OPEL INSIGNIA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 231 of 341

Rijden en bediening229
hellingspercentage (kleiner dan 8%,
bijv. snelwegen) hoeft het maximaal
toelaatbare treingewicht niet te wor‐
den verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 285
vermeld.
Kogeldruk
De kogeldruk is de kracht waarmee
de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het la‐
den van de aanhanger is van invloed
op de kogeldruk.
De maximaal toelaatbare kogeldruk
(85 kg) staat op het typeplaatje van de
trekhaak en in de autopapieren ver‐
meld. Altijd de maximale kogeldruk
nastreven, vooral bij zware aanhan‐
gers. Nooit rijden met een kogeldruk
lager dan 25 kg.Achterasbelasting
Wanneer een aanhanger is aange‐
koppeld en de trekauto maximaal is
beladen, dan mag de max. achteras‐
belasting (zie typeplaatje of autopa‐
pieren) met 90 kg worden overschre‐
den bij de 5-deurs hatchback/4-deurs sedan en 85 kg bij de Sports Tourer/
Country Tourer. Het max. totaalge‐
wicht mag met 65 kg worden over‐
schreden bij de 5-deurs hatchback/4-
deurs sedan en 60 kg bij de Sports
Tourer/Country Tourer. Wordt de toe‐
laatbare achterasbelasting over‐
schreden, dan geldt een maximum‐
snelheid van 100 km/u.
TrekhaakVoorzichtig
U kunt de inklapbare trekhaak nietvan de auto verwijderen. Wanneeru niet met een aanhanger rijdt,
klapt u de trekhaak in.
9 Waarschuwing
Er mag niemand in de draaicirkel
van de trekhaak staan. Kans op
letsel.
Wanneer u de ingeklapte trekhaak ontgrendelt, moet u links van dehandgreep staan.
Ingeklapte trekhaak
ontgrendelen
Trek de handgreep links van de num‐
merplaat onder het achterbumperpa‐
neel onder een hoek van ca 45° tot de
grond.

Page 232 of 341

230Rijden en bediening
U hoort een waarschuwingszoemer
wanneer u de ontgrendelingshendel
uittrekt en de trekhaak is ontgrendeld.
Trek de ontgrendelde trekhaak zover
omhoog dat deze vastklikt.
Zorg dat de trekhaak goed vergren‐
deld en de ontgrendelingshendel in
zijn verborgen uitgangspositie terug‐
gezet is, anders stopt de zoemer niet.
Trekhaak inklappen/verbergen
Trek de handgreep links van de num‐
merplaat onder het achterbumperpa‐
neel in een hoek van ongeveer 45°
met de grond.
U hoort een waarschuwingszoemer
wanneer u de ontgrendelingshendel
uittrekt en de trekhaak is ontgrendeld.

Page 233 of 341

Rijden en bediening231
Zwenk met een vlakke hand de ont‐
grendelde trekhaak naar rechts totdat deze onder de bodem vastklikt. Zet
de ontgrendelhendel terug in de ver‐
borgen beginstand, anders stopt de
zoemer niet.9 Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is al‐
leen toegestaan bij een correct ge‐ monteerde trekhaak. Roep hulp in
van een werkplaats wanneer de
trekhaak niet goed vastklikt, wan‐
neer u de ontgrendelingshendel
niet in zijn verborgen uitgangspo‐
sitie kunt terugzetten of wanneer
de zoemer klinkt nadat de trek‐
haak is vergrendeld.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Aanhangerstabilisatie
Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd tot‐
dat de slingerbeweging stopt. Wan‐
neer het systeem actief is, moet u het
stuurwiel zo stil mogelijk houden.
Aanhangerstabilisatie (TSA) maakt
deel uit van de elektronische stabili‐
teitsregeling 3 180.

Page 234 of 341

232Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................232
Controle van de auto .................233
Gloeilamp vervangen .................242
Elektrisch systeem .....................252
Boordgereedschap ....................259
Velgen en banden .....................259
Starthulp gebruiken ...................273
Trekken ...................................... 275
Verzorging van uiterlijk ..............279Algemene informatie
Accessoires en
modificaties van auto
Wij raden u aan alleen gebruik te ma‐
ken van originele onderdelen, acces‐
soires en andere uitdrukkelijk door de
fabriek voor uw autotype goedge‐
keurde onderdelen. Voor andere on‐
derdelen kunnen wij – ook als deze
door autoriteiten of anderszins zijn
goedgekeurd – niet beoordelen of
deze betrouwbaar zijn en er evenmin garant voor staan.
Geen aanpassingen in het elektrische
systeem aanbrengen, zoals wijzigin‐
gen in de elektronische stuurappara‐
ten (chip-tuning).Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een ta‐ kelwagen kunnen de spatlappen
beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen
Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
■ Auto wassen en conserveren.
■ Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
■ Afdichtrubbers reinigen en conser‐ veren.
■ Brandstoftank helemaal vullen. ■ Motorolie verversen.
■ Sproeiervloeistofreservoir leegma‐ ken.
■ Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
■ Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
■ Auto in een droge en goed geven‐ tileerde ruimte parkeren. Eerste
versnelling of achteruitversnelling
inschakelen of keuzehendel in
stand P zetten. Voorkomen dat
auto kan wegrollen.
■ Handrem niet aantrekken.

Page 235 of 341

Verzorging van de auto233
■ Motorkap openen, alle portierensluiten en auto vergrendelen.
■ Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt, waar‐
onder het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
■ Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening inscha‐
kelen.
■ Bandenspanning controleren.
■ Sproeiervloeistofreservoir vullen.
■ Motoroliepeil controleren.
■ Koelvloeistofpeil controleren.
■ Zo nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindtu op onze website. Laat dit werk uit‐
sluitend over aan een erkend autode‐
montagebedrijf.
Gasvoertuigen moeten worden afge‐
voerd door een speciaal daartoe be‐
voegd bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden
uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.

Page 236 of 341

234Verzorging van de auto9Gevaar
Het ontstekingssysteem en de Xe‐
nonkoplampen werken met een
zeer hoge spanning. Niet aanra‐
ken.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekkenen in de uitgangspositie terugduwen.
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
De motorkap wordt automatisch om‐
hoog gehouden.
Luchtinlaat 3 156.
Als de motorkap wordt geopend tij‐
dens een Autostop, wordt de motor automatisch herstart omwille van vei‐ ligheidsredenen.
Stop-startsysteem 3 163.
Sluiten
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm ) in de grendel vallen. Con‐
troleer of de motorkap vergrendeld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
met de hand om schade aan de motor te voorkomen. Gebruik olie met de
juiste specificatie. Aanbevolen vloei‐
stoffen en smeermiddelen 3 283.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn ge‐
weest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep weer insteken, opnieuw uittrekken en
het motoroliepeil aflezen.

Page 237 of 341

Verzorging van de auto235
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Afhankelijk van de motor worden er
verschillende oliepeilstokken ge‐ bruikt.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan mo‐
torolie bijvullen.
Wij raden u aan dezelfde soort olie te nemen als voor de laatste olieverver‐
sing is gebruikt.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken MAX op de peilstok.
Voorzichtig
Een teveel aan motorolie moet
worden afgetapt of afgezogen.
Vulhoeveelheden 3 303, kwaliteit/
viscositeit van motorolie 3 283.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.

Page 238 of 341

236Verzorging van de autoAutomatische
transmissievloeistofVoorzichtig
Zeer kleine hoeveelheden vuil‐
deeltjes kunnen schade aan de
automatische versnellingsbak ver‐
oorzaken, waardoor deze niet
meer goed werkt. Voorkom dat
vuildeeltjes in contact komen met
de vloeistofzijde van de reservoir‐
dop of dat ze in het reservoir te‐
rechtkomen.
Het peil van de automatische trans‐ missievloeistof hoeft in de regel niet
te worden gecontroleerd. Raadpleeg
voor het controleren van het vloeistof‐ peil een werkplaats.
Koelvloeistof De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ongeveer -28 °C. In noorde‐ lijke landen met extreem lage tempe‐
raturen biedt de af-fabriek bijgevulde
koelvloeistof vorstbescherming tot
ongeveer -37 °C.Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries ge‐ bruiken.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof boven de vulstreep
staan. Bijvullen als het peil te laag is.

Page 239 of 341

Verzorging van de auto237
Bij een andere versie zit de vulstreep
aan de binnenkant van de vulope‐
ning. Controleer het peil door de dop
te openen.
Extra koelcircuit voor turbomotor
Koelvloeistofreservoir bevindt zich op
het luchtfilterhuis.
Bij een koud koelsysteem moet de
koelvloeistof boven de vulstreep staan. Bijvullen als het peil te laag is.
Algemeen9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof en schoon kraanwater in
een verhouding van 1:1. Gebruik
schoon kraanwater als er geen ge‐
concentreerde koelvloeistof voorhan‐ den is. Dop goed vastdraaien. Koel‐
vloeistofgehalte door een werkplaats
laten controleren en oorzaak van het
koelvloeistofverlies laten verhelpen.
Stuurbekrachtigingsvloei‐
stofVoorzichtig
Zeer kleine hoeveelheden vuil‐
deeltjes kunnen schade aan de
stuurinrichtingssysteem veroorza‐
ken, waardoor het niet meer goed
werkt. Voorkom dat vuildeeltjes in contact komen met de vloeistof‐zijde van de reservoirdop/peilstok
of dat ze in het reservoir terecht‐
komen.

Page 240 of 341

238Verzorging van de auto
Het stuurbekrachtigingsvloeistofpeil
hoeft in de regel niet te worden ge‐
controleerd. Als er bij het sturen een
ongewoon geluid klinkt of als de
stuurbekrachtiging vreemd reageert,
roep dan de hulp van een werkplaats in.
Sproeiervloeistof
Schoon water bijvullen, vermengd
met een passende hoeveelheid goed‐ gekeurde sproeiervloeistof die anti‐
vries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met vol‐
doende antivries biedt voldoende
bescherming bij lage temperatu‐
ren of een plotselinge daling van
de temperatuur.
Het gebruik van sproeiervloeistof
dat isopropanol bevat, kan de bui‐ tenlampen beschadigen.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐ male dikte heeft, hoort u een piepend geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk ver‐
vangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan MIN is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 283.

Page:   < prev 1-10 ... 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 ... 350 next >