OPEL INSIGNIA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2015.5Pages: 341, PDF Size: 9.15 MB
Page 271 of 341

Verzorging van de auto269
■ Haal vóór het opkrikken van deauto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
■ In de op te krikken auto mogen zich
geen personen of dieren bevinden.
■ Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
■ Opgekrikte auto niet starten.
■ Reinig de wielmoeren en schroef‐ draad met een schone doek voor‐
dat u het wiel monteert.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Wielmoerdoppen met een schroe‐
vendraaier loswippen en verwij‐
deren.
Stalen velgen met dop: Wieldop
verwijderen.
Lichtmetalen velgen: Wielmoer‐
doppen met een schroeven‐
draaier loswippen en verwijderen. Ter bescherming een zachte doek
tussen de schroevendraaier en de lichtmetalen velg aanbrengen.
2. Klap de wielsleutel uit, zet deze stevig op de wielmoer en draai
elke moer een halve slag los.
De wielen kunnen met wielborg‐
moeren beschermd zijn. Zet voor
het losdraaien van deze speci‐
fieke moeren eerst de adapter
voor de wielborgmoeren op de
moerkop voordat u de wielsleutel
erop zet. De adapter ligt in het
handschoenenkastje.3. Bij sommige uitvoeringen is het kriksteunpunt afgedekt. Trek dit
zijwaarts weg.
Page 272 of 341

270Verzorging van de auto
4.Zorg ervoor dat de krik op de juiste
manier onder het dichtstbijzijnde
kriksteunpunt staat.
5. Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zodanig onder het hef‐
punt dat deze niet kan losschie‐
ten.
Bevestig de wielsleutel en draai
met de krik recht onder het krik‐
steunpunt aan de wielsleutel tot‐
dat het wiel van de grond komt.
6. Draai de wielmoeren los.
7. Wiel verwisselen. Reservewiel 3 271.
8. Draai de wielmoeren erop.
9. Auto laten zakken.
10. Wielsleutel aanbrengen, let er hierbij op dat deze stevig vastzit
en de wielmoeren kruislings aan‐
halen. Het aanhaalmoment be‐
draagt 150 Nm.
11. Wieldop voor het aanbrengen zo verdraaien dat de ventielopening
over het bandventiel valt.
Wielmoerdoppen aanbrengen.
12. Afdekking kriksteunpunt terug‐ plaatsen.
13. Berg het vervangen wiel 3 271,
het autogereedschap 3 259 en de
adapter voor het vergrendelen
van de wielborgmoeren 3 72 op
en zet ze vast.
14. Bandenspanning en het aanhaal‐ koppel van de wielmoeren van het
gemonteerde wiel zo spoedig mo‐ gelijk controleren.
Defecte band zo spoedig mogelijk la‐
ten vervangen of repareren.
Page 273 of 341

Verzorging van de auto271
Krikpositie voor liftplatform
Achterarmpositie van het liftplatorm
op de carrosserie onderaan.
Voorarmpositie van het liftplatorm op
de carrosserie onderaan.
Reservewiel Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset.
Bij het aanbrengen van een reserve‐
wiel met een andere maat dan de an‐
dere wielen kan het wiel worden be‐
schouwd als een tijdelijk reservewiel
en gelden de betreffende maximum‐
snelheden, zelfs als dit niet door een
label wordt aangegeven. Raadpleeg
een werkplaats voor informatie over
de geldende maximumsnelheid.
Het reservewiel heeft een stalen velg.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Het reservewiel ligt in de bagage‐
ruimte onder de vloerafdekplaat.
Verwijderen: 1. Open de vloerafdekplaat.
2. Het reservewiel zit vast met een vleugelmoer. Draai de vleugel‐
moer linksom en neem het reser‐
vewiel weg.
Onder het reservewiel bevindt
zich de kist met boordgereed‐
schap.
3. Als er na het verwiselen van een wiel geen wiel in de reservewiel‐kuip wordt geplaatst, zet dan de
gereedschapskist vast door de
Page 274 of 341

