek aan de hendel om het groot licht uit te schakelen.
Grootlichtassistentie 3 141.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Als u aan de hendel trekt, schakelt u
het grootlicht uit.
Led-koplampen 3 144.
Koplampverstelling
Handmatige koplampverstelling
De koplampen zijn handmatig te
verstellen bij een auto met halogeen‐ koplampen. Led-koplampen zijn
voorzien van automatische verstel‐
ling.
Dynamische automatische koplamp‐ verstelling 3 144.
Page 146 of 327

144Verlichting
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwiel‐
tje ? in de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimte
Koplampinstelling in het
buitenland
Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan
de passagierskant.
Stel bij ritten in landen met linksrij‐
dend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Auto's met halogeenkoplampen
De koplampen moeten niet worden
afgesteld.
Auto's met led-koplampen
De koplampen zijn in het menu
Persoonlijke instellingen via het Info- Display in te stellen voor verkeer dat
aan de andere kant van de weg rijdt.
Selecteer de relevante instelling in
Instellingen I Voertuig .
Info-Display 3 125.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Elke keer dat u het contact inschakelt, knippert f circa 4 seconden ter herin‐
nering.
Voor de deactivering volgt u dezelfde procedure als hierboven. f knippert
niet wanneer de functie is gedeacti‐ veerd.
Controlelampje f 3 117.Dagrijlicht
Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Het wordt bij daglicht automatisch
ingeschakeld wanneer de motor
draait.
Het systeem schakelt automatisch tussen dagrijlicht en koplampen,
afhankelijk van het aanwezige licht.
Automatische verlichting 3 141.
Led-koplampen Het led-koplampensysteem omvattwee koplampen met verschillende
leds, waarmee verschillende verlich‐
tingsprogramma's aan te sturen zijn.
De lichtverdeling en -intensiteit
worden getriggerd op basis van de
lichtomstandigheden, het wegdek en
de rijsituatie. De auto past de koplam‐ pen automatisch aan de situatie aan
voor een optimale lichtverdeling voor
de bestuurder.
Sommige functies van de led-koplam‐
pen kunnen vanuit het menu
Persoonlijke instellingen worden
Page 147 of 327

Verlichting145gedeactiveerd en geactiveerd. Selec‐
teer de desbetreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Info-
Display.
Persoonlijke instellingen 3 129.
De volgende verlichtingsfuncties zijn
beschikbaar als de lichtschakelaar in
de stand AUTO of 9 staat:
Stadslicht
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid tot maximaal 55 km/u en in situaties met omgevingsverlichting.
De lichtverspreiding is breed en
symmetrisch. Er is een speciale licht‐
bundel ontworpen die verblinding van andere weggebruikers voorkomt.
Verlichting landelijke gebieden
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid boven ca. 55 km/u
wanneer er in een landelijk gebied
wordt gereden. De verlichting van de
weg en de berm wordt verbeterd.
Tegemoetkomend verkeer en voorlig‐
gers worden niet verblind.
Bochtverlichting
Er gaan, afhankelijk van de stuurhoeken de snelheid, extra leds branden
die de verlichting van bochten verbe‐
teren. Deze functie wordt geactiveerd
bij snelheden tussen 40 km/u en
70 km/u en is afhankelijk van de
stuurhoek.
Afbuigverlichting
Bij het afslaan gaan, afhankelijk van
de stuurhoek en de richtingaanwij‐
zers, bepaalde leds branden die het
wegdek in de rijrichting verlichten.
Wordt geactiveerd tot een snelheid
van 40 km/u.
Achteruitparkeerfunctie Als hulp bij het parkeren, gaan beide
afslaglampen en het achteruitrijlicht
branden wanneer de koplampen zijn
ingeschakeld en de achteruitversnel‐
ling wordt geselecteerd. Deze blijven
korte tijd branden nadat u de auto uit
de achteruitversnelling hebt gezet of
totdat u sneller dan 7 km/u vooruit‐
rijdt.
Page 148 of 327

146VerlichtingDynamische automatische
koplampverstelling
Om te voorkomen dat tegenliggers
worden verblind, worden de koplam‐
pen automatisch versteld op basis
van de hellingshoek, gemeten door
de voor- en achteras, de versnelling
of vertraging en de rijsnelheid.
Koplampen bij rijden in het
buitenland
3 144.
Storing in led-koplampsysteem
Wanneer het systeem een storing in
het led-koplichtsysteem opmerkt,
selecteert het een voorkeuze-instel‐
ling om te voorkomen dat tegenlig‐
gers worden verblind. U ziet een
waarschuwing op het Driver Informa‐ tion Centre.
Alarmknipperlichten Om in te schakelen ¨ indrukken.
De illustraties tonen verschillende
versies.
De alarmknipperlichten worden auto‐
matisch ingeschakeld wanneer de
airbags bij een ongeval in werking
treden.
Richtingaanwijzersomhoog:richtingaanwijzer rechtsomlaag:richtingaanwijzer links
Bij het verplaatsen van de hendel voelt u een weerstandspunt.
De richtingaanwijzer knippert onon‐
derbroken wanneer de hendel voorbij
het weerstandspunt wordt verplaatst.
Het knipperen stopt wanneer het
stuurwiel in tegengestelde richting
Page 149 of 327

Verlichting147wordt gedraaid of wanneer de hendel
met de hand wordt teruggezet in de
neutraalstand.
U kunt kortstondig knipperen door de
hendel net voor het weerstandspunt
vast te houden. De richtingaanwijzers gaan knipperen totdat u de hendel
loslaat.
Druk kort op de hendel zonder het
weerstandspunt te passeren om drie
knippersignalen te geven.
Met een aangekoppelde aanhanger
knipperen de richtingaanwijzers
zes keer en verandert de toonfre‐
quentie.Mistlampen voor
Om in te schakelen > indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
het inschakelen van de mistlampen
worden de koplampen automatisch
ingeschakeld.
Mistachterlicht
Om in te schakelen ø indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
inschakelen van het mistachterlicht
worden de koplampen automatisch ingeschakeld.
Lichtschakelaar in stand 8: mistach‐
terlicht kan alleen in combinatie met
voorste mistlampen worden inge‐
schakeld.
Het mistachterlicht is gedeactiveerd
wanneer er een aanhanger of een
stekker op het contact is aangesloten, bijv. wanneer een fietsdrager is
geplaatst.
Page 150 of 327

148VerlichtingParkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Contact uitschakelen.
2. Richtingaanwijzerhendel volledig omhoog- (parkeerlichten rechts)
of omlaaghalen (parkeerlichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en het bijbehorende controlelampje
van de richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact aanstaat en de auto in de achteruitversnelling staat.
Beslagen lampglazen De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
De helderheid van onderstaande
verlichting kan in de stand AUTO
worden afgesteld wanneer de licht‐ sensor merkt dat het donker is, of in
de stand 8 of 9.
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen