OPEL INSIGNIA 2017 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 121 of 339
Instrumenten en bedieningsorganen119● aanduiding G-kracht
● rondetimer
Afhankelijk van de instellingen van
het Uplevel-display verschijnen er
meters voor "Olietemperatuur", "Olie‐
druk" of "Accuspanning" ook links en
rechts van de snelheidsmeter.
Olietemperatuur
Geeft de olietemperatuur in graden
Celsius aan.
Oliedruk
Geeft de oliedruk in kPa aan.
Batterijspanning
Geeft de accuspanning weer.
Aanduiding G-kracht
Geeft de kracht van de autoprestaties aan. De hoeveelheid positieve/nega‐
tieve kracht in langsrichting en dwars‐
kracht wordt weergegeven. De
eenheid voor de G-krachtwaarde
wordt berekend en als een numerieke
waarde weergegeven.
Rondetimer
De rondetimerfunctie meet de tijd die
verstreken is sinds de laatste keer dat de gebruiker de rondetimer via
contactcycli heeft gestart en gestopt.
De timerwaarden worden van uren tot
tienden van een seconde weergege‐
ven. Start en stop de timer door op
9 te drukken.
Huidige en vorige rondetijden worden
tot op een tiende van een seconden nauwkeurig weergegeven. Winst- of
verliestijd wordt aangegeven in de
indeling ss.s.
Menu Audio
In het menu Audio kunt u naar muziek zoeken, uit favorieten selecteren ofvan audiobron wisselen.
Zie handleiding bij het infotainment.Menu Telefoon
In het menu Telefoon kunt u telefoon‐
gesprekken beheren en voeren, door
contactpersonen scrollen of hands‐
free telefoneren.
Zie handleiding bij het infotainment.
Menu Navigatie
In het menu Navigatie kunt u route‐
begeleiding inschakelen.
Zie handleiding bij het infotainment.
Menu Instellingen De onderstaande lijst bevat alle
mogelijke pagina's van het menu
Instellingen. Sommige zijn voor uw
specifieke auto wellicht niet beschik‐
baar. Afhankelijk van het display zijn
sommige functies weergegeven als
symbool.
Draai aan het stelwiel of druk op Q of
P om een pagina te selecteren en
volg de instructies in de submenu's
op:
● eenheden
● displayonderwerpen
● infopagina's
Page 122 of 339
120Instrumenten en bedieningsorganen● snelheidswaarschuwing
● draagvermogen band
● software-informatie
Eenheden
Druk op > terwijl de eenhedenpagina
wordt weergegeven. Selecteer
Engelse of metrische eenheden door
op 9 te drukken.
Displayonderwerpen
Druk tijdens het weergeven van
Displayonderwerpen op >. Selecteer
Sport- of Tourmodus door op 9 te
drukken. In de Sportmodus is er meer
boordinformatie, in de Tourmodus is
er meer media-informatie.
Deze instelling is alleen beschikbaar
bij een Uplevel-display.
Infopagina's
Druk tijdens het weergeven van Info‐
pagina's op >. Er verschijnt een lijst
met alle opties in het menu Info.
Selecteer de functies die op de
pagina Info moeten worden weerge‐
geven door op 9 te drukken. Gese‐
lecteerde pagina's hebben een 9 ineen aankruisvakje. Niet zichtbare
functies hebben een leeg aankruis‐
vakje. Zie Menu Info bovenstaand.
Snelheidswaarschuwing
Op het snelheidswaarschuwingsdis‐
play kunt u een snelheid instellen die
u niet wilt overschrijden.
Stel de snelheidswaarschuwing in
door op > te drukken terwijl de pagina
wordt weergegeven. Druk op Q of
P om de waarde aan te passen. Druk
op 9 om de snelheid in te stellen. Na
het instellen van de snelheid kan
deze functie worden uitgeschakeld
door tijdens het bekijken van deze
pagina op 9 te drukken. Als de gese‐
lecteerde maximumsnelheid wordt
overschreden, verschijnt er een pop-
upwaarschuwing en klinkt er een
geluidssignaal.
Band belasten
De categorie bandenspanning
volgens de huidige bandenspanning
kan worden geselecteerd 3 267.
Software-informatie
Geeft informatie over open source-
software weer.Valetmodus
Sommige functies van het Driver
Information Center en het Colour-
Info-Display kunnen voor sommige bestuurders beperkt zijn.