272Verzorging van de auto
vleugelmoer rechtsom terug te
draaien en de vloerafdekking te
sluiten.
Reservewiel in de
reservewielkuip opbergen
De kuip van het reservewiel is niet
ontworpen voor alle toegestane ban‐
denmaten. Als er een wiel dat breder
is dan het reservewiel moet worden
opgeborgen in de kuip van het reser‐
vewiel, moet de schroefdraadbout
voor de plaatsing van het wiel door
een verlengbout, in de gereed‐
schapskist, worden vervangen
3 259. Bout vervangen:
■ Haal de gereedschapskist uit de re‐
servewielkuip.
■ Plaats de zeskantkop van de wiel‐ sleutel en zorg ervoor dat hij goed
vaststaat op de bout.
■ Draai de wielsleutel naar links om de bout los te zetten. Verwijder de
bout.
■ Neem de verlengbout uit de ge‐ reedschapskist 3 259 en schroef ze
handvast met behulp van de zes‐ kantdop van de wielsleutel.■ Berg de gereedschapskist en het beschadigde wiel met de buiten‐
kant onhoog in de reservewielkuip
en zet deze vast door de vleugel‐
moer op de bout rechtsom te
draaien.
De vloerafdekking kan op het uitste‐
kende wiel worden geplaatst.
Om het reservewiel terug in de uit‐
sparing te plaatsen nadat u het de‐
fecte wiel hebt vervangen, moet u op‐ nieuw de korte schroefdraadbout ge‐bruiken. Verwissel de bout op de‐
zelfde manier.
Page 275 of 341

Verzorging van de auto2739Waarschuwing
Bij het niet goed vastzetten van
een krik, een wiel of andere appa‐ ratuur in de bagageruimte is er
kans op letsel. Bij een noodstop of een botsing kunnen inzittendendoor voorwerpen worden getrof‐
fen.
Bewaar het wiel, de krik en het ge‐
reedschap altijd op de daarvoor
bestemde plaats en zet ze vast.
Compact reservewiel
Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Slechts één compact reservewiel
monteren. Niet sneller rijden dan
80 km/u . In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.
Als uw auto een achteraan een lekke band wanneer u een ander voertuig
trekt, moet u het compacte reserve‐
wiel vooraan plaatsen en een vol‐
waardig wiel achteraan.
Sneeuwkettingen 3 265.
Draairichtingsgebonden
banden
Draairichtingsgebonden banden zo monteren dat ze in de rijrichting afrol‐ len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
■ Rijeigenschappen worden mogelijk
nadelig beïnvloed. Defecte band zo
spoedig mogelijk laten vervangen
of repareren.
■ Bij regen en sneeuw bijzonder voorzichtig rijden.Starthulp gebruiken
Niet starten met behulp van een snel‐ lader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de ui‐
terste voorzichtigheid gebruiken.
Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat zwa‐
velzuur, dat bij direct contact letsel en schade kan veroorzaken.
Page 276 of 341

274Verzorging van de auto
■De accu van de auto nooit aan von‐
ken of open vuur blootstellen.
■ Een ontladen accu kan al bij een temperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvorens hulpstartkabels aan te sluiten.
■ Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
■ Gebruik een hulpaccu met dezelfde
spanning (12 volt). De capaciteit
van de hulpstartaccu (Ah) mag niet
veel minder zijn dan die van de lege
accu.
■ Hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en een diameter
van minstens 16 mm 2
(bij diesel‐
motoren 25 mm 2
) gebruiken.
■ De ontladen accu niet van de auto loskoppelen.
■ Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
■ Tijdens de hulpstart niet over de accu van de auto leunen.
■ De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere niet
raken.■ Ook de auto's mogen elkaar tijdens
de hulpstart niet raken.
■ Handrem aantrekken, versnellings‐
bak in neutrale stand, automatische versnellingsbak in stand P.
■ Verwijder een eventuele afdekking
van de accu als deze moet worden
opgeladen of met hulpstartkabels moet worden gestart. Til de afdek‐king achteraan op en ontgrendel
deze vooraan.
■ Open de pluspoolbeschermkappen
van beide accu's.
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ont‐
laden accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Het andere uiteinde van de zwarte
kabel op de massa van de auto
aansluiten, bijv. op het motorblok
of op een bout van de motorop‐
hanging. Zover mogelijk van de
ontladen accu aansluiten; mini‐
maal 60 cm.
Page 277 of 341

