OPEL MOVANO_B 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 71 of 223

Opbergen69
Telescopische blokkeerstangen
De telescopische blokkeerstangen
kunnen worden gebruikt in horizon‐
tale of verticale positie.
Zorg ervoor dat de blokkeerstangen
volledig in de laadrails vastzitten.
Om de stang los te zetten, drukt u op
het slot en schuift u tegelijkertijd met
de stang.
Maximale belading 100daN/700mm.
Spanbanden Met de juiste spanbanden kunt u
voorwerpen vastmaken aan de ver‐ wijderbare sjorogen op de laadrails in
de zijkant of vloer.
De maximale belasting voor de vloer‐
rails is 500 daN/700mm.
De maximale belasting voor de zijrails is 100 daN/700mm.
Verwijderbare sjorogen 3 67, Bela‐
dingsinformatie 3 71.

Page 72 of 223

70OpbergenVeiligheidsnet
Laat het veiligheidsnet van de dak‐
ruimte zakken en maak het vast aan
de sjorogen 3 67.
Pas de spanning op de banden aan
zodat de lading goed vast zit.
Wanneer u het veiligheidsnet niet ge‐
bruikt, moet u het in de dakruimte op‐
bergen.
Beladingsinformatie 3 71.
Gevarendriehoek
De gevarendriehoek kan worden op‐
geborgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 66.
Verbanddoos De verbanddoos kan worden opge‐
borgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen of in de dakconsole.
Er zit een etiket op de dakconsole als
de verbanddoos daar is opgeborgen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 66.
Dakconsole 3 66.
Brandblusser
De brandblusser kan worden opge‐
borgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen.
Met behulp van de twee lussen op het stoelkussen trekt u het kussen naar
voor om erbij te kunnen.

Page 73 of 223

Opbergen71
Er bevindt zich mogelijk een extra
brandblusser in het paneel van het
voorportier.
In dat geval zit er een etiket op de
dakconsole.Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐
ding van dakschade adviseren wij het voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken.
Gebruiksaanwijzing van het dakdra‐
gersysteem in acht nemen en dak‐
dragersysteem verwijderen wanneer
het niet wordt gebruikt.Beladingsinformatie
■ Zware voorwerpen zo ver mogelijk vooraan en gelijkmatig verdeeld inde laadruimte plaatsen. Bij stapel‐
bare voorwerpen de zwaarste voor‐ werpen onderaan leggen.
■ Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 67.
■ Losse voorwerpen in de bagage‐ ruimte vastzetten om schuiven te‐
gen te gaan.
■ De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakelhef‐
boom en de bewegingsvrijheid van
de bestuurder niet belemmeren.
Geen losse voorwerpen in het inte‐ rieur leggen.
■ Niet met een geopende achterklep rijden. Bovendien is de kenteken‐plaat alleen goed zichtbaar en ver‐
licht met gesloten deuren.

Page 74 of 223

72Opbergen9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
■ Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal toe‐
laatbare totaalgewicht van de auto
(zie typeplaatje 3 191) en het EU-
leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttig draagvermo‐
gen door de gegevens van uw auto
in de tabel Gewichten voorin deze
handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook het
gewicht van de bestuurder (68 kg),
de bagage (7 kg) en alle vloeistof‐
fen (tank voor 90 % gevuld).
Extra uitrusting en accessoires ver‐ hogen het leeggewicht.
■ Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de auto en
verslechtert het rijgedrag door het hogere zwaartepunt. Lading gelijk‐
matig verdelen en goed met span‐
banden vastzetten. Bandenspan‐
ning en rijsnelheid aan de bela‐
dingstoestand aanpassen. Span‐
banden regelmatig controleren en
bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
■ De toegestane dakbelading (waarin het gewicht van de dakdra‐ger is inbegrepen) is 200 kg voor
standaard dakvarianten. De dakbe‐
lasting is de som van het gewicht van het dakdragersysteem en de
lading.

Page 75 of 223

Instrumenten en bedieningsorganen73Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................73
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................78
Informatiedisplays ........................89
Boordinformatie ........................... 90
Tripcomputer ................................ 91
Tachograaf ................................... 93Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en de snelheidsbe‐
grenzer werken via de toetsen op het stuurwiel.
Cruise control en snelheidsbegrenzer
3 133.