U kunt de valetmodus in- of uitscha‐
kelen in het menu Instellingen in het
menu Persoonlijke instellingen.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Colour-Info-Display Het Colour-Info-Display bevindt zich
in het instrumentenbord bij de instru‐ mentengroep.
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
● 4,2" kleurendisplay
of
● 8'' kleurendisplay met aanraak‐
schermfunctionaliteit
Page 123 of 339
Instrumenten en bedieningsorganen121De infodisplays geven het volgende
aan:
● tijd 3 92
● buitentemperatuur 3 92
● datum 3 92
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleidingInfotainment
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● systeemberichten
● boordinformatie 3 123
● persoonlijke instellingen 3 125
4,2" kleurendisplay
Menu's en instellingen selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de
menu's en instellingen.
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op ; om de startpagina weer te
geven.
Draai MENU om een displaypicto‐
gram van het menu te selecteren.
Druk op MENU om een geselec‐
teerde optie te bevestigen
Druk op BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐
gen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Persoonlijke instellingen 3 125.
8" kleurendisplay Menu's en instellingen selecteren
Het systeem werkt op drie manieren:
● via toetsen onder het display
● direct door het bedienen van het aanraakscherm met de vinger
● via spraakherkenningBediening met toetsen
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op ; om de startpagina weer te
geven.
Page 124 of 339
122Instrumenten en bedieningsorganenDraai MENU om een displaypicto‐
gram of functie van het menu te selec‐ teren.
Druk op MENU om een geselec‐
teerde optie te bevestigen.
Draai MENU om door een submenu‐
lijst te scrollen.
Druk op MENU om een geselec‐
teerde optie te bevestigen.
Druk op BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐
gen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Bediening met aanraakscherm
Schakel het display in door op X te
drukken en selecteer de startpagina
door op ; te drukken.
Tik met een vinger op het/de gewen‐ ste displaypictogram of functie van
het menu.
Scrol met de vinger omhoog of
omlaag door een langere submenu‐
lijst.Bevestig een gewenste functie of
selectie door erop te tikken.
Druk op q op het display om een
menu af te sluiten zonder een instel‐
ling te wijzigen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Spraakherkenning
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor de beschrijving.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Valetmodus
Sommige functies van het Driver
Information Center en het Colour-
Info-Display kunnen voor sommige bestuurders beperkt zijn.
U kunt de valetmodus in- of uitscha‐
kelen in het menu INSTELL. in het
menu Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Regeleenheid smartphone
Via de regeleenheid smartphone hebtu via een smartphone toegang tot
boordgegevens via WLAN of een
Bluetooth-verbinding. Daarna kunt u deze gegevens op de smartphone
weergeven en analyseren.
Page 125 of 339
Instrumenten en bedieningsorganen123Boordinformatie
Berichten worden weergegeven op
het Driver Information Center (DIC);
in sommige gevallen samen met een
waarschuwingszoemer.
Druk bij het Baselevel-display op
SET/CLR , MENU of draai aan het
stelwiel om een bericht te bevestigen.
Druk op het Midlevel- en Uplevel-
display op 9 om een bericht te beves‐
tigen.
Boord- en onderhoudsinformatie De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Berichten op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten
kunnen tevens verschijnen op het
Colour-Info-Display. Druk op de multi‐
functionele knop om een bericht te
bevestigen. Sommige berichten
verschijnen slechts enkele seconden
als pop-up.
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt maar één geluidssignaal
tegelijk.
Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere geluidssignalen.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep
niet goed gesloten is.
Page 126 of 339
124Instrumenten en bedieningsorganen● Wanneer u met aangetrokkenhandrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
● Wanneer de adaptieve cruise control automatisch uitschakelt.
● Wanneer de afstand tot de voor‐ ligger te klein is.
● Wanneer een geprogrammeerde
snelheid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Centre.
● Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.
● Als het roetfilter het maximale vulniveau bereikt.
● Als de veiligheidsfunctie van de elektrische achterklep voorwer‐
pen in de bewegingsrichting
detecteert.Bij het parkeren van de auto en/of
het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde rijverlichting.
● Wanneer de trekhaak niet is vast‐
geklikt.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier geopend is.
● Als een voorwaarde voor een autostart niet is vervuld.
