OPEL MOVANO_B 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2017.5Pages: 267, PDF Size: 6.21 MB
Page 11 of 267

Kort en bondig9BuitenspiegelsHandmatig verstellen
Spiegel in gewenste richting draaien.
Buitenspiegels 3 36.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
Betreffende buitenspiegel selecteren
en afstellen door de knop de zwen‐
ken.
Bolle buitenspiegels 3 36, elektri‐
sche verstelling 3 37, inklapbare
buitenspiegels 3 37, verwarmde
buitenspiegels 3 37.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbags 3 58, Contactslotstanden
3 136.
Page 12 of 267

10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 267

Kort en bondig111Vaste uitstroomkanalen .....132
2 Koplampreikwijdte
instellen .............................. 111
Park pilot met
ultrasoonsensoren ..............166
Traction Control-systeem ....160
Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP) ..............161
3 Zijdelingse
uitstroomkanalen ...............131
4 Lichtschakelaar ..................109
Richtingaanwijzers .............112
Grootlicht en dimlicht,
lichtsignaal ......................... 110
Stadslichten ........................ 109
Automatische verlichting ....109
Omgevingsverlichting ......... 116
Mistlampen ......................... 113
Mistachterlicht ....................113
Grootlichtassistentie ............ 1105 Instrumenten ........................ 91
Versnellingsbakdisplay .........94
Driver Information Centre .... 103
Boordcomputer ...................105
6 Claxon .................................. 85
Bestuurdersairbag ...............61
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ................................ 85
Cruise control .....................163
8 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ..................86
Boordcomputer ...................105
9 Munthouder .......................... 73
10 Elektrische aansluiting,
USB-sleuf .............................. 89
11 Middelste
uitstroomkanalen ...............131
12 Opbergvak ............................ 73
13 Infodisplay ........................... 103
14 Passagiersairbag ..................61
15 Opbergvak ........................... 73
16 Handschoenenkastje ...........7417Gordelverklikker ....................97
Passagiersairbag
deactiveren ........................... 62
18 Bekerhouders ....................... 74
19 Verwarming en ventilatie ...117
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........119
20 Aansteker ............................. 90
Stekkerdoos ......................... 89
21 Schakelhefboom,
handgeschakelde
versnellingsbak ...................153
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................153
22 Cruise control en snel‐
heidsbegrenzer ..................163
Geautomatiseerde
versnellingsbak,
winter- en beladingsmodus . 156
Stationair-toerentalregeling . 138
Stop/Start-systeem .............138
Modus ECO ........................ 135
23 Contactslot met stuurslot ...136
Page 14 of 267

12Kort en bondig24Stuurkolomknoppen .............85
25 Stuurwiel instellen ................85
26 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 180
27 Hulpverwarming ..................125
28 Opbergvak ........................... 73
Zekeringenkast ..................200Rijverlichting
Buitenste lichtschakelaar draaien:
7:uit0:zijmarkeringslichten9 P:dimlicht of grootlichtAUTO:automatische verlichting:
koplampen worden automa‐ tisch in- en uitgeschakeld.
Verlichting 3 109, automatische
verlichting 3 109, waarschuwingsap‐
paraat koplampen 3 104, adaptief
rijlicht (AFL) 3 112.
Mistlampen en mistachterlicht
Binnenste lichtschakelaar draaien:
>:mistlampenø:mistachterlichten
Mistlampen en mistachterlicht 3 113,
3 113.
Page 15 of 267

Kort en bondig13Lichtsignaal, grootlicht en dimlicht
Hendel naar u toe trekken.
Grootlicht 3 110, lichtsignaal 3 111.
Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter rich‐
tingaanwijzersig‐
naalhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzersignaal
Richtingaanwijzers 3 112.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 112.
Page 16 of 267

14Kort en bondigClaxon
j indrukken.
Claxon 3 85.
Wis-/wasinstallatie
Voorruitwissers0:uitP / AUTO:intervalschakeling of
automatisch wissen
met regensensor1:langzaam2:snel
Voorruitwisser 3 86, wisserblad
vervangen 3 188.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
kort trekken:wisser maakt één
slag en er wordt
sproeiervloeistof
tegen de voorruit
gespotenlang trekken:wisser maakt
enkele slagen en
er wordt sproeier‐
vloeistof tegen de
voorruit gespoten
Voorruitsproeiers 3 86, sproeier‐
vloeistof 3 184.
Page 17 of 267

Kort en bondig15KlimaatregelingVerwarmbare achterruit
Ü indrukken om de verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 41.
Verwarmbare buitenspiegels
Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegels 3 37.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
Verwarming en ventilatie
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet in hoogste stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Schakelaar koeling A/C AAN.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Verwarming en ventilatie 3 117.
Page 18 of 267

16Kort en bondigElektronische klimaatregeling (ECC)
V indrukken.
Temperatuur en luchtverdeling
worden automatisch ingesteld en de ventilator draait op een hoog toeren‐
tal.
Elektronisch klimaatregelsysteem
3 119.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand na het
intrappen van het koppelingspedaal
de ring op de keuzehendel omhoog
trekken en de versnelling inschake‐
len.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan het koppelingspedaal
in de neutrale stand laten opkomen
en weer intrappen; vervolgens
nogmaals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 153.
Geautomatiseerde
versnellingsbakN:neutrale stando:rijstand+:hogere versnelling-:lagere versnellingA/M:wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modusR:achteruitversnelling. Uitslui‐
tend inschakelen als de auto
stilstaat.
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 153.
Page 19 of 267

Kort en bondig17Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en - staat 3 204, 3 251.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 181.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐ ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 37,
3 45, 3 55.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.Motor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap de koppeling en rem in.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Sleutel naar stand 2 draaien om
voor te verwarmen en wachten
totdat controlelampje ! op het
Driver Information Center dooft.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 137.
Stop/Start-systeem
Als controlelamp Ï op de instrumen‐
tengroep groen brandt, duidt dit op een Autostop.
Handgeschakelde versnellingsbak Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er bepaalde voorwaarden zijn vervuld, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
● trap het koppelingspedaal in● zet de keuzehendel in neutraal
● laat het koppelingspedaal los
Trap om de motor weer te starten,
met de keuzehendel op Neutraal, het koppelingspedaal in.
Page 20 of 267

18Kort en bondigGeautomatiseerde versnellingsbak
Als de auto stilstaat en er bepaalde
voorwaarden zijn vervuld, activeer dan een Autostop zoals hieronder
beschreven:
● keuzehendel in stand N (of A/M )
● rempedaal krachtig intrappen ● gaspedaal niet intrappen
Laat om de motor weer te starten met
de keuzehendel in stand N (of A/M )
en losgezette handrem het rempe‐
daal los.
Stop/Start-systeem 3 138.Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknopstevig aantrekken. Op een aflo‐
pende of oplopende helling zo
stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd het rempedaal in om minder
kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel de eerste versnelling in als de auto op een effen
ondergrond of een oplopende
helling. Op een oplopende
helling bovendien de voorwie‐
len van de stoeprand
wegdraaien.
Schakel de achteruitversnelling in als de auto op een aflopende
helling staat. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken
3 23.
● Activeer het alarmsysteem 3 34.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 180.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.