OPEL MOVANO_B 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 31 of 267

Sleutels, portieren en ruiten29onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Centrale vergrendeling 3 23.
Elektrische schuifdeur
Openen
Druk bij een stilstaande auto en met
aangetrokken handrem op de scha‐
kelaar op het instrumentenpaneel
voor het automatisch openen van de
elektrische schuifdeur; tijdens de
werking knippert de LED in de scha‐
kelaar.
Als de schakelaar wordt ingedrukt
terwijl de motor op Autostop staat,
start de motor automatisch opnieuw.
Stop/Start-systeem 3 138.
Let op
Als de handrem niet is aangetrokken
wanneer de schakelaar wordt inge‐
drukt, klinkt er een geluidssignaal en
gaat de elektrische schuifdeur niet
open.
Druk nogmaals op de schakelaar om
te bewegen te allen tijde te stoppen.
Druk deze nogmaals in om de bewe‐
ging van de elektrische schuifdeur te
vervolgen.
Let op
Als de elektrische schuifdeur van
binnen met actief kinderslot afgeslo‐ ten is, klinkt er een geluidssignaal.
Ontgrendel de deur van binnen
handmatig.Bus
De motor wordt automatisch opnieuw gestart wanneer u tijdens een Auto‐
stop de schakelaar elektrisch
bediende schuifdeur indrukt.
Stop/Start-systeem 3 138.Sluiten
Druk nogmaals op de schakelaar; de
LED knippert en tijdens de werking klinkt er een geluidssignaal.
Bij problemen met het openen of slui‐
ten, bijv. vanwege vorst, houdt u de
schakelaar ingedrukt om meer kracht op de schuifdeur te zetten.9 Waarschuwing
Wees voorzichtig wanneer u de
elektrische schuifdeur bedient. Er
bestaat verwondingsgevaar, met
name voor kinderen.
Wees met name voorzichtig
wanneer de auto op een helling
geparkeerd staat: open of sluit de
deur volledig totdat deze in de
vergrendeling valt.
Houd het bewegende portier goed in de gaten wanneer u het bedient.Zorg ervoor dat er niets beklemd
raakt tijdens de bediening en dat
er niemand in de bewegingszone
staat.

Page 32 of 267

30Sleutels, portieren en ruitenLet op
Gebruik de elektrische schuifdeur
niet te vaak met een stilstaande
motor, om te voorkomen dat de accu
leegraakt.
Nooduitgang
In een noodsituatie kan de zijschuif‐
deur na het ontgrendelen van de
binnenhandgreep met de hand
worden geopend.
Open de deur eventueel als de auto ontgrendeld is met de buitenkruk
(afhankelijk van de modelvariant). Til
de kruk (3) tot aan de tweede groef‐
stand op en schuif de deur naar
achteren met de handgreep (2) bij de
voorkant van de deur.
Terugzetten
Als de deur met de hand is geopend, moet het systeem van de elektrische
schuifdeur worden gereset.Open de zijschuifdeur voor de helft en zet de betreffende kruk in de eerste
groefstand; het waarschuwings‐
lampje op het instrumentenbord licht
op. Druk daarna op de knop (1) op de betreffende kruk.
Beweeg de kruk heen en weer om er
zeker van te zijn dat de stelmotor van
de deur werkt en houd daarna de
schakelaar op het instrumentenbord
ingedrukt om de deur geheel te slui‐
ten; het waarschuwingslampje dooft
als het systeem correct wordt terug‐
gezet.

Page 33 of 267

Sleutels, portieren en ruiten31Onderhoud
De eigenaar is ervoor verantwoorde‐
lijk om de aandrijfriem na elke
25000 cycli te laten vervangen en
daarom zit er een teller in de B-stijl onder. De teller loopt bij elke keer
openen en sluiten op en kan niet
worden teruggezet. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Bij een storing in de aandrijfriem kan
de deur nog steeds met de hand
worden geopend en gesloten.
Storing
Als er bij het ontgrendelen van de
portieren een systeemstoring wordt
gedetecteerd, klinkt er een geluids‐
signaal en brandt de LED in de scha‐
kelaar. Controleer de stand van de
buitenkruk. Zet de kruk terug als deze
nog open staat en gebruik de sleutel
voor de portiersloten.
Neem als de storing aanhoudt
contact op met een werkplaats.
Elektrische treeplank9 Waarschuwing
Gebruik de elektrische treeplank
voorzichtig, met name bij nat en
koud weer.
De elektrische treeplank werkt auto‐
matisch wanneer de schuifdeur
geopend of gesloten wordt.9 Waarschuwing
Zorg ervoor dat er voldoende
speling is om de elektrische tree‐ plank ongehinderd volledig in- en
uit te doen schuiven.
Bij een actieve elektrische treeplank
brandt het lampje. Als het bij gesloten deur blijft branden, is de treeplank
niet ingetrokken of is de deur niet
geheel vergrendeld.

