OPEL CASCADA 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 181 of 265

Rijden en bediening179Brandstof
Brandstof voor benzinemotoren
Gebruik alleen loodvrije brandstof die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of gelijkwaardig.
De motor kan draaien op brandstof
met een ethanolgehalte van maxi‐
maal 10% (bijv. E10).
Brandstof met het aanbevolen
octaangetal gebruiken. Bij een lager
octaangetal kunnen het motorvermo‐
gen en -koppel lager zijn en neemt het
brandstofverbruik iets toe.
Voorzichtig
Gebruik geen brandstof of brand‐
stofadditieven die metalen
bestanddelen bevatten, zoals
additieven op mangaanbasis. Dat
kan motorschade veroorzaken.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet
voldoet aan EN 228 of gelijkwaar‐
dig kan leiden tot afzettingen of
motorschade.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof met een
lager octaangetal dan het laagst
mogelijke octaangetal kan onge‐
controleerde verbranding en
motorschade veroorzaken.
Voor de motorspecifieke vereisten
met betrekking tot het octaangetal
verwijzen we u naar het overzicht
motorgegevens 3 241. Eventuele
andere informatie op een label op de
tankvulklep heeft altijd prioriteit.
Brandstoftoevoeging Brandstof moet reinigende additieven
bevatten die voorkomen dat de motor en het brandstofsysteem aankoeken.
Met schone verstuivers en inlaatklep‐ pen werkt de emissieregeling goed.
In sommige landen bevat de brand‐ stof onvoldoende hoeveelheden
toevoegingen om de verstuivers en
de inlaatkleppen schoon te houden.
In dergelijke landen is voor bepaalde
motoren een brandstoftoevoeging
vereist ter compensatie van het
gebrek aan reinigende dope. Gebruik alleen brandstoftoevoegingen die zijn
goedgekeurd voor de auto.
Het bijvullen van brandstoftoevoegin‐ gen aan een gevulde brandstoftank is
minstens iedere 15.000 km vereist of
na één jaar (afhankelijk van wat het
eerst wordt bereikt). Neem contact op met uw werkplaats voor meer infor‐
matie.

Page 182 of 265

180Rijden en bedieningNiet-toegestane brandstoffen
In sommige steden zijn brandstoffen
met oxygenaten zoals ethers en etha‐ nol en brandstof van vernieuwde
samenstelling verkrijgbaar. Als deze
brandstoffen voldoen aan de boven‐
genoemde specificatie, kunnen ze
worden gebruikt. Echter, E85 (85%
ethanol) en andere brandstoffen met
meer dan 15% ethanol mogen alleen
worden gebruikt in FlexFuel-voertui‐
gen.Voorzichtig
Gebruik geen brandstof die
methanol bevat. Deze kan corro‐
sie op metalen onderdelen in het
brandstofsysteem en ook schade
aan kunststof en rubberen onder‐ delen veroorzaken. Deze schade
wordt niet gedekt door de garantie op de auto.
Sommige brandstoffen, met name
brandstoffen met een hoog octaan‐
getal, kunnen een octaanverhogend
additief met de naam methylcyclo‐ pentadienylmangaantricarbonyl
(MMT) bevatten. Gebruik geen
brandstof of brandstofadditieven met
MMT omdat daardoor mogelijk de
bougies minder lang meegaan en de
emissieregeling minder goed werkt.
De storingsindicatielamp Z licht
mogelijk op 3 90 . Roep als dit gebeurt
de hulp van een werkplaats in.
Tanken9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐ kamers uit alvorens te beginnenmet tanken. Schakel mobiele tele‐ foons uit.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Een label met symbolen aan de
binnenkant van de tankvulklep geeft
de toegestane brandstofsoorten aan.
In Europa zijn de vulpistolen op de tankstations voorzien van dezelfde
symbolen. Tank alleen de toegestane
brandstofsoort.

Page 183 of 265

Rijden en bediening181Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankvulklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
De tankvulklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
Ontgrendel de tankvulklep door tegen
de klep te duwen.
Open de tank door de dop langzaam
linksom te draaien.
Bij het tanken de tankdop in de steun op de tankvulklep hangen.
Om te tanken, het vulpistool volledig
in de vulopening brengen en inscha‐
kelen.
Na het automatisch afslaan kunt de
tank nog maximaal twee keer door
drukken op het pistool helemaal vol
maken.
Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Om hem te sluiten, draait u de tank‐
dop rechtsom tot hij vastklikt.
Klepje sluiten en vastklikken.
Tankdop Gebruik uitsluitend originele tankdop‐pen.

