OPEL MOVANO_B 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2017.5Pages: 267, PDF Size: 6.21 MB
Page 51 of 267

Stoelen, veiligheidssystemen49Zwenkstoelverstelling
Zitpositie
Handgreep 2 verplaatsen, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
bewegen om na te gaan of deze op
zijn plaats zit.
Rugleuning voorstoelen
Trek aan de hendel 1, stel de rugleu‐
ning in en laat de hendel los. Stoel
hoorbaar laten vastklikken.
Zittinghoek
Verstel de zittinghoek met hendel 3.
Lendensteun
Lendesteun naar wens afstellen.
Bedien de handpomp 8 een aantal
maal (aan onderzijde van de stoel‐
constructie) om de stevigheid te
verhogen.
Druk de aflaatknop 7 in om de stevig‐
heid te verlagen.
Zittingpositie
Til hendel 5 op, verplaats zitting naar
achteren of naar voren, laat hendel
los.
Armsteunen
Verstel de hoogte van de armsteunen
met regelknop 4 of 9.
De stoel zwenken
De bestuurdersstoel kan vanuit de
vooruit gerichte stand 180° worden
gedraaid, bijv. voor comfortabele
toegang tot de bagageruimte
wanneer de auto stilstaat en de motor uitgeschakeld is.
Ga vóór het zwenken van de stoel als
volgt te werk:
● Veiligheidsgordel losmaken.
● Klap de armsteunen omhoog.
● Stoel zover mogelijk naar achteren schuiven.
● Zet de zittinghoek in de laagste stand.
● Zet de rugleuning rechtop.
● Open het bestuurdersportier.
Til hendel 6 op, zwenk de stoel vanuit
de vooruit gerichte stand, laat de
hendel los.
Zet de stoel vóór vertrek altijd terug in
de vooruit gerichte stand en zorg dat
de stoel goed vergrendeld is voordat
u wegrijdt.
Page 52 of 267

50Stoelen, veiligheidssystemenArmsteun
Zo nodig kunnen de armsteunen
worden opgeklapt.
Verwarming
Druk op ß voor de betreffende stoel;
de LED in de schakelaar licht op. Druk voor het uitschakelen van de stoel‐
verwarming op het andere uiteinde
van de tuimelschakelaar.
Auto's met veerstoel: schakelaar ß
zit onder de ontgrendelingshendel
rugleuning aan de buitenkant van de
stoel.
De stoelverwarming wordt via een
thermostaat geregeld en schakelt
automatisch uit wanneer de stoel op
temperatuur is. De LED brandt ook wanneer het systeem aan is, niet
alleen wanneer de verwarming werkt.
Langdurig gebruik voor personen met een gevoelige huid wordt afgeraden.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor.
Page 53 of 267

Stoelen, veiligheidssystemen51Achterbank
Zitplaatsen achterin
Achterinstap
Open voor toegang tot de stoelen op
de 3e zitrij (mits aanwezig) de
zijschuifdeur, trek aan de ontgrende‐
lingshendel op de neerklapbare
toegangsstoel op de 2e rij en klap de
rugleuning van de stoel naar voren.
Maak zo nodig de veiligheidsgordels
los uit hun gespen.
9 Waarschuwing
Controleer of de rugleuning naar
de juiste stand terug gaat en of de
veiligheidsgordelgespen goed
vastzitten.
Veiligheidsgordel omdoen en losma‐ ken 3 55.
Schuifdeur 3 28.
Verwijderbare achterbank
9 Waarschuwing
Houd als de achterbank wordt
verwijderd de handen en voeten uit het bewegingsgebied.
Verwijder nooit onderweg stoelen, omdat dit oncontroleerbare bewe‐gingen kan veroorzaken.
Controleer vóór het achterin
plaatsnemen of de zitplaatsen
achterin en de rugleuningen
geheel zijn vastgeklikt.
Demonteren
Bij sommige modellen kan de baga‐
geruimte worden vergroot door de
achterbank te verwijderen.9 Waarschuwing
Verwijderbare stoelen zijn zwaar!
Niet zonder hulp proberen te
demonteren.
● Trek hendel 1 aan beide kanten
van de stoel omhoog; pennen 2
verschijnen ter aanduiding dat de
stoel ontgrendeld is.
Page 54 of 267

52Stoelen, veiligheidssystemen● Verplaats de stoel naar achterom hem los te maken van de
ankerpunten op de vloer.
● Til de stoel op om hem te verwij‐ deren.
Monteren
Verzeker u er bij het opnieuw instal‐
leren van de stoelen van dat de rij met de opvouwbare stoel B correct vóór
de rij met de vaste stoelen A is
geplaatst.
Voorzichtig
De zitplaatsen op de 2e en 3e rij
kunnen niet onderling worden
verwisseld en moeten op hun
oorspronkelijke plaats worden
teruggezet.
Let op
Zorg dat de verankeringspunten schoon zijn voordat u de stoel
aanbrengt. Er mag geen gruis of iets
anders op zitten waardoor de stoel
niet goed vastklikt.
Plaats de stoelgeleiders direct achter
de voorste ankerpunten op de vloer
en schuif de stoel voorwaarts om hem
te vergrendelen.
De stoel vergrendelt automatisch en
de pennen 3 zijn niet langer zichtbaar,
om aan te geven dat de stoel is
vergrendeld.
Page 55 of 267