Page 34 of 267

32Sleutels, portieren en ruitenTrek bij een storing de elektrische
treeplank handmatig in door het
oranje handwieltje achteraan de tree‐
plank los te schroeven en zorg dat er niets bij het sluiten in de weg ligt.
Schroef het oranje handwieltje na het
intrekken van de treeplank weer vast. De hulp van een werkplaats inroepen.
Achterdeuren
Vergrendel en ontgrendel de achter‐
deuren met de handzender of de
sleutel (indien aanwezig).
Centrale vergrendeling 3 23, Portier‐
vergrendelknoppen 3 22.
Om de rechterachterdeur te openen,
aan de buitenkruk trekken.
De rechterdeur kan ook vanuit het
interieur worden geopend door aan de binnenkruk te trekken.
De linkerachterdeur wordt dan
ontgrendeld met de hefboom.9 Waarschuwing
Wanneer de auto langs de kant
van de weg geparkeerd is en de
achterportieren openstaan, zijn de
achterlichten mogelijk niet te zien.
Medeweggebruikers attent makenop de auto door een gevarendrie‐
hoek te gebruiken of andere appa‐
ratuur zoals aanbevolen door het
verkeersreglement in uw land.
De deuren worden met deurvangers onder een hoek van 90º gehouden.

Page 35 of 267

Sleutels, portieren en ruiten33Om de deuren 180º of verder (afhan‐
kelijk van het model) te openen, de
deurvangers van de pallen op de
deurlijsten halen en de deuren tot de
gewenste stand openen.
Als de deuren tot 270º worden
geopend, worden ze door magneten in de zijkant van de carrosserie
geheel open gehouden.
9 Waarschuwing
Ver openslaande deuren goed
vastzetten bij maximale opening.
Geopende deuren kunnen door de wind met kracht dichtslaan!
Bij het sluiten van de deuren bevestigtu elke deurvanger op de pal op het
deurframe.
De achterdeuren kunnen vanuit het
interieur worden vergrendeld met de
interieurvergrendelingsschakelaar
aan de binnenkant van de rechter‐
deur.
Altijd eerst de linkerdeur, dan de rech‐
terdeur sluiten.
Combi, bus Bij modellen met stuurwiel links
worden de achterdeuren vanuit het
interieur geopend door aan de interi‐
eurhendel te trekken.
Trek bij modellen met stuurwiel rechts
de rechterdeur met de interieurhendel open en zet de linkerdeur open doorde hefboom omlaag te drukken.
Altijd eerst de linkerdeur, dan de rech‐
terdeur sluiten.9 Gevaar
Niet met geopende of op een kier
staande achterdeuren rijden, bijv.
bij het vervoer van omvangrijke
bagage, omdat er dan giftige,
onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.

Page 36 of 267

34Sleutels, portieren en ruitenAntidiefstalbeveiligingVergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
De portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle deuren gesloten
zijn.
Let op
Het vergrendelingssysteem kan niet
worden geactiveerd als de alarm‐
knipperlichten of stadslichten zijn
ingeschakeld.
Vergrendelen en ontgrendelen is niet mogelijk met de centrale vergrende‐
lingstoets.
Activering
Binnen drie seconden e tweemaal
indrukken.
Alarmknipperlichten knipperen
vijf keer ter bevestiging.
Deactivering Ontgrendel de portieren door op dehandzender op c te drukken.
Diefstalalarmsysteem Het diefstalalarmsysteem werkt
samen met de centrale vergrende‐
ling.
Het bewaakt:
● portieren, achterklep, motorkap
● interieur
● bagageruimte
● ontsteking
● onderbreking van voeding alarm‐
sirene
Activering
Sluit alle portieren en de motorkap.
e indrukken om het diefstalalarmsys‐
teem in te schakelen. De alarmknip‐
perlichten knipperen tweemaal ter
bevestiging van de inschakeling.