Verzorging van de auto275
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. De motor van het stroom leve‐ rende voertuig starten.
2. Na 5 minuten de andere motor starten. Startpogingen niet langer
dan 15 seconden laten duren met
tussenpozen van 1 minuut.
3. Beide motoren met aangesloten kabels ca. 3 minuten stationair la‐
ten draaien.
4. Elektrische verbruikers (bijv. kop‐ lampen, achterruitverwarming)
van de stroom ontvangende auto
inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.Trekken
Auto slepen
5-deurs hatchback, 4-deurs sedan,
Sports Tourer: klik de kap onderaan
los en verwijder deze naar onderen.
Country Tourer: steek een schroe‐
vendraaier in de gleuf bij de onderste rand van de kap. Maak de kap los
door de schroevendraaier voorzichtig
omlaag te bewegen. Plaats ter voor‐
koming van schade een doek tussen
de schroevendraaier en het frame.
Page 278 of 341

276Verzorging van de auto
OPC: steek een schroevendraaier in
de gleuf in de bovenste ronding van
de kap. Maak de kap los door de schroevendraaier voorzichtig omlaag
te bewegen. Plaats ter voorkoming
van schade een doek tussen de
schroevendraaier en het frame.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 259.Sleepoog inschroeven en tot aan de
aanslag in horizontale stand vast‐
draaien.
Sleepkabel – beter is een sleepstang
– aan sleepoog bevestigen.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Ontsteking inschakelen om het stuur‐
slot te ontgrendelen en remlichten,
claxon en voorruitwisser te kunnen
bedienen.
Versnellingsbak in neutrale stand.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten kun‐ nen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat rem‐
men en sturen aanmerkelijk zwaar‐
der.
Recirculatiesysteem inschakelen en ruiten sluiten, zodat geen uitlaatgas‐
sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
Auto's met handgeschakelde ver‐
snellingsbak en All-Wheel Drive:
Wanneer de auto met alle vier de wie‐ len op de grond wordt gesleept, zijner geen technische beperkingen wat
betreft de snelheid en afstand. Is er
slechts één as opgetild, dan is de
maximumsnelheid 50 km/u. Er is
geen afstandsbeperking.
Auto's met automatische versnel‐
lingsbak en voorwielaandrijving: De auto moet voorwaarts worden ge‐
sleept, niet sneller dan 80 km/u en
niet verder dan 100 km. In alle andere
Page 279 of 341

Verzorging van de auto277
gevallen en wanneer de versnellings‐
bak defect is, moet de vooras om‐
hoog worden gezet.
Auto's met automatische versnel‐
lingsbak en All-Wheel Drive: De auto
moet voorwaarts worden gesleept.
Wordt de auto met alle vier de wielen op de grond gesleept, dan is de maxi‐mumsnelheid 50 km/u en mag de af‐
stand niet groter zijn dan 50 km. Is de vooras opgetild, dan is de maximum‐
snelheid 50 km/u. Er is geen af‐
standsbeperking.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het slepen verwijdert u het sleep‐
oog.5-deurs hatchback, 4-deurs sedan,
Sports Tourer: steek de kap onder‐
aan erin, draai deze iets rechtsom en sluit de kap.
Country Tourer: steek de kap met de
bovenste rand in de uitsparing en
druk de kap vast.
OPC: steek de kap met de onderste
rand in de uitsparing. Druk de kap in
de bumper.
Andere auto slepen5-deurs hatchback, 4-deurs sedan,
Sports Tourer, OPC: klik de kap on‐
deraan los en verwijder deze naar on‐ deren.
Country Tourer: steek een schroe‐
vendraaier in de gleuf bij de onderste rand van de kap. Maak de kap los
door de schroevendraaier voorzichtig
omlaag te bewegen. Plaats ter voor‐
koming van schade een doek tussen
de schroevendraaier en het frame.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 259.
Page 280 of 341

278Verzorging van de auto
Sleepoog inschroeven en tot aan de
aanslag in horizontale stand vast‐
draaien.
Sjoroog onder aan de achterkant van
de auto nooit als sleepoog gebruiken.
Sleepkabel – beter is een sleepstang– aan sleepoog bevestigen.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten kun‐ nen de auto beschadigen.
Na het slepen verwijdert u het sleep‐
oog.
5-deurs hatchback, 4-deurs sedan,
Sports Tourer, OPC: steek de kap on‐
deraan erin, draai deze iets rechtsom en vergrendel de kap.
Country Tourer: steek de kap met de
bovenste rand in de uitsparing en
druk de kap vast.