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
1. Schakel alle elektrische verbrui‐ kers uit die niet nodig zijn voor eenveilige rit, bijv. de stoelverwar‐
ming, achterruitverwarming of
andere hoofdverbruikers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat te gebruiken.Het waarschuwingsbericht verdwijnt
nadat de motor twee keer is gestart
zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.
Page 127 of 339
Instrumenten en bedieningsorganen125Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Colour-Info-Display te
veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen
instellingen 3 23.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Onderstaand wordt het wijzigen van
persoonlijke instellingen via de toet‐
sen onder het display beschreven. Dit
geldt voor het 4,2'' en het 8'' Colour-
Info-Display. Het 8'' display werkt ook
als een aanraakscherm. Raadpleegde omschrijving 'Colour-Info-Display'
3 120 en de handleiding Infotain‐
ment.
Druk bij een actief display op ;.
Draai MENU om een displaypicto‐
gram van INSTELL. te selecteren.
Druk op MENU om te bevestigen.
De volgende instellingen kunnen
worden geselecteerd door draaien
van en indrukken van de multifuncti‐
onele toets:
● Tijd en datum
● Sportmodus
● Taal (Language)
● Valetmodus
●Radio
● Voertuig
● BlueTooth
● Spraak in-/uitvoer
● Scherm
● Achteruitkijkcamera
● Terugkeren naar fabrieksinst.
● Softwareinformatie
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Tijd en datum
Zie 'Klok' 3 92.
Sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de sportmodus worden geactiveerd
3 186.
● Achterverlichting sportmodus :
Verandert de kleur van de instru‐
mentenverlichting.
● Motor sportmodus : Gasaanname
en schakelkarakteristieken
worden sneller.
● Sportbesturing : de stuurbekrach‐
tiging werkt minder goed.
Page 128 of 339
126Instrumenten en bedieningsorganen●Sportophanging : Demping wordt
stugger.
● All wheel drive : Groter deel van
het motorkoppel gaat naar de
achteras.
Taal (Language)
Selectie van de gewenste taal. Zie
handleiding bij het infotainment.
Valetmodus
Zie handleiding bij het infotainment.
Radio
Zie handleiding bij het infotainment.
Voertuig ● Klimaat- en luchtkwaliteit
Automatische ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij het starten van de auto. Laatste
instelling (aanbevolen) of bij het
starten van de auto is altijd aan of
altijd uit.Automatische binnentempera‐
tuur : Schakelt tussen tempera‐
tuurinstelling met één of twee
zones.
Automatisch ontwasemen :
Ondersteunt het ontvochtigen
van de voorruit door het automa‐ tisch selecteren van de vereiste
instellingen en de automatische
aircomodus.
Automatisch ontwasemen
achter : Activeert automatisch de
achterruitverwarming.
● Bots- / detectiesystemen
Parkeersensor : activeert of deac‐
tiveert de ultrasoonparkeerhulp.
Automatische voorbereiding
botsing : Activeert of deactiveert
de automatische remwerking van de auto in geval van dreigend
aanrijdingsgevaar. Het volgende
kan worden geselecteerd: het
systeem neemt de remregeling
over, waarschuwt alleen door
middel van geluidssignalen of
wordt volledig gedeactiveerd.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐ringsfunctie van de adaptieve
cruise control.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het blinde‐
hoeksysteem.
Verkeerswaarschuwing
achteruitrijden : Activeert of deac‐
tiveert de waarschuwing krui‐
send verkeer achter.
● Comfort en gemak
Automatisch oproepen
geheugen : Verandert de instellin‐
gen voor het oproepen van de
opgeslagen instellingen voor de
afstelling van de elektrisch
bediende stoelen en buitenspie‐
gels.
Comfortuitstap bestuurdersstoel :
activeert of deactiveert de uitsta‐
phulp van de elektrische stoel‐
verstelling.
Volume signaaltonen : verandert
het volume van geluidssignalen.
Spiegel kantelen in achteruit :
activeert of deactiveert de parkeerhulpfunctie van de
buitenspiegel aan de passagiers‐ kant.
Page 129 of 339
Instrumenten en bedieningsorganen127Automatisch inklappen spiegel:
Activeert of deactiveert het
inklappen van de buitenspiegels
via de handzender.
Personalisatie door bestuurder :
activeert of deactiveert de
persoonlijke instellingen.
Ruitenwisser met regensensor :
Activeert of deactiveert automa‐
tisch wissen met regensensor.