Page 184 of 265

182Rijden en bedieningTrekhaak
Algemene informatie Alleen een trekhaak gebruiken die
voor uw auto is goedgekeurd. Het
inbouwen van een trekhaak door een
werkplaats laten uitvoeren. Zo nodig
wijzigingen in de auto aanbrengen,
zoals in het koelsysteem, de hitte‐
schilden of andere uitrusting.
De lamp-uitvaldetectie van het
aanhangerremlicht constateert geen
individueel uitgevallen lampen. Bij
bijv. 4 x 5 W wordt er pas uitval gecon‐
stateerd als alleen een lamp van
5 W of geen lampen aan blijven.
Bij het monteren van een trekhaak
kan de opening voor het sleepoog
worden afgedekt. In dat geval de trek‐
haakstang gebruiken voor het slepen. De trekhaakstang na gebruik altijd in
de auto bewaren.
Rijgedrag en aanhangertips Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐ demper die slingerbewegingendempt en op de koppelingskogel
inwerkt, mag de kogel niet worden
gesmeerd.
Wanneer u een instabiele aanhanger of een caravan met een max. toelaat‐
baar totaalgewicht van meer dan
1200 kg trekt, is het uiterst raadzaam
een stabilisator te gebruiken wanneer u sneller rijdt dan 80 km/u.
Als de aanhanger begint te slingeren,
langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐
ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling
inschakelen als bergopwaarts en
ongeveer dezelfde snelheid aanhou‐
den.
Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 245.
Aanhanger trekken
Trekgewicht
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de
motor en mag niet worden overschre‐ den. Het werkelijke trekgewicht is hetverschilt tussen het werkelijke totaal‐gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐
pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Het geldt normaal bij
hellingspercentages tot maximaal
12%.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht geldt tot aan het aangegeven
hellingspercentage en tot een hoogte van 1000 meter boven de zeespiegel.
Omdat het motorvermogen bij toene‐
mende hoogte door de lagere lucht‐
dichtheid daalt en het klimvermogen
daardoor afneemt, moet het maxi‐
maal toelaatbare treingewicht voor
elke 1000 meter hoogtetoename met
10 % worden verminderd. Bij het
rijden op wegen met een gering
hellingspercentage (minder dan 8%,
bijv. snelwegen) hoeft het maximaal
toelaatbare treingewicht niet te
worden verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 236
vermeld.

Page 185 of 265

Rijden en bediening183KogeldrukDe kogeldruk is de kracht waarmee
de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het
laden van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.
De maximaal toelaatbare kogeldruk
(75 kg) staat op het typeplaatje van de
trekhaak en in de autopapieren
vermeld. Altijd de maximale kogeld‐
ruk nastreven, vooral bij zware
aanhangers. Nooit rijden met een
kogeldruk lager dan 25 kg.
Achterasbelasting Bij een aangekoppelde aanhanger en een maximale belading van de auto,
mag de toelaatbare achterasbelas‐
ting (zie typeplaatje of autopapieren)
met 100 kg overschreden worden en
ook het toelaatbare totaalgewicht
mag met 100 kg worden overschre‐
den. Wordt de toelaatbare achteras‐
belasting overschreden, dan geldt
een maximumsnelheid van 100 km/u .TrekhaakVoorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger,
de kogelstang demonteren.
Kogelstang opbergen
De kogelstang wordt opgeborgen ineen zak en moet in de bagageruimte
worden vastgezet.
Auto met reservewiel
De zak met de kogelstang wordt bij
het reservewiel onder de afdekplaat
bagageruimte geplaatst.
Geleid de riem door de velg en
rondom het wiel, wikkel deze rondom
de kogelstang en trek de band aan
om de zak vast te zetten.
Auto’s met bandenreparatieset
De zak met de kogelstang wordt bij de doos van de bandenreparatieset
onder de afdekplaat bagageruimte
geplaatst.
De riem wordt rondom de schroef‐
draadbout onder de doos van de
bandenreparatieset geleid. Wikkel de
riem rondom de kogelstang en trek de riem aan om de zak vast te zetten.

Page 186 of 265

184Rijden en bedieningAuto's met een vlakke
bagageruimtevloer
De zak met de kogelstang wordt
rechts op de bagageruimtevloer
opgeborgen.
Geleid de riem door het sjoroog
rechtsachter, wikkel deze twee keer
rondom de kogelstang en trek de riem aan om de zak vast te zetten.
Kogelstang monteren
Stekkerdoos ontgrendelen en
omlaagklappen. Afsluitplug uit kogel‐ stangopening trekken en opbergen.
Spanstand kogelstang controleren
● Het rode merkteken op de draai‐ knop moet naar het groene merk‐
teken op de kogelstang gericht
zijn.
● De opening tussen de draaiknop en de kogelstang moet ca.
6 mm bedragen.
● De sleutel moet in stand c staan.
Anders moet de kogelstang vóór het
monteren worden aangespannen:
● Ontgrendel de kogelstang door de sleutel naar stand c te
draaien.