Stoelen, veiligheidssystemen53Voorzichtig
Bij het monteren ervoor zorgen datde stoelen goed op de veranke‐
ringspunten vastzitten en dat de
pallen volledig ingrijpen.
Raadpleeg een werkplaats als de
stoelen niet goed kunnen worden
vergrendeld.
Bus
Demonteren9 Waarschuwing
Verwijderbare stoelen zijn zwaar!
Niet zonder hulp proberen te
demonteren.
Draai de hendels met het gereed‐
schap uit de gereedschapsset in het
handschoenenkastje om de stoel te
ontgrendelen:
1. Maak de bevestiging aan de buitenkant los.
2. Maak de binnenste bevestiging los (aan de voet van de stoel).
3. Til de stoel van achteren op.
4. Trek de stoel naar het midden van
de auto om deze geheel van de
ankerpunten te halen.
Monteren
Let op
Zorg dat de verankeringspunten schoon zijn voordat u de stoel
aanbrengt. Er mag geen gruis of iets anders op zitten waardoor de stoel
niet goed vastklikt.1. Plaats de stoel boven de anker‐ punten.
2. Laat de stoel zakken totdat deze hoorbaar in de ankerpunten vast‐
klikt.
3. Controleer of de stoel goed vergrendeld is door de stoel heen
en weer en van links naar rechts
proberen te laten gaan.
Herhaal de montageprocedure zo
nodig.
Raadpleeg een werkplaats als de
stoel niet goed kan worden vergren‐
deld.
Page 56 of 267

54Stoelen, veiligheidssystemenVeiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij sneloptrekken of hard remmen geblok‐
keerd, om de inzittenden op hun stoel te houden. Het gevaar voor letsel
neemt hierdoor aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon
tegelijk. Kinderveiligheidssysteem
3 64.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade en juiste
werking controleren.
Beschadigde onderdelen laten
vervangen. Na een ongeval de veilig‐ heidsgordels en de gordelspanners
door een werkplaats laten vervangen.
Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelverklikker
Afhankelijk van de versie zijn beide
voorstoelen mogelijk uitgerust met
een gordelverklikker, aangegeven
door controlelampje X op het instru‐
mentenpaneel 3 94, 3 97.
Gordelkrachtbegrenzers De gordelkrachtbegrenzers van de
voorstoelen beperken de krachten die
inwerken op de inzittenden, doordat
de gordels tijdens een botsing gelei‐
delijk worden ontspannen.
Gordelspanners
De gordelsluitingen van de voorstoe‐
len worden bij een voldoende zware
frontale botsing of bij een aanrijding
van achteren strakgetrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Page 57 of 267

Stoelen, veiligheidssystemen55Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de continu brandende
controlelamp v 3 97.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐
res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Geen aanpassin‐
gen aan onderdelen van de gordel‐
spanners aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto.Driepuntsgordel
Veiligheidsgordels op de
voorstoelen
Omdoen
De gordel uit de oprolautomaat trek‐
ken, zonder te verdraaien voor u
langs halen en de sluiting in het slot
vastklikken.
Heupgordel onderweg van tijd tot tijd strak trekken door aan de schouder‐
gordel te trekken.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of
mobiele telefoons tussen de gordel
en uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Gordelverklikker X 3 97.
Page 58 of 267

56Stoelen, veiligheidssystemenHoogteverstelling
1. Gordel iets uittrekken.
2. Schuif de hoogteverstelling omhoog of druk op de knop om de
hoogteverstelling uit te schakelen
en omlaag te duwen.
Hoogte zo instellen dat de gordel over de schouder loopt. Gordel mag niet
langs de hals of bovenarm lopen.
9 Waarschuwing
Pas de positie niet aan tijdens het
rijden.
Losmaken
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken. De
veiligheidsgordel wordt automatisch
opgerold.
Page 59 of 267

Stoelen, veiligheidssystemen57Veiligheidsgordels van
achterbank
Gordel 1 uit het oprolmechanisme
trekken, niet gedraaid lang de carros‐
serie geleiden en nagaan of de slui‐
ting 2 goed in het slot 3 vastgeklikt is
door aan de sluiting 2 te trekken.
De heupgordel 5 moet dicht boven de
dijen en tegen het bekken liggen.
Straktrekken door aan het vrije
gedeelte 6 van de gordel te trekken.
Minder strak zetten door aan stelgesp 4 te draaien totdat deze 90° ten
opzichte van de gordel staat en door
op stelgesp 4 te drukken terwijl u aan
heupgordel 5 trekt.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of
mobiele telefoons tussen de gordel
en uw lichaam leggen.9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Losmaken door rode knop van het
gordelslot 3 in te drukken om de slui‐
ting 2 te ontgrendelen.
Veiligheidsgordel 1 geleiden naar‐
mate deze automatisch oprolt.
9 Waarschuwing
Controleer vóór het achterin
plaatsnemen of de zitplaatsen
achterin en de rugleuningen
geheel zijn vastgeklikt.
Zitplaatsen achterin 3 51.
Voorzichtig
Maak ter voorkoming van schade
aan de auto altijd de veiligheids‐
gordels achter vast, ook als daar
niemand zit.
Page 60 of 267

58Stoelen, veiligheidssystemenGebruik van de veiligheidsgordel
tijdens de zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag
mogelijk over het bekken lopen
om druk op de buik te voorkomen.
Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het afgaan worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐ merkt.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
kunnen de airbagsystemen op
explosieve wijze in werking
treden.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
zitten de regelelektronica van het
airbagsysteem en de gordelspan‐
ners. In dit gebied geen magneti‐
sche voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de
afdekkingen van de airbags en
bedek ze niet met andere materia‐
len.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐ tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Bij het ontplooien van de airbags kunnen ontsnappende hete gassenbrandwonden veroorzaken.
Controlelamp v voor airbagsystemen
3 97.
Kinderveiligheidssystemen op de
passagiersstoel met
airbagsystemen
Waarschuwing conform ECE R94.02 :