Automatisch ruitenwissen in
achteruit : Activeert of deactiveert
automatische inschakeling
achterruitwisser bij inschakelen
achteruitversnelling.
● Verlichting
Voertuig vinden met lichtsignaal :
activeert of deactiveert de
welkomstverlichting.
Verlichting uit : activeert of deac‐
tiveert en verandert de duur van de uitstapverlichting.
Verkeer links of rechts : Schakelt
om tussen verlichting voor links-
of rechtsrijdend verkeer.
Verstelbaar stadslicht : wijzigt de
instellingen van de functies van
het adaptieve rijlicht.● Deurvergrendeling
Open deur niet vergrendelen :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische bestuurdersportierver‐
grendelingsfunctie wanneer het
portier open staat.
Automatisch deur vergrendelen :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische portiervergrendelings‐
functie na inschakelen van het
contact.
Automatisch deur ontgrendelen :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen, nadat het
contact is uitgeschakeld.
Vertraagde deurvergrendeling :
activeert of deactiveert de
vertraagde portiervergrendel‐
functie. Deze functie vertraagt
het werkelijke vergrendelen van de portieren tot alle portieren
gesloten zijn.
● Afstand vergr, ontgr, starten
Lichtsignaal ontgrendelen op
afstand : activeert of deactiveert
het alarmknipperlichtsignaal bij
het ontgrendelen.Melding vergrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van
de auto.
Ontgrendelen op afstand : veran‐
dert de configuratie om alleen het
bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Open deuren op afstand
vergrendelen : activeert of deacti‐
veert de automatische herver‐
grendeling na het ontgrendelen
zonder de auto te openen.
Passieve vergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de passieve
vergrendelingsfunctie. Met deze functie wordt de auto na enkele
seconden automatisch vergren‐
deld als alle portieren zijn geslo‐
ten en een elektronische sleutel
uit de auto is verwijderd.
Waarsch. afstandsbed. nog in
auto : Activeert of deactiveert de
waarschuwingsgeluid wanneer
de elektronische sleutel in de
auto blijft.
BlueTooth
Zie handleiding bij het infotainment.
Page 130 of 339
128Instrumenten en bedieningsorganenSpraak in-/uitvoer
Zie handleiding bij het infotainment.
Scherm
Zie handleiding bij het infotainment.
Achteruitkijkcamera
Richtlijnen : Activeert of deactiveert de
geleidelijnen.
Hulpsymbolen achteruitpark. : Acti‐
veert of deactiveert de symbolen van
de parkeerhulp achter.
Terugkeren naar fabrieksinst.
Instellingen voertuig herstellen : stelt
alle functies opnieuw in op de stan‐
daardinstellingen.
Alle privégegevens wissen : Wist alle
persoonsgebonden gegevens uit de
auto.
Instellingen radio herstellen : Zet alle
radio-instellingen terug op de stan‐ daardwaarden. Zie handleiding bij het
infotainment.
Softwareinformatie
Zie handleiding bij het infotainment.Telematicaservice
OnStar
OnStar is een persoonlijke connecti‐
viteits- en servicehulp met een geïn‐
tegreerde Wi-Fi Hotspot. De OnStar-
service is 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar.
Let op
OnStar is niet op alle markten
verkrijgbaar. Neem contact op met
uw werkplaats voor meer informatie.
Let op
Om OnStar beschikbaar en bedrijfs‐
gereed te kunnen laten zijn, hebt u
een geldig OnStar-abonnement, een werkend elektrisch systeem van de auto, mobiele service en eenGPS-satellietverbinding nodig.
U activeert de OnStar-services en
stelt een account in door op Z te druk‐
ken en met een adviseur te spreken.Afhankelijk van de uitrusting in de
auto, zijn de volgende services
beschikbaar:
● Noodhulpdiensten en ondersteu‐
ning bij pech onderweg
● Wi-Fi Hotspot
● Smartphone app
● Bediening op afstand, d.w.z. locatie van de auto, inschakeling
van claxon en lichten, aansturing van centrale vergrendeling
● Hulp bij gestolen voertuig
● Voertuigdiagnose
● Bestemming downloaden
Let op
Na tien dagen zonder een contact‐
cyclus wordt de OnStar-module van
de auto uitgeschakeld. Functies
waarvoor een dataverbinding vereist is, zijn na het inschakelen van het
contact weer beschikbaar.