Page 37 of 267

Sleutels, portieren en ruiten35Als de alarmknipperlichten bij inscha‐
keling van het diefstalalarmsysteem
niet knipperen, zit een van de deuren of de motorkap niet goed dicht.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Deactivering
Bij het ontgrendelen van de auto of
het inschakelen van het contact wordt
het diefstalalarmsysteem uitgescha‐
keld. De alarmknipperlichten knippe‐
ren eenmaal ter bevestiging van de
uitschakeling.
Let op
Indien het alarm is afgegaan, zal de alarmsirene niet uitschakelen als de
auto wordt ontgrendeld. Om de
sirene uit te schakelen, moet u het
contact inschakelen. De alarmknip‐
perlichten knipperen niet bij uitscha‐ keling, indien het alarm is afgegaan.Activeren zonder bewaken van
het interieur
Schakel de bewaking van de passa‐
giersruimte uit als er mensen of
dieren in de auto verblijven of als de timer of de afstandsbediening is inge‐ steld voor het inschakelen van de
hulpverwarming 3 125.
Afhankelijk van voertuigconfiguratie:
● houd e ingedrukt of
● contact tweemaal snel in- en uitschakelen en dan de portieren
sluiten en het diefstalalarmsys‐
teem activeren
Ter bevestiging zal er een geluidssig‐ naal klinken.
Deze status blijft gehandhaafd tot de
deuren worden ontgrendeld.
Alarm Bij het activeren ervan klinkt het alarm via een afzonderlijk gevoede power
sounder en gaan tegelijkertijd de
waarschuwingsknipperlichten knip‐
peren. Voor het aantal en de duur van de alarm signalen verwijzen we naar
de toepasselijke wetgeving.
Indien de accu van de auto wordt
losgekoppeld of de stroomvoorzie‐
ning wordt onderbroken, zal de
alarmsirene afgaan. Daarom vóór het
loskoppelen van de voertuigaccu het
diefstalalarmsysteem uitschakelen.
Om een alarmsirene uit te zetten
(indien geactiveerd) en hiertoe het
diefstalalarmsysteem uit te schake‐
len, de voertuigaccu opnieuw aanslui‐ ten en de auto ontgrendelen met toets
c op de handzender (of het contact
inschakelen).

Page 38 of 267

36Sleutels, portieren en ruitenStartbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en controleert of
de auto met de sleutel mag worden
gestart.
De startbeveiliging wordt automatisch geactiveerd na het verwijderen vande sleutel uit het contactslot, of
wanneer de motor wordt afgezet
zonder de sleutel uit het contactslot te
verwijderen.
Als de motor niet kan worden gestart,
contact uitschakelen en sleutel eruit
trekken, ongeveer twee seconden
wachten en opnieuw proberen te star‐
ten. Als dat niet lukt, kunt u proberen
om de motor met de reservesleutel te
starten en daarna de hulp van een
werkplaats inroepen.
Let op
RFiD-tags (Radio Frequency Identi‐
fication) kunnen de werking van de
sleutel storen. Houd de tag bij het
starten uit de buurt van de sleutel.Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 23, 3 34.Buitenspiegels
Bolle vorm
De bolle buitenspiegel bevat een asferisch gebied en verkleint de dode hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Handmatig verstellen
Spiegels instellen door deze in de
gewenste richting te draaien.
De onderste spiegels zijn niet te
verstellen.

Page 39 of 267

Sleutels, portieren en ruiten37Elektrische verstelling
Schakel het contact in om de elektri‐
sche buitenspiegels te verstellen.
De betreffende buitenspiegel selecte‐
ren door de knop naar links of rechts
te schakelen en vervolgens de knop
te verdraaien om de spiegel af te stel‐ len.
Als de knop in de middelste stand
staat, is er geen spiegel geselec‐
teerd.
De onderste spiegels zijn niet te
verstellen.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Parkeerstand U klapt de buitenspiegels in door
zachtjes op de buitenrand van de
behuizing te drukken, bijv. bij een
krappe parkeerplek.
Verwarmde spiegels
Wordt bediend door Ü op een van
beide systemen in te drukken. LED brandt tijdens de werking in de knop.

Page 40 of 267

38Sleutels, portieren en ruitenDe verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Verwarming en ventilatie 3 117.
Elektronisch klimaatregelsysteem
3 119.Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐
gelbehuizing gebruiken.
Groothoekspiegel
Afhankelijk van het model is een grote
bolle spiegel in de zonneklep van de
voorpassagier opgenomen om het
zicht te vergroten en dode hoeken te
verkleinen.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 270 next >