Page 76 of 223

74Instrumenten en bedieningsorganenClaxon
j indrukken.
De claxon klinkt ongeachte de stand
van de contactschakelaar.
Knoppen op stuurkolomBepaalde functies van het infotain‐
mentsysteem kunnen ook via de toet‐
sen op de stuurkolom worden be‐
diend.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Wis-/wasinstallatie voorruit
Voorruitwissers0=uitP=intervalschakeling of automa‐
tisch wissen met regensensor1=langzaam2=snel
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Automatische wisfunctie met
regensensorP=Automatische wisfunctie met re‐
gensensor
De regensensor registreert de hoe‐
veelheid neerslag op de voorruit en
stuurt automatisch de wissnelheid
van de voorruitwissers aan.
Na het uitschakelen van het contact
moet automatisch wissen steeds op‐
nieuw worden geselecteerd.

Page 77 of 223

Instrumenten en bedieningsorganen75
Instelbare gevoeligheid regensensor
Aan stelwiel draaien om de gevoelig‐
heid in te stellen:Geringe gevoe‐
ligheid=stelwiel omlaag‐
draaienHoge gevoelig‐
heid=stelwiel omhoog‐
draaien
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof tegen de voorruit
gespoten.
kort trekken=wisser maakt één
enkele slaglang trekken=wisser maakt
meerdere slagenBuitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Als de buitentemperatuur daalt tot
3 °C, knippert °C op het informatie‐
display bij wijze van waarschuwing
voor gladheid. Het lampje blijft knip‐
peren totdat de temperatuur 3 °C
overschrijdt.

Page 78 of 223

76Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Afhankelijk van het specifieke model
kan de actuele tijd en/of datum ver‐
schijnen op het informatiedisplay
3 90 of in het Driver Information
Center 3 89.
Tijd en datum op
informatiedisplay instellen
De uren en minuten kunnen worden
aangepast met de betreffende knop‐
pen naast het display of de bedie‐
ningsorganen van het infotainment‐
systeem.
Nadere informatie vindt u in de
infotainment-handleiding.
Tijd instellen in Driver Information Center
Geef de klokfunctie weer door de
knop aan het uiteinde van de ruiten‐
wisserhendel meerdere malen in te
drukken. Als de tijd knippert (na circa 2 seconden):
■ Onderste knop ingedrukt houden
■ Uren knipperen
■ Bovenste knop indrukken om uren aan te passen
■ Onderste knop ingedrukt houden om uren in te stellen
■ Minuten knipperen
■ Bovenste knop indrukken om minu‐
ten aan te passen
■ Onderste knop ingedrukt houden om minuten in te stellen en instel‐
modus af te sluiten.
Elektrische aansluitingen

Page 79 of 223

Instrumenten en bedieningsorganen77
Er zitten 12 V-aansluitingen op het in‐strumentenbord en achter in de auto.
Bij aansluiting van elektrische acces‐
soires terwijl de motor stilstaat, raakt
de accu ontladen.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, is de aansluiting gedeactiveerd.
Ook de elektrische aansluiting wordt
wellicht gedeactiveerd wanneer de
accuspanning te laag is.
Aangesloten elektrische accessoires moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.Voorzichtig
Geen accessoires aansluiten die
stroom leveren, zoals bijv. laad‐
toestellen of accu's.
Aansluitbus niet beschadigen
door het gebruik van ongeschikte
stekkers.
Aansteker
Aansteker induwen. Zodra de spiraal
gloeit, wordt de aansteker automa‐
tisch uitgeschakeld. Aansteker uit‐
trekken.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐ baar afval.
Verplaatsbare asbak

Page 80 of 223

78Instrumenten en bedieningsorganen
Asbak voor gebruik op verschillende
plaatsen in de auto. Voor gebruik,
deksel openen.Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep
Bij sommige uitvoeringen draaien de
naalden van de instrumenten even tot tegen de eindaanslag wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Snelheidsbegrenzer Maximumsnelheid kan door een snel‐ heidsbegrenzer beperkt zijn. In dat
geval zit er een waarschuwingslabel
op het instrumentenpaneel.
Er klinkt gedurende 10 seconden een
waarschuwingszoemer bij kort over‐
schrijden van de ingestelde snelheid.
Let op
In bepaalde omstandigheden (bijv. op steile aflopende hellingen) kan de
rijsnelheid de ingestelde grens over‐
schrijden.
Snelheidsbegrenzer 3 136, snel‐
heidsbegrenzer cruise control 3 133.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 230 next >