Page 187 of 265

Rijden en bediening185
● Draaiknop uittrekken en zovermogelijk rechtsom draaien.
Kogelstang monteren
Aangespannen kogelstang in de trek‐
haakopening steken en stevig
omhoogduwen totdat deze hoorbaar
vastklikt.
De draaiknop springt automatisch
terug in de uitgangspositie en rust
zonder speling tegen de kogelstang.9 Waarschuwing
Draaiknop bij het monteren niet
aanraken.
Vergrendel de kogelstang door de
sleutel naar stand e te draaien. Sleu‐
tel verwijderen en beschermkapje dichtdrukken.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Correcte montage van de kogelstang
controleren
● Het groene merkteken op de draaiknop moet naar het groenemerkteken op de kogelstang
gericht zijn,
● Tussen de draaiknop en de kogelstang mag geen spelingzitten,

Page 188 of 265

186Rijden en bediening● De kogelstang moet stevig in detrekhaakopening vergrendeld
zijn,
● De kogelstang moet zijn en de sleutel moet verwijderd zijn.9Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is
alleen toegestaan bij een correct
gemonteerde kogelstang. Als u de kogelstang niet correct gemon‐
teerd krijgt, de hulp van een werk‐ plaats inroepen.
Kogelstang demonteren
Open de beschermende klep en draai
de sleutel naar stand c om de kogel‐
stang te ontgrendelen.
Draaiknop uittrekken en zover moge‐ lijk rechtsom draaien. Kogelstang
naar onderen toe lostrekken.
Afsluitplug in de trekhaakopening
aanbrengen. Stekkerdoos inklappen.
De kogelstang zoals bovenstaand
beschreven opbergen en vastzetten.

Page 189 of 265

Verzorging van de auto187Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................188
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 188
Auto stallen .............................. 188
Verwerking van sloopauto .......189
Controle van de auto .................189
Werkzaamheden uitvoeren .....189
Motorkap ................................. 189
Motorolie .................................. 190
Koelvloeistof ............................ 191
Sproeiervloeistof ......................192
Remmen .................................. 192
Remvloeistof ............................ 193
Accu ........................................ 193
Wisserblad vervangen .............194
Gloeilamp vervangen .................195
Halogeenkoplampen ...............195
Adaptief rijlicht (AFL) ...............196
Mistlampen voor ......................197
Richtingaanwijzers vooraan ....198
Achterlichten ............................ 199
Zijrichtingaanwijzers ................201
Kentekenverlichting .................201Binnenverlichting .....................202
Instrumentenverlichting ...........202
Elektrisch systeem .....................202
Zekeringen .............................. 202
Zekeringenkast in motorruimte 203
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................205
Zekeringenkast in bagageruimte ......................... 206
Boordgereedschap ....................208
Gereedschap ........................... 208
Velgen en banden .....................209
Winterbanden .......................... 209
Aanduidingen op banden ........209
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 209
Bandenspanning .....................213
Profieldiepte ............................ 214
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 214
Wieldoppen ............................. 215
Sneeuwkettingen .....................215
Bandenreparatieset .................215
Wiel verwisselen ......................219
Reservewiel ............................. 220
Starthulp gebruiken ...................225
Trekken ...................................... 227
Auto slepen ............................. 227
Andere auto slepen .................228Verzorging van uiterlijk ..............229
Verzorging exterieur ................229
Verzorging interieur .................231

Page 190 of 265

188Verzorging van de autoAlgemene informatieAccessoires en modificatiesvan auto
Wij raden u aan alleen gebruik te
maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Bovendien kunnen dergelijke wijzi‐
gingen bestuurdersondersteunings‐ systemen, het brandstofverbruik, de
CO 2-uitstoot en andere uitstoot van
de auto nadelig beïnvloeden waar‐
door deze mogelijk niet meer voldoetaan de typegoedkeuring en de geldig‐
heid van uw kentekenbewijs in het
geding kan komen.Voorzichtig
Wanneer de auto getransporteerd wordt op een trein of een takelwa‐
gen kunnen de spatlappen
beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Was de auto. Breng was op het lakwerk van de auto aan. Verzor‐
ging exterieur 3 229.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen. ● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of keuze‐
hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Sluit de softtop.
● Dek de softtop af om invloeden van buitenaf terug te brengen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten datgeen van de systemen werkt,
bijv. het diefstalalarmsysteem.

Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